Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2012
Hierbij wil ik u informeren over de voortgang van de invoering van de eed of belofte
voor de financiële sector.
In het regeerakkoord is opgenomen dat een eed of belofte zal worden ingevoerd met
strenge sancties. Ik onderschrijf ten volle het belang van de kernwaarden waar de
eed of belofte voor staat. Een wezenlijke gedrags- en cultuurverandering vergt immers
niet alleen regelgeving, maar kent ook een sterke morele dimensie. Momenteel ben ik
zorgvuldig aan het bekijken hoe een eed met strenge sancties adequaat kan worden vorm
gegeven. Hierbij houd ik ook rekening met de toezegging van mijn ambtsvoorganger om
de mogelijkheden van tuchtrecht in de financiële sector te verkennen.1
Eén van de aandachtspunten is de reikwijdte van mogelijke sancties in samenhang met
de reikwijdte van de eed of belofte. Ik wil deze zo goed mogelijk op elkaar laten
aansluiten en onduidelijkheid voor de sector zoveel mogelijk voorkomen. Om deze reden
heb ik er voor gekozen om vanaf 1 januari 2013 de eed of belofte vooralsnog alleen
verplicht te stellen voor personen die door de Autoriteit Financiële Markten (AFM)
en De Nederlandsche Bank (DNB) worden getoetst op hun geschiktheid, zoals beleidsbepalers
en commissarissen. Voor deze groep is reeds sprake van een strenge wettelijke sanctie.
Bij het niet naleven of overtreden van de eed of belofte kan een betrokkene, als ultimum
remedium, zijn functie niet langer uitoefenen. Overigens kijk ik ook voor deze groep
personen naar de mogelijkheid van aanvullende maatregelen.
Voor de invoering van een eed of belofte voor het overig personeel zal ik zorgvuldig
nader onderzoek verrichten in overleg met onder meer DNB en de AFM en de sector. Zodoende
kan in één keer een effectief stelsel van een eed of belofte voor het overig personeel
mét sancties worden gerealiseerd in plaats van gefaseerde invoering van in eerste
instantie een eed of belofte, en op een later moment sancties. Hiernaast biedt deze
benadering duidelijkheid voor de sector, en wordt voorkomen dat zij kort opeenvolgend
met verschillende maatregelen ten aanzien van hetzelfde onderwerp te maken krijgt.
Dit laat uiteraard onverlet dat de sector zelf voortgang kan maken met de introductie
van een bredere eed of belofte voor het overig personeel, en dat ik dit ook van harte
verwelkom.
Ik verwacht uw Kamer in het voorjaar van 2013 nader te kunnen informeren over mijn
beleidsvoornemens ten aanzien van dit totaalpakket aan maatregelen rond de eed of
belofte. Dit pakket zal worden gerealiseerd via een wetswijziging.
De minister van Financiën,
J. R. V. A. Dijsselbloem