33 255 Besluit houdende wijziging van lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing op deze lijst van het middel Qat

Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2016

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, het rapport «Evaluatie Qatverbod», van het Bonger-instituut voor Criminologie1.

Begin 2013 is Qat op lijst II van de Opiumwet geplaatst. Daarmee is bezit, verkoop, teelt en handel in qat strafbaar geworden. Het kabinet besloot destijds tot deze wetswijziging op basis van de uitkomsten van onderzoek door het Trimbos-instituut, uitgevoerd in opdracht van het toenmalige Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directoraat Generaal Wonen, Wijken en Integratie (Van Veen en de Jong, 2011). Uit het onderzoek bleek dat qat voornamelijk wordt gebruikt binnen de leden van Somalische bevolkingsgroepen in ons land. Met name frequent gebruik bleek niet alleen te leiden tot gezondheidsschade, maar ook tot sociale en maatschappelijke schade.

Bij het Kamerdebat over de voorgenomen wetswijziging werd de motie Bergkamp aangenomen (Kamerstuk 33 255, nr. 3), waarin de regering werd verzocht het verbod op qat na twee jaar te evalueren en de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten. Met de oplevering van dit onderzoek wordt invulling gegeven aan deze motie. Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd door het Bonger-instituut van de Universiteit van Amsterdam. De evaluatie omvat de resultaten van een multi-methodische aanpak die bestond uit een gebruikerssurvey, focusgroepen met leden uit de Somalische gemeenschap, interviews met lokale experts en interviews met handhavings- en opsporingsdeskundigen.

De belangrijkste bevindingen van het rapport zijn de volgende:

  • Sinds het verbod is qat moeilijker beschikbaar, vaak van slechtere kwaliteit en de prijs is vele malen hoger dan voor het verbod. Dit lijkt te wijzen op een beperktere omvang van de handel.

  • Lokale experts en focusgroepen geven aan dat het aantal qatgebruikers gedaald is. Ook geeft een groot deel van de gebruikers die deelnamen aan het survey aan minder qat te gebruiken dan voor het verbod.

  • Er zijn geen aanwijzingen die duiden op een verschuiving naar het gebruik van andere illegale drugs of NPS. Respondenten uit het gebruikerssurvey geven aan dat zij meer alcohol zijn gaan drinken sinds het verbod. Overigens is dit gebruik veel lager dan onder de rest van de Nederlandse bevolking.

  • Er zijn minder gebruikers van qat, maar onder hen lijken er wel relatief meer problematische gebruikers te zijn.

  • De daling van het qatgebruik heeft (nog) niet geleid tot minder werkloosheid en meer participatie.

  • (Frequent) qatgebruik is één van de factoren die de integratie van de Somalische gemeenschap negatief beïnvloedt. Daling van het aantal qatgebruikers betekent derhalve dat de bijdrage van de factor qatgebruik is verminderd.

  • De andere factoren die in het rapport worden gesignaleerd als belemmerend voor integratie zoals hoog-analfabetisme, laag geletterdheid en geringe participatie, lijken nog dezelfde rol te spelen.

  • De overlast op lokaal niveau in wijken en buurten is afgenomen. Tegenwoordig ontvangt de politie weinig klachten meer over overlast die gerelateerd is aan qat.

  • De (nu illegale) handel in qat is vrijwel geheel uit het zicht verdwenen.

Op basis van deze resultaten concludeer ik dat de plaatsing van qat op lijst II van de Opiumwet tot overwegend positieve resultaten heeft geleid, met name op het gebied van gebruik, handel en overlast.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven