Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2018
Hierbij bied ik u het eindrapport van de beleidsdoorlichting van artikel 34.3 «tenuitvoerlegging
strafrechtelijke sancties en maatregelen» aan1. Deze beleidsdoorlichting betreft de periode 2008 tot en met 2014 en gaat in op de
doelrealisatie, doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid in de betreffende
periode.
De belangrijkste beleidsdoelstelling van de onderzochte periode betreft het verder
terugdringen van de recidive door het ontwikkelen en implementeren van dadergericht
beleid. Op basis van twee onafhankelijke onderzoeken is geconcludeerd, dat die doelstelling
is gerealiseerd en dat het aannemelijk is dat het beleid daaraan een positieve bijdrage
heeft geleverd.
Tegelijkertijd wordt in de beleidsdoorlichting geconcludeerd dat het bij de ontwikkeling
van nieuw beleid te vaak ontbreekt aan concrete doelstellingen. Evenmin wordt al het
gevoerde beleid altijd geëvalueerd op doelrealisatie, doeltreffendheid en doelmatigheid.
Dit maakt het trekken van conclusies over de effecten van het beleid als het gaat
om de overige strafdoelen (vergelding, generale preventie en onschadelijkmaking) lastig.
De conclusies en aanbevelingen in het eindrapport adresseren deze onvolkomenheden.
De aanbevelingen zullen worden meegenomen bij de ontwikkeling van nieuw beleid en
de evaluatie van dat beleid.
Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) zijn onafhankelijke experts
betrokken bij de uitvoering van de beleidsdoorlichting. Als bijlage in het rapport
treft u het oordeel aan van professor dr. mr. C. Bijleveld (NSCR/VU) en drs. A. Menger
(Hogeschool Utrecht). Alhoewel de onderzoekers een deel van de conclusies onderschrijven,
zijn zij van mening dat niet voldoende is aangetoond dat het gevoerde dadergerichte
beleid een positief effect heeft gehad op de daling van de recidive. Ik ben het overigens
eens met de experts dat het zinnig is om te bezien of het mogelijk is om het gevoerde
beleid op andere manieren, dan tot nu toe, wetenschappelijk te evalueren op doeltreffendheid
en doelmatigheid.
Tevens is als bijlage de beantwoording van de motie van het lid Schouw inzake de evaluatie
van het meerpersoonscelgebruik toegevoegd.2
Waar onderhavige beleidsdoorlichting de tenuitvoerlegging van sancties bij volwassenen
als onderwerp heeft, richt de beleidsdoorlichting van artikel 34.5 zich op de tenuitvoerlegging
van jeugdsancties. Ook die doorlichting is bijna gereed en zal u op korte termijn
worden aangeboden.
Recidive
Naast de beleidsdoorlichting bied ik u ook het rapport «Recidive onder justitiabelen
in Nederland, een verslag over de periode 2004 tot en met 2016» aan3. Deze rapportage zal vanaf heden tweejaarlijks aan uw Kamer worden aangeboden. Uit
dit rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) blijkt
dat na een jarenlange daling van de recidive, nu sprake is van een lichte toename.
Dit geldt zowel voor volwassen als jeugdige daders.
Bovenstaande betekent dat het succesvolle beleid van de afgelopen jaren niet alleen
moet worden gecontinueerd maar ook verder versterkt. Hiervoor stelt het kabinet vanaf
dit jaar extra middelen beschikbaar. In mijn visie op gevangenisstraffen «Recht doen, kansen bieden» kom ik hierop uitgebreid terug.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker