33 270 Personeelsbehoefte rijksoverheid: strategie en planning

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2012

Hierbij bied ik u een reactie aan op het Algemene Rekenkamer rapport «Personeelsbehoefte rijksoverheid: strategie en planning». Uw verzoek om een reactie werd ingezonden op 7 juni 2012.

Op 22 mei heeft de Algemene Rekenkamer (AR) het rapport «Personeelsbehoefte rijksoverheid: strategie en planning» naar de Tweede Kamer verstuurd (TK 33 270, nr. 1). In het onderzoek is nagegaan in hoeverre de rijksoverheid anticipeert op de te verwachten grote uitstroom van personeel door middel van strategische personeelsplannen. Eén van de conclusies van de AR is dat de rijksoverheid naar verwachting vanwege bezuinigingen, reorganisaties, vergrijzing van het personeelsbestand en een krimpende arbeidsmarkt in de periode na 2015 problemen kan ondervinden bij het aantrekken van voldoende gekwalificeerd personeel. Het is belangrijk om tijdig te anticiperen op deze ontwikkelingen. Dit vereist een strategische personeelsplanning op het niveau van het Rijk, de departementen en uitvoeringsorganisaties, waarbinnen deze ontwikkelingen in samenhang worden bezien.

Ik heb op 16 april 2012 een kabinetsreactie gegeven op het conceptrapport. Voor de volledige reactie verwijs ik u naar deze kabinetsreactie (zie bijlage)1. Ik maak u graag attent op enkele hoofdpunten uit de reactie.

In reactie op het rapport onderschrijf ik namens de betrokken bewindspersonen de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om meer prioriteit te geven aan strategische personeelsplanning. Dat geldt ook voor de aanbeveling om een debat op gang te brengen over de modernisering van de rijksdienst en de consequenties daarvan voor de personele samenstelling. De geschetste ontwikkelingen vereisen een strategische personeelsplanning op het niveau van het Rijk, van departementen en uitvoeringsorganisaties. Het is om die reden dat het kabinet rijksbreed voortvarend heeft ingezet op de ontwikkeling van strategische personeelsplanning. Het staat hoog op de agenda van de rijksdienst.

In het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2020 zal worden ingegaan op de doelstellingen voor een evenwichtig en toekomstbestendig personeelsbestand. Deze worden op basis van de verwachte kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan personeel binnen het Rijk, de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en een visie op de toekomst van de Rijksoverheid als werkgever geformuleerd. Daar waar mogelijk gezamenlijk, daar waar nodig apart voor onderdelen van het Rijk. Mijn voorganger heeft aangegeven dat «De nota Strategische personeelsbeleid Rijk 2020» uiterlijk 1 november 2012 aan de Tweede Kamer wordt gezonden (brief van de minister van BZK 15 december 2011, moties aangenomen plenaire behandeling begrotingshoofdstuk BZK, TK 33 000 VII, nr. 108). De inhoud van het Strategisch Personeelsplan 2020 is uiteraard mede afhankelijk van de keuzes die een volgend kabinet maakt over de inhoud van publieke taken en de vormgeving daarvan. Ik verwacht daarom dat dit plan pas na het aantreden van een nieuw kabinet kan worden vastgesteld en kan worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

De visie van de Algemene Rekenkamer dat de gehele rijksdienst een uniform model van strategische personeelsplanning zou moet gebruiken, deel ik niet. De in 2011 ontwikkelde methodiek voor strategische personeelsplanning is niet bedoeld als blauwdruk, maar als handvat. Het afdwingen van deze methodiek zal niet per definitie leiden tot perfecte onderlinge vergelijkbaarheid of aggregeerbaarheid op rijksniveau. De verschillen in het primair proces maken het vrijwel onmogelijk, en feitelijk ook overbodig, om alle onderdelen en processen bij het rijk bij elkaar op te tellen. Wat van belang is, dat daar waar raakvlakken zijn uitwisseling (van informatie), ook op strategisch niveau, van de grond komt.

Tevens twijfelt de Algemene Rekenkamer of alle departementen eind 2012 zullen beschikken over strategische personeelsplannen. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat de departementen geen strategische personeelsplannen zullen opleveren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven