Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2018
Tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2017 van Justitie en Veiligheid
op 13 juni 2018 (Kamerstuk 34 950 VI, nr. 15) heb ik toegezegd aan het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) van de strafrechtketen te
vragen of het begrip ophelderingspercentage anders kan worden ingericht. In deze reactie
licht ik de reactie van het BKB toe.
Aanleiding voor mijn toezegging waren opmerkingen van leden van uw Kamer dat het ophelderingspercentage
slechts het (relatieve) aantal misdrijven weergeeft waarvoor verdachten in beeld waren
en niet het (relatieve) aantal daders dat is gestraft voor deze misdrijven.
Zoals ik tijdens genoemd overleg met de Tweede Kamer al inbracht geeft het ophelderingspercentage
wel degelijk zinvolle informatie. Het geeft immers weer hoe vaak het de politie en
het OM lukt om een verdachte aan een misdrijf te koppelen. De indicator geeft echter
inderdaad niet weer hoe vaak de verdachten ook daadwerkelijk te maken krijgen met
een straf of interventie, terwijl dit wel relevante informatie is.
In plaats van het verbeteren of ontwikkelen van een alternatief voor het ophelderingspercentage
is het daarom zinvol om een aanvulling op deze indicator te ontwikkelen waarmee inzichtelijk
wordt gemaakt welk deel van de zaken met een geïdentificeerde verdachte (van een als
opgehelderd geregistreerd misdrijf) daadwerkelijk leidt tot een straf of interventie.
Om deze reden laat het BKB een aanvullende indicator ontwikkelen die weergeeft hoe
vaak een geregistreerd misdrijf (verdachte) daadwerkelijk leidt tot een straf of interventie.
Nadrukkelijk moet worden vermeld dat de keten ook meewerkt aan interventies die niet
in het kader van een strafrechtelijk traject worden opgelegd. Deze zijn niet in deze
indicator opgenomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit
(bijvoorbeeld inzet bestuursrecht) en de inzet van civielrechtelijke instrumenten.
De indicator geeft vanuit dit gezichtspunt dus geen volledig beeld van de prestaties
van de keten.
De nieuwe indicator – «interventiepercentage»1 – geeft een beter beeld van de prestaties aan de voorkant van de strafrechtketen
en voldoet aan het streven van het BKB om de prestaties van de strafrechtketen te
versterken met het doel te komen tot voor de burger en samenleving passende, tijdige
en zorgvuldige (strafrechtelijke) interventies. De indicator wordt toegevoegd aan
de Strafrechtketenmonitor die uw Kamer jaarlijks omstreeks de maand juni ontvangt.
Gecombineerd geven het ophelderingspercentage en het interventiepercentage dan een
beeld van de prestaties van de keten van opsporing tot vervolging en berechting. De
ook in de monitor opgenomen percentages «startsnelheid tenuitvoerlegging» (het aantal
sancties waarvan de tenuitvoerlegging binnen een bepaalde periode is gestart) en de
«zekere tenuitvoerlegging» (het aantal sancties dat is afgehandeld binnen een bepaalde
periode) geeft vervolgens een beeld van de prestaties met betrekking tot de tenuitvoerlegging.
De verschillende kengetallen geven naar mijn mening hiermee een beter overkoepelend
kwantitatief beeld van de prestaties van de gehele strafrechtketen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus