33 173 Prestaties in de strafrechtketen

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2018

Tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2017 van Justitie en Veiligheid op 13 juni 2018 (Kamerstuk 34 950 VI, nr. 15) heb ik toegezegd aan het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) van de strafrechtketen te vragen of het begrip ophelderingspercentage anders kan worden ingericht. In deze reactie licht ik de reactie van het BKB toe.

Aanleiding voor mijn toezegging waren opmerkingen van leden van uw Kamer dat het ophelderingspercentage slechts het (relatieve) aantal misdrijven weergeeft waarvoor verdachten in beeld waren en niet het (relatieve) aantal daders dat is gestraft voor deze misdrijven.

Zoals ik tijdens genoemd overleg met de Tweede Kamer al inbracht geeft het ophelderingspercentage wel degelijk zinvolle informatie. Het geeft immers weer hoe vaak het de politie en het OM lukt om een verdachte aan een misdrijf te koppelen. De indicator geeft echter inderdaad niet weer hoe vaak de verdachten ook daadwerkelijk te maken krijgen met een straf of interventie, terwijl dit wel relevante informatie is.

In plaats van het verbeteren of ontwikkelen van een alternatief voor het ophelderingspercentage is het daarom zinvol om een aanvulling op deze indicator te ontwikkelen waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welk deel van de zaken met een geïdentificeerde verdachte (van een als opgehelderd geregistreerd misdrijf) daadwerkelijk leidt tot een straf of interventie.

Om deze reden laat het BKB een aanvullende indicator ontwikkelen die weergeeft hoe vaak een geregistreerd misdrijf (verdachte) daadwerkelijk leidt tot een straf of interventie. Nadrukkelijk moet worden vermeld dat de keten ook meewerkt aan interventies die niet in het kader van een strafrechtelijk traject worden opgelegd. Deze zijn niet in deze indicator opgenomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanpak van ondermijnende criminaliteit (bijvoorbeeld inzet bestuursrecht) en de inzet van civielrechtelijke instrumenten. De indicator geeft vanuit dit gezichtspunt dus geen volledig beeld van de prestaties van de keten.

De nieuwe indicator – «interventiepercentage»1 – geeft een beter beeld van de prestaties aan de voorkant van de strafrechtketen en voldoet aan het streven van het BKB om de prestaties van de strafrechtketen te versterken met het doel te komen tot voor de burger en samenleving passende, tijdige en zorgvuldige (strafrechtelijke) interventies. De indicator wordt toegevoegd aan de Strafrechtketenmonitor die uw Kamer jaarlijks omstreeks de maand juni ontvangt.

Gecombineerd geven het ophelderingspercentage en het interventiepercentage dan een beeld van de prestaties van de keten van opsporing tot vervolging en berechting. De ook in de monitor opgenomen percentages «startsnelheid tenuitvoerlegging» (het aantal sancties waarvan de tenuitvoerlegging binnen een bepaalde periode is gestart) en de «zekere tenuitvoerlegging» (het aantal sancties dat is afgehandeld binnen een bepaalde periode) geeft vervolgens een beeld van de prestaties met betrekking tot de tenuitvoerlegging. De verschillende kengetallen geven naar mijn mening hiermee een beter overkoepelend kwantitatief beeld van de prestaties van de gehele strafrechtketen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Onder interventies worden de inhoudelijke beslissingen in eerste aanleg door politie, OM of Rechtspraak verstaan waaruit blijkt dat de verdachte schuldig en strafbaar is en gevolgen ondervindt van zijn daden door een sanctie, voorwaardelijke sanctie dan wel schuldigverklaring zonder straf. Hieronder worden ook de interventies verstaan die buiten het strafrecht om worden uitgevoerd (bijvoorbeeld mediation, GGZ-traject).

Naar boven