Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 februari 2012
Op grond van de regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie vindt periodiek
een beleidsdoorlichting plaats op de operationele doelstellingen van begrotingsartikelen.
Ditmaal is beleidsartikel 1 van de begroting Koninkrijksrelaties onderzocht. Dit artikel
heeft als doelstelling het waarborgen van de rechtszekerheid en mensenrechten in het Caribisch deel van het
Koninkrijk. In de beleidsdoorlichting wordt bezien wat het effect is van de ingezette instrumenten,
te weten de Kustwacht voor het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied,
het Recherchesamenwerkingsteam, de rechterlijke macht en ondersteuning van het gevangeniswezen.
Het rapport over de beleidsdoorlichting doe ik u hierbij toekomen1.
De beleidsdoorlichting is uitgevoerd door medewerkers van het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelatie zelf. Mijn ambtsvoorganger heeft voor deze aanpak gekozen,
om zo een bijdrage te leveren aan de taakstelling voor externe inhuur. De uitgevoerde
beleidsdoorlichting bestrijkt de afgelopen Kabinetsperiode (februari 2007–oktober
2010).
Bij het rapport is gevoegd het resultaat van de onafhankelijke toets naar de beleidsdoorlichting,
die in dit geval is uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum
(WODC)1. Het WODC oordeelt dat met de beleidsdoorlichting «een leesbare en met verschillende
bronnen onderbouwde verantwoording van het gevoerde beleid op artikel 1 (de waarborgfunctie)
is verkregen. Tevens is de ruimte genomen om lering te trekken uit de ervaringen tot
op heden.» Hiermee voldoet de beleidsdoorlichting aan de gestelde eisen.
De waarborgfunctie is een instrument van het Koninkrijk op grond van het Statuut voor
het Koninkrijk der Nederlanden. Het waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten
betreft in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de autonome landen Aruba,
Curaçao en Sint Maarten zelf. Indien de landen hier onvoldoende toe in staat zijn,
bestaat voor het Koninkrijk op grond van artikel 43 van het Statuut de mogelijkheid in te grijpen. Dit is een ultimum remedium en dient zo veel mogelijk voorkomen te worden. Mijn beleid is dan ook vooral preventief
van aard. Door bij te dragen aan het verbeteren van instituties binnen de rechtshandhavingketen,
wordt de rechtszekerheid vergroot.
Ik onderschrijf de conclusies en aanbevelingen van het rapport en zal deze meewegen
in de verdere vormgeving van het beleid ter versterking van de rechtshandhaving in
de landen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies