Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2020
Bij brief van 15 juli jl.1 heeft u het eindrapport van de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders ontvangen.
In mijn brief heb ik aangegeven dat er nog een aanvullend onderzoek zou plaatsvinden
naar aanleiding van vragen die zijn gesteld tijdens het Algemeen Overleg van de vaste
commissie voor Binnenlandse Zaken met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
op 4 maart 2020. Deze vragen hebben betrekking op de scheiding tussen de afdelingen
advies en onderzoek in het Huis, de wenselijkheid van een extern oordeel over afgehandelde
verzoeken door het Huis en de grensoverschrijdende samenwerking tussen het Huis, het
Openbaar Ministerie, politie en inspecties.
Op 11 september jl. heeft het onderzoeksbureau het aanvullende onderzoek voor de evaluatie
van de Wet Huis voor klokkenluiders afgerond. Hiermee bied ik u het aanvullende onderzoeksrapport
aan en is de evaluatie van de Wet Huis voor klokkenluiders afgerond2.
In mijn brief van 15 juli jl. heb ik tevens aangekondigd kort na de zomer een inhoudelijke
reactie te geven op het evaluatieonderzoek en de aanvulling daarop, de toekomstvisie
van het Huis, de brief van Transparency International en de verkenning naar de ondersteuningsmogelijkheden
voor klokkenluiders. Ik ging er toen nog vanuit dat het aanvullende evaluatieonderzoek
in augustus gereed zou zijn. Naar aanleiding van de evaluatie vinden op dit moment
nog gesprekken plaats tussen ambtenaren van mijn ministerie en het Huis voor klokkenluiders.
Mede op basis van deze gesprekken wordt mijn inhoudelijke reactie op de evaluatie,
de toekomstvisie van het Huis en de verkenning naar de ondersteuningsmogelijkheden
voor klokkenluiders voorbereid.
Ik streef ernaar mijn inhoudelijke reactie voor het einde van dit jaar aan uw Kamer
te sturen. Daarbij betrek ik ook mijn reactie op de brief van Transparency International.
Tevens zal ik in deze brief ingaan op de meegenomen punten in de evaluatie die aan
de Eerste Kamer zijn toegezegd.3
Een brief van gelijke strekking gaat naar de Eerste Kamer.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren