Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33241 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33241 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Ziektewet en enige andere wetten aan te passen teneinde ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel, waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, toegevoegd, luidende:
het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien het een persoon jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van die wet.
B
Na artikel 19 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 19 heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde, indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19; en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, heeft de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, houdt de verzekerde die met arbeid meer verdient dan 65% van het maatmaninkomen per uur recht op ziekengeld tot een jaar na de dag waarop hij met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur ging verdienen.
4. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, worden tijdvakken van ongeschiktheid tot werken samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
5. Onder maatmaninkomen wordt verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
1. Het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa, wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Van een arbeidskundig onderzoek kan onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden worden afgezien.
2. Bij het vaststellen van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen wordt, zo mogelijk, rekening gehouden met verkregen nieuwe bekwaamheden, maar wordt buiten beschouwing gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen.
3. Onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, tweede en derde lid, en artikel 19aa, eerste en vijfde lid, nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.
5. De voordracht voor een krachtens het vierde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel van bestuur, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
6. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, maakt de verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van de bij ministeriële regeling vastgelegde wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen kunnen ondersteunen.
C
In de artikelen 19a, derde lid, onderdeel b, 19b, tweede lid, en 19c, tweede lid, wordt «artikel 19» telkens vervangen door: de artikelen 19 en 19aa.
D
Artikel 29a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid vervalt: ter hoogte van haar dagloon.
2. In het zesde lid wordt «Artikel 30 blijft» vervangen door: De artikelen 29g en 30 blijven.
E
Na artikel 29d worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van de artikelen 29, zevende en achtste lid, 29a, eerste, tweede en vierde lid, 29b, vijfde lid, en 29d, tweede lid, bedraagt het ziekengeld van de verzekerde, die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet:
a. gedurende een periode van drie maanden 70% van het dagloon;
b. na afloop van de periode, bedoeld in onderdeel a, 0,7 * (M – I), waarbij M staat voor het minimumloon of het dagloon in het geval het minimumloon per dag hoger is dan het dagloon en I voor het inkomen.
2. De periode, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt verlengd met een maand voor ieder volledig kalenderjaar dat het arbeidsverleden de duur van drie kalenderjaren overstijgt.
3. De duur van de verlengde periode, bedoeld in het tweede lid, wordt verminderd met:
a. de perioden waarin de verzekerde tijdens een eerder recht op ziekengeld gedurende de verlengde periode ziekengeld ontving;
b. de duur van de ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet, indien de verzekerde die uitsluitend op grond van artikel 7, onderdeel a, als verzekerde werd beschouwd, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet:
1°. geheel of gedeeltelijk is geëindigd wegens het gaan verrichten van arbeid in dienstbetrekking, op de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken recht op herleving van die uitkering zou hebben gehad, indien hij op die dag geen recht had gekregen op ziekengeld;
2°. is geëindigd wegens het ontvangen van een uitkering op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken deze laatste uitkering genoot.
4. De duur van de periode waarin het ziekengeld op grond van het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 70% van het dagloon bedraagt, wordt verminderd met de duur van de ontvangen loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet, indien de verzekerde voor de toepassing van deze wet uitsluitend op grond van de artikelen 7, onderdeel a, als verzekerde werd beschouwd onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken.
5. In afwijking van het vierde lid is de duur van de periode waarin het ziekengeld op grond van het eerste lid, onderdeel a, 70% van het dagloon bedraagt ten minste drie maanden, indien de verzekerde ziekengeld ontvangt op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, of artikel 29a.
6. Artikel 31, tweede lid, is na afloop van de periode, bedoeld in onderdeel a en het tweede lid, niet van toepassing.
7. Voor het bepalen van de periode van drie maanden, bedoeld in het eerste lid,worden perioden van ongeschiktheid samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin uitkering in verband met zwangerschap of bevalling op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8 of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg wordt genoten, tenzij de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak.
8. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
1. Het arbeidsverleden, bedoeld in artikel 29e, wordt berekend door samentelling van:
a. het aantal kalenderjaren, gelegen in de periode vanaf en met inbegrip van 1998 tot en met het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de dag is gelegen waarop het recht op ziekengeld op grond van deze wet is ontstaan, waarover de werknemer aantoont over 52 of meer dagen per jaar loon te hebben ontvangen; en
b. het aantal kalenderjaren vanaf en met inbegrip van het jaar waarin de werknemer zijn 18e verjaardag bereikte tot 1998.
2. Een kalenderjaar wordt in aanmerking genomen bij de berekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien volgens de informatie als bedoeld in artikel 33d van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de werknemer in dat jaar over 52 of meer dagen loon heeft ontvangen.
3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden met dagen waarover loon is ontvangen, gelijkgesteld:
a. dagen waarover recht bestond op een uitkering die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of met een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voor zover deze uitkering wordt toegekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% respectievelijk wordt toegekend over periodes waarin de verzekerde slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur;
b. dagen waarover een persoon een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80% of een toelage op grond van dat hoofdstuk, die al dan niet vermeerderd met de arbeidsongeschiktheidsuitkering 70% of meer bedraagt van het dagloon, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is of zou zijn berekend.
4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden niet reeds in aanmerking genomen kalenderjaren waarin een persoon recht heeft op kinderbijslag op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet of een andere gezinsbijslag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (PbEU L166) voor een tot zijn huishouden behorend kind dat bij de aanvang van dat kalenderjaar de leeftijd van vijf jaar niet heeft bereikt, voor de helft gelijkgesteld met kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is ontvangen. De in de eerste zin bedoelde persoon wordt aangemerkt als verzorgend persoon.
5. In afwijking van het vierde lid worden over de periode tot 1 januari 2005, waarin een persoon recht heeft op kinderbijslag op grond van artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet of een andere gezinsbijslag als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (PbEU L166) voor een tot zijn huishouden behorend kind dat bij de aanvang van dat kalenderjaar de leeftijd van vijf jaar niet heeft bereikt, gelijkgesteld met, en worden dergelijke kalenderjaren over de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 voor drie kwart gelijkgesteld met, kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is ontvangen.
6. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden niet reeds in aanmerking genomen kalenderjaren vanaf en met in begrip van een bij ministeriële regeling nader te bepalen kalenderjaar, waarin een persoon inkomsten ontvangt voor het verlenen van zorg op grond van een regeling voor persoonsgebonden budget, die is gegrond op artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of op artikel 5, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning, of die voldoet aan artikel 14a van de Zorgverzekeringswet, voor de helft gelijkgesteld met kalenderjaren waarin over 52 of meer dagen loon is ontvangen, tenzij hij deze inkomsten ontvangt uit arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Ziektewet. De eerste zin is uitsluitend van toepassing indien de in de eerste zin bedoelde persoon aantoont dat deze zorgverlening aan deze voorwaarden voldoet of heeft voldaan. Die persoon wordt aangemerkt als verzorgend persoon. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van dit lid.
7. Het vierde, vijfde en zesde lid vinden geen toepassing indien de verzorgende persoon in een kalenderjaar voor een periode langer dan een half jaar als werknemer in de zin van een wettelijke regeling inzake werkloosheid recht heeft op een uitkering ter zake van werkloosheid of op de loongerelateerde uitkering op grond van hoofdstuk 7 van deze wet.
8. Voor de toepassing van het vierde en vijfde lid wordt onder:
a. een kind verstaan een eigen, aangehuwd of pleegkind;
b. een pleegkind verstaan een kind dat als een eigen kind wordt onderhouden en opgevoed.
9. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, worden dagen, tot een maximum van achttien maanden, waarover de werknemer onbetaald verlof heeft genoten, gelijkgesteld met dagen, waarover loon is ontvangen.
10. Voor de toepassing van dit artikel wordt niet als loon beschouwd een uitkering:
a. op grond van de Werkloosheidswet, met uitzondering van een uitkering op grond van hoofdstuk IV van die wet;
b. op grond van hoofdstuk 7 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, met uitzondering van een uitkering aan de persoon die slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur;
c. op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%; of
d. die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering als bedoeld in onderdeel a, b of c.
11. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:
a. ter vaststelling van het aantal dagen waarover loon is ontvangen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid;
b. op grond waarvan voor het bepalen van het aantal van 52 dagen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, dagen waarover, anders dan bedoeld in het negende lid, geen loon is ontvangen, worden gelijkgesteld met dagen waarover loon is ontvangen.
1. De verzekerde die ziekengeld ontvangt is verplicht in voldoende mate te trachten mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid te behouden of te verkrijgen.
2. Ter naleving van de plicht, bedoeld in het eerste lid, is de verzekerde die ziekengeld ontvangt in elk geval verplicht:
a. zich geneeskundig te laten behandelen of aanwijzingen van een arts op te volgen indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het re-integratiebedrijf in opdracht van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, daartoe opdracht geeft en zijn genezing niet te belemmeren;
b. mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op zijn inschakeling in de arbeid, die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wenselijk acht voor verkrijging van mogelijkheden tot verrichten van passende arbeid;
c. mee te werken aan aanpassing van de arbeidsplaats en aan persoonsgebonden voorzieningen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt voor verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid en zo nodig trachten die aanpassing en die voorzieningen te verkrijgen;
d. mee te werken aan het opstellen van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en het re-integratieplan, bedoeld in artikel 30a, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
e. te voldoen aan verplichtingen die zijn opgenomen in het plan van aanpak en het re-integratieplan, bedoeld in onderdeel d.
F
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De zieke werknemer is verplicht:
a. passende arbeid te verrichten indien hij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld;
b. in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen; en
c. geen eisen te stellen in verband met door hem te verrichten arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
2. In het tweede lid wordt «artikel 31, eerste lid» vervangen door: de artikelen 29e of 31.
G
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen 29g en 30, eerste en tweede lid.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waarbij bepaalde groepen werknemers worden vrijgesteld van verplichtingen, hun op grond van de artikelen 29g en 30, eerste lid, opgelegd.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan aan werknemers in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan worden verleend van verplichtingen, hun op grond van artikel 30, eerste lid, opgelegd.
H
Aan artikel 39 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa, vast, en controleert of de verzekerde, bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, recht heeft op ziekengeld.
I
In artikel 45, eerste lid, onderdeel k, wordt «op grond van artikel 30» vervangen door: op grond van de artikelen 29g of 30.
J
In artikel 52e, eerste lid, wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
K
In artikel 63a, tweede lid, wordt na «28, eerste lid,» ingevoegd: 29g, tweede lid,.
L
In artikel 63b, tweede lid, vervalt: en verhaalt het deze uitkering, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, op de bank of verzekeraar, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen.
M
Artikel 63c komt te luiden:
1. De eigen risicodrager neemt ter zake van de begeleiding van zijn zieke werknemers artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van de Arbeidsomstandighedenwet in acht en legt bij de aanvraag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen, een afschrift over van de schriftelijke vastlegging, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de eerstgenoemde wet.
2. Indien de werkgever zich met betrekking tot de begeleiding van zijn zieke werknemers niet meer laat bijstaan door een persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de bijstand, bedoeld in onderdeel b van dat lid of een arbodienst als bedoeld in die wet meldt hij dat zo spoedig mogelijk. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 455 indien de werkgever deze verplichting niet is nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en vijfde lid, 45c, en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3. De toestemming, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen kan, onverminderd het tiende lid van dat artikel, door de inspecteur, bedoeld in artikel 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen, zonder aanvraag van de werkgever met onmiddellijke ingang bij voor bezwaar vatbare beschikking worden beëindigd, indien de werkgever zich met betrekking tot de begeleiding van zijn zieke werknemers niet meer laat bijstaan door een persoon als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet die belast is met de bijstand, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, of een arbodienst als bedoeld in die wet.
N
In artikel 72c, tweede lid, wordt na «ongeschiktheid tot werken» ingevoegd: , waarvoor geen beoordeling als bedoeld in artikel 19ab, eerste lid, nodig is,.
O
Artikel 73a komt te luiden:
1. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking waaraan een verzekeringsgeneeskundige of arbeidskundige beoordeling als bedoeld in artikel 19ab, eerste lid, ten grondslag ligt, beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, binnen zeventien weken of, indien het advies vraagt aan een deskundige die niet onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is, binnen eenentwintig weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2. Indien in verband met het geven van een beslissing op bezwaar een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beslissing op bezwaar niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn gegeven kan worden, wordt de beslissing, in afwijking van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verdaagd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verdaging schriftelijk in kennis gesteld.
P
Aan artikel 75k wordt na «twee weken» toegevoegd: , tenzij het geschil betrekking heeft op een beoordeling als bedoeld in artikel 19ab.
Q
Aan hoofdstuk II van afdeling 5 worden twee artikelen waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
1. Artikel 19aa is niet van toepassing op de verzekerde wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid is gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. De artikelen 19a, derde lid, onderdeel b, 19b, tweede lid, en 19c, tweede lid, zoals deze artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van die wet blijven van toepassing op de verzekerde, bedoeld in de eerste zin.
2. Op de verzekerde, wiens eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters is artikel 29g niet van toepassing en blijft artikel 30, eerste lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van die wet, van toepassing.
3. Artikel 29e is niet van toepassing op de verzekerde wiens eerste dag van ongeschiktheid tot werken is gelegen voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters.
1. Artikel 19aa is niet van toepassing op de verzekerde die:
a. verzekerd is op grond van artikel 16 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; of
b. recht heeft op toekenning of heropening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de artikelen 19a, 20, 43a onderscheidenlijk 47, 47a of 47b van die wet.
2. In afwijking van artikel 29e, eerste lid, onderdeel b, houdt de verzekerde, bedoeld in artikel 29e, eerste lid, die tevens recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of hoofdstuk 3 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten na afloop van de periode, bedoeld in artikel 29e, eerste lid, onderdeel a, ziekengeld ter hoogte van 70% van zijn dagloon. Artikel 31, tweede lid, is van toepassing.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de tweede en derde zin.
2. Het zesde lid vervalt.
B
Artikel 31, tweede zin, vervalt.
C
Artikel 38 komt te luiden:
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
werkgevers ten laste van wie, in het tweede kalenderjaar dat aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld vooraf is gegaan, loon waarover de premies op grond van dit hoofdstuk worden geheven, is gekomen dat gelijk is aan, meer of minder bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen omvang van het gemiddelde van dit loon, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 1 van dit hoofdstuk, per werknemer in dat kalenderjaar.
2. Het UWV stelt vast:
a. voor de berekening van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk rekenpercentage;
b. voor de berekening van het rekenpercentage, bedoeld in onderdeel a, een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk gemiddeld percentage.
3. Elk jaar wordt met ingang van 1 januari een opslag of korting vastgesteld waarmee het in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde percentage wordt verhoogd respectievelijk verlaagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de opslag of korting naar categorie werkgevers voor de werkgever afzonderlijk of per sector als bedoeld in artikel 95, wordt vastgesteld, waarbij de korting of opslag voor werkgevers per sector of sectoronderdelen kan verschillen of op nihil kan worden vastgesteld. Indien een werkgever met toepassing van de artikelen 96 of 97 is aangesloten bij verschillende sectoren, wordt voor elk bedrijfsonderdeel van de werkgever waar werkzaamheden worden verricht die behoren tot een afzonderlijke sector, de opslag of korting toegepast als was dat bedrijfsonderdeel een afzonderlijke werkgever. Voor de werkgever voor wie de korting of opslag afzonderlijk wordt vastgesteld, stelt de inspecteur de korting of opslag vast bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4. De inspecteur stelt in geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, de vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw bij voor bezwaar vatbare beschikking vast voor de werkgever die een onderneming of een deel daarvan verkrijgt en voor de werkgever die een deel van zijn onderneming overdraagt.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de wijze waarop het rekenpercentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en het gemiddelde percentage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden vastgesteld, rekening houdend met de verschillende lasten voor de Werkhervattingskas;
b. de wijze waarop de in het derde en het vierde lid, bedoelde opslag en korting worden berekend;
c. de percentages die op grond van dit artikel ten hoogste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel mogen gelden en omtrent de percentages die op grond van dit artikel ten minste voor categorieën van werkgevers, sector of sectoronderdeel gelden.
6. Beschikkingen van de inspecteur op grond van dit artikel worden genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV.
D
In artikel 38a, eerste lid, wordt «artikel 38, eerste lid» vervangen door: artikel 38, tweede lid.
E
Artikel 40, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in onderdeel a na «stonden» ingevoegd: en de overlijdensuitkeringen op grond van die wet aan nabestaanden van deze personen.
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkeringen overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
3. In tweede lid wordt na «het eerste lid» ingevoegd: , onderdeel b,
4. In het zevende lid, tweede zin, vervalt: artikel 63b, derde lid, van de Ziektewet, respectievelijk.
5. In het achtste lid wordt «strekt zich niet uit tot: a. ziekengeld dan wel WGA-uitkering» vervangen door « strekt zich niet uit tot een WGA-uitkering» en vervalt, onder vervanging van de puntkomma na «kernongevallen» door een punt: onderdeel b.
6. In het twaalfde lid wordt «WGA-uitkering» vervangen door: van de WGA-uitkering en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
7. In het dertiende lid wordt «eerste lid, onderdeel c» vervangen door: eerste lid, onderdeel b.
8. Het zeventiende lid wordt vernummerd tot zestiende lid.
F
Het opschrift § 1. Algemeen, § 2. Eigenrisicodragen Ziektewet en de artikelen 43 en 44 en het opschrift § 3 Eigenrisicodragen Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in afdeling 5 vervallen.
G
Artikel 46 komt te luiden:
1. Bij de vaststelling van de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38, blijven ten aanzien van de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b, en c van de Ziektewet, en overlijdensuitkeringen vermeerderd met een door het UWV vast te stellen opslag in verband met kosten voor de betaling van uitkeringen en van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 63a, eerste lid, van die wet, alsmede de op grond van enige wet over die uitkeringen verschuldigde premies en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, buiten beschouwing.
2. De startende werkgever, bedoeld in artikel 40, negende lid, is in afwachting van de door de inspecteur te nemen beslissing op aanvraag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande werknemers de gedifferentieerde premie als vastgesteld op grond van het eerste lid verschuldigd.
H
Artikel 46a komt te luiden:
1. Bij de vaststelling van de gedifferentieerde premie, bedoeld in artikel 38, blijven ten aanzien van de eigenrisicodrager met betrekking tot het risico van betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, de door eigenrisicodrager op grond van artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen te betalen WGA uitkeringen en overlijdensuitkeringen en over die uitkeringen verschuldigde verschuldigde premies en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, buiten beschouwing.
2. De startende werkgever, bedoeld in artikel 40, negende lid, is in afwachting van de door de inspecteur te nemen beslissing op aanvraag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, over het loon van de tot hem in dienstbetrekking staande werknemers de gedifferentieerde premie als vastgesteld op grond van het eerste lid verschuldigd.
I
In artikel 76a, tweede lid, wordt artikel 38, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 38, tweede lid, onderdeel a.
J
In artikel 99, onderdeel d, wordt «de Ziektewet, anders dan op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c van die wet» vervangen door: artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet.
K
Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden: a. de op grond van de Werkloosheidswet te betalen uitkeringen, met uitzondering van de uitkeringen, bedoeld in artikel 104, eerste lid.
2. Onderdeel b komt te luiden: b. de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet te betalen uitkeringen;
3. De onderdelen f en j vervallen.
4. In de onderdelen c, d en l wordt «de in de onderdelen a en b» vervangen door: de in onderdeel a.
5. In onderdeel k wordt «in de onderdelen a en b» vervangen door «in onderdeel a» en vervalt «en hoofdstuk IIA van de Ziektewet».
L
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. In het eerste lid vervallen de onderdelen d, e, f en g.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij ministeriële regeling wordt een jaarlijkse bijdrage vastgesteld die in een kalenderjaar ten gunste komt van het sectorfonds waarin werkgevers op grond van artikel 95 zijn ingedeeld, die zich in het kader van de uitoefening van hun bedrijf of beroep bezighouden met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder leiding en toezicht van de derde, waarbij die werknemers werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarin tevens een beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen, voor:
a. WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht van uitkering op grond van die wet is ontstaan te rekenen vanaf die dag;
b. ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c, en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 35 van de Ziektewet.
M
Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de onderdelen c, d, g, h, j, en k.
2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «onderdelen a tot en met d» vervangen door: onderdelen a en b.
3. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «onderdelen a tot en met d» vervangen door: onderdelen a en b.
4. In het vierde lid wordt «105, eerste en derde lid» vervangen door «105, eerste lid» en vervalt «, met dien verstande, dat het UWV ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds brengt, voor zoveel dit uitkeringen, bedoeld in artikel 104, eerste lid, onderdeel d, betreft die meer bedragen dan dit maximum».
5. Onder vernummering van het zevende en achtste lid tot achtste en negende lid wordt na het zesde lid een artikel ingevoegd, luidende:
7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en d, en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, voor zover voor de betaling van die uitkering de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid, van de Ziektewet en artikel 82, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet het risico draagt, niet ten laste van een sectorfonds komen, maar van andere fondsen.
6. Het vijfde en zesde lid vervallen onder vernummering van het zevende (nieuw), achtste (nieuw) en negende (nieuw) lid tot vijfde, zesde, en zevende lid.
N
Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij de vaststelling van het maximum, bedoeld in het eerste lid, blijven buiten beschouwing de bedragen die ten laste van een sectorfonds komen op grond van artikel 104, eerste lid, onderdeel i.
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot derde lid, vervallen het derde en vierde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «maximum, bedoeld in het eerste en derde lid» vervangen door: maximum, bedoeld in het eerste lid.
O
In artikel 107 vervallen de onderdelen f, g, h, i en j.
P
Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Ziektewet te betalen uitkeringen aan de personen, bedoeld in artikel 24;
2. Het eerste lid, onderdelen c, d, g, h en l, vervalt.
3. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «onderdelen a tot en met d» vervangen door: onderdeel a en b.
4. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «onderdelen a tot en met d» vervangen door: onderdeel a en b.
5. Het tweede lid komt te luiden:
2. Ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid komen voorts de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het re-integratiebedrijf, bedoeld in het achtste lid van dat artikel een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het UWV deze uitkering met toepassing van artikel 79 van de Werkloosheidswet niet kan verhalen op de overheidswerkgever.
6. Het derde lid vervalt.
Q
Artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel h vervalt: in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 115, eerste lid, onderdeel d.
2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel h worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
i. de bijdragen van de werkgever of de eigenrisicodrager of de werknemer in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 32, eerste, tweede, derde en vierde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
j. de bedragen die het UWV ontvangt door toepassing van de artikelen 38, vierde lid, 39a, 45a, 63a, derde tot en met vijfde lid, 63b, tweede lid, en 63c, tweede lid, van de Ziektewet.
R
Artikel 115 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «de artikelen 56, 104, 108 en 117b» vervangen door: de artikelen 56 en 117b.
2. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt: paragraaf 2, en de op grond van artikel 3:30.
3. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f en g, en artikel 70 van de Ziektewet te betalen uitkeringen en de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, toegekend aan een werknemer direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel g, bestond;
4. Het eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:
r. de uitvoeringskosten, voor zover die betrekking hebben op de in de onderdelen a tot en met e bedoelde uitkeringen;
5. Aan het eerste lid worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:
s. de kosten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 63a, vierde en vijfde lid, van de Ziektewet alsmede de schade, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, die wordt vergoed aan een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten;
t. de kosten van onderzoek, bedoeld in artikel 32, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
u. de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, voor zover de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid, van de Ziektewet niet het risico draagt voor de betaling van die uitkering;
v. de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b, en c, van de Ziektewet, die op grond van artikel 63a, derde lid, van die wet door het UWV worden betaald en niet kunnen worden verhaald op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a;
w. de bijdrage, bedoeld in artikel 103, tweede lid.
S
Artikel 117a komt te luiden:
Ten gunste van de Werkhervattingskas komen:
a. de gedifferentieerde premie op grond van de artikelen 38, tweede lid, en 38a, eerste lid, en de premie op grond van artikel 76a voor zover deze de gedifferentieerde premie op grond van artikel 38, tweede lid, niet overschrijdt;
b. de gelden die het UWV ontvangt met toepassing van de artikelen 76, 83, derde lid, 84, tweede en vierde lid, 91 en 99 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in verband met uitkeringen als bedoeld in artikel 117b, eerste lid;
c. de gelden die door toepassing van artikel 118 worden overgeheveld uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
T
Artikel 117b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ten laste van de Werkhervattingskas komen de door het UWV te betalen:
a. WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gedurende de periode die op grond van artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht van uitkering op grond van die wet is ontstaan te rekenen vanaf die dag;
b. ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c, en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 35 van de Ziektewet;
c. de op grond van enige wet over de uitkeringen, bedoeld in de onderdelen a en b, door het UWV verschuldigde premies en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet.
2. Het derde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan recht had op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel g, van de Ziektewet of het ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, betreft dat aan een werknemer is toegekend direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel g bestond;
3. Aan het derde lid worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
g. het uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, voor de betaling van die uitkering de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid, van de Ziektewet niet het risico draagt;
h. het uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, betreft toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, voor de betaling van die uitkering de eigenrisicodrager op grond van artikel 82, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet het risico draagt;
i. het ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c, betreft dat op grond van artikel 63a, derde lid, van de Ziektewet door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a.
4. Aan het vijfde lid worden onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel b, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. de kosten die verband houden met de uitvoering van artikel 30a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het re-integratiebedrijf, bedoeld in het achtste lid van dat artikel, recht heeft op een uitkering die ten laste komt van de Werkhervattingskas;
d. de uitvoeringskosten, voor zover deze betrekking hebben op de in het eerste lid bedoelde uitkeringen.
5. Het zesde en zevende lid vervallen en het achtste lid wordt vernummerd tot zesde lid.
U
Artikel 122 e komt te luiden:
De werkgever, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel IV onderdeel C, onderdeel 2, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters het risico draagt voor de betaling van de WGA uitkering, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, zoals dat artikel luidde voor die datum wordt na die datum geacht het risico te dragen voor betalingen als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, met ingang van die datum, indien hij een garantie overlegt als bedoeld in artikel 40, tweede lid, die betrekking heeft op het dragen van dit risico.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 23, vijfde lid, komt te luiden:
5. Voor het bepalen van de wachttijd worden niet in aanmerking genomen perioden gedurende welke:
a. een uitkering wordt genoten als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, onder 2°;
b. geen recht op ziekengeld bestond op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de Ziektewet.
B
In artikel 37, eerste lid, wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
C
Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van het eerste lid wordt toegevoegd: alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.
2. In het vierde lid wordt «indien de uitkering wordt toegekend aan de verzekerde die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet» vervangen door: indien de uitkering wordt toegekend aan de verzekerde die in de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht had op een uitkering op grond van artikel 29b en 29d van de Ziektewet.
D
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De eigenrisicodrager is bevoegd, met inachtneming van artikel 72 de door het UWV toegekende WGA-uitkering en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, namens het UWV te betalen aan de verzekerde, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderscheidenlijk de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in artikel 74, eerste lid.
2. In het derde lid wordt na «de uitkering» telkens in gevoegd «en de overlijdensuitkering» en wordt na «deze uitkering» telkens ingevoegd: en deze overlijdensuitkering.
E
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «dienstbetrekking» ingevoegd: alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid.
2. In het derde lid wordt na «overgedragen,» ingevoegd: alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid,.
In artikel 76a, eerste lid, van de Werkloosheidswet wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2:24, eerste lid, wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
B
In artikel 3:69, eerste lid, wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
In artikel 65g, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
In artikel 67e, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt «drie maanden» vervangen door: zes maanden.
Artikel 30a van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, tweede zin, wordt na «aan personen, die» ingevoegd: aanspraak maken op ziekengeld op grond van de Ziektewet of die.
2. Aan het derde lid, onderdeel c, wordt na «van toepassing zijn» ingevoegd: en ten aanzien van de personen, bedoeld in artikel 63a van de Ziektewet, voor de betaling van het ziekengeld aan wie de eigenrisicodrager in de zin van de Ziektewet het risico draagt.
Indien het bij koninklijke boodschap van 23 maart 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met het aanbrengen van grondslagen die hervorming van en bezuiniging op de kinderopvangtoeslag mogelijk maken en in verband met het incorporeren van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van de gemeente en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kinderopvangtoeslag (Kamerstukken 33 212) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt artikel 1.10 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De financiële middelen tot dekking van de uitgaven voor de kinderopvangtoeslag kunnen mede worden verkregen door het heffen van een opslag op de premie, bedoeld in artikel 36 van de Wet financiering sociale verzekeringen.
2. In het tweede lid vervalt: onderscheidenlijk de overheidswerkgever.
3. In het derde lid worden in de tweede zin «De artikelen 26 onderscheidenlijk 31» vervangen door: «Artikel 35» en «zijn» door: is.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33241-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.