33 400 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2013

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2013

In het VAO zee- en binnenvaart van 14 maart jongstleden (Handelingen II, 2012/13, nr. 62, debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 maart 2013 over zee- en binnenvaart) heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de mogelijkheden om de huidige sluisbedieningstijden op de Maasroute te handhaven.

Allereerst wil ik benadrukken dat Rijk en regio de afgelopen jaren veel hebben geïnvesteerd in het vaarwegennetwerk van Nederland en dat hier dan ook zo optimaal mogelijk gebruik van moet worden gemaakt. Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 13 februari 2013 (Kamerstuk 33 400 A, nr. 48) heb aangegeven, zal ik ondanks de bezuinigingen de komende jaren blijven investeren in de vaarwegen. Ik heb daarbij zo veel mogelijk prioriteit gegeven aan de belangrijkste verbindingen op het internationaal kernnet goederenvervoer en de hoofdvaarwegen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarover de grootste volumes worden vervoerd.

Tegelijkertijd moet ik echter ook een bezuiniging van 17,5% op het totaal van de uitvoerende taken van Rijkswaterstaat invullen. Dit zal op al mijn beleidsterreinen voelbaar zijn en dus ook voor de scheepvaart. Ik heb de mogelijkheden onderzocht om de bedientijden voor de Maasroute te handhaven. Gezien het belang van deze route op het internationaal kernnet uit de SVIR ben ik bereid om het huidige bedieningsregime op de Maas te handhaven. Ik reken daarbij wel op de bereidheid vanuit de provincie Limburg om hieraan substantieel bij te dragen. De gesprekken met de provincie hierover zijn gaande, maar hebben nog niet tot een definitieve afspraak geleid.

Zoals eerder aangegeven in het VAO van 14 maart jl. heeft het handhaven van de bediening op de Maasroute, zelfs met een regionale bijdrage van de provincie Limburg, wel invloed op het invullen van de bedieningstaakstelling op de rijksvaarwegen. Ik ben op dit moment namelijk bezig met de invulling van de bezuinigingen op de bediening op alle vaarwegen. Hiertoe zal ook met de verschillende regio’s moeten worden gesproken over de mogelijkheden om meer of minder te bedienen en de bereidheid vanuit de regio om daaraan financieel bij te dragen.

Zonder een substantiële financiële bijdrage vanuit de regio’s zal het ontzien van de belangrijkste hoofdvaarwegen leiden tot een forse impact voor binnenvaart, recreatievaart en ondernemers op en langs vaarwegen waarover kleinere volumes worden vervoerd, zoals de Brabantse kanalen, IJsselmeergebied (Afsluitdijk en Enkhuizen), de Veluwe randmeren, de Kop van Overijssel en een deel van de Zeeuwse wateren. Naar verwachting zullen de bedientijden in deze gebieden dan van 90-146 uur tot 60-90 uur per week beperkt moeten worden. Ook overdag en in het weekend zullen de gevolgen dan merkbaar zijn.

Voor 1 juli wil ik met de provincie Limburg tot overeenstemming komen en ik zal u daarover voor het zomerreces per brief informeren. Tegelijkertijd werk ik aan een nadere uitwerking van de bedientijden voor alle vaarwegen conform deze uitgangspunten waarbij ik graag in gesprek wil gaan met de sector, belanghebbende marktpartijen en regio’s om tot een zo optimaal mogelijke invulling van de taakstelling te komen. In de Bestuurlijke Overleggen rond het MIRT (najaar 2013) wil ik met de overige regio’s afspraken maken over de bedientijden op de verschillende vaarwegen.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven