33 136 Structuurvisie Ondergrond

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2019

Hierbij bied ik u aan een advies van het Bureau ICT-toetsing (BIT) inzake de Basisregistratie Ondergrond (BRO)1. Het doet mij uiteraard veel genoegen dat BIT het belang en de noodzaak van het programma BRO onderschrijft. De analyse dat er op een aantal punten verbetering mogelijk is, deel ik. BIT geeft waardevolle adviezen die ik op onderstaande wijze zal opvolgen.

BIT-advies:

Standaardiseer minder vergaand, zodat alle relevante gegevens worden opgenomen.

Mijn reactie

BIT constateert dat de standaardisatie binnen de BRO te ver gaat. Conform het advies zal het programma daarom het pragmatisme vanuit het perspectief van de gebruiker nadrukkelijker een plaats geven. Voor het realiseren van een basisregistratie is standaardisatie echter essentieel. Hierbij moet er steeds zorgvuldig worden afgewogen wat voor een formele basisregistratie noodzakelijk is en wat niet. De overheid garandeert immers de kwaliteit van de (authentieke) gegevens in een basisregistratie en is hiervoor wettelijk aansprakelijk. Standaardisatie dient drie doelen: (1) gebruikers willen eenduidige definities van begrippen en objecten; (2) afnemende systemen en gebruikerstoepassingen moeten geautomatiseerd gegevens kunnen uitwisselen; en (3) er moet connectie kunnen worden gelegd met andere dataverzamelingen zoals de geo-basisregistraties, het Digitaal Stelsel Omgevingswet, en door de EU aangewezen milieudataregistraties (op basis van richtlijnen INSPIRE als KRW). Per geval zal de standaardisatiebehoefte voor een registratieobject binnen de grenzen van het programma (scope, tijd en middelen) moeten worden afgewogen tegen de economische en maatschappelijke meerwaarde.

Om invulling te geven aan het BIT-advies heb ik, op verzoek van de Programmastuurgroep die het werkveld vertegenwoordigt, maatregelen genomen over de totstandkoming en vaststelling van de scope van zowel programma (het totale aantal van registratieobjecten) als van de registratieobjecten (de prioritering en de mate van standaardisatie daarvan). De essentie daarvan is dat er inmiddels een stap-voor-stap benadering is ingevoerd om tot een gewogen beslissing te komen: 1) outline scope en business case, 2) uitgewerkte scope en business case en 3) keuze standaardisatieniveau. Het werkveld, vertegenwoordigd in de Programmastuurgroep BRO, voorziet mij van gedragen adviezen op basis waarvan ik tot besluitvorming kan komen.

Het programma kent in geval van een positieve businesscase twee harde kaders: het beschikbare budget en de vastgestelde doorlooptijd. Ieder verzoek tot wijziging wordt binnen de bovengenoemde stap-voor-stap benadering vanuit dit perspectief getoetst. In principe doorloopt elk type wijzigingsverzoek hetzelfde toetsingsproces, waarbij er per type wijzigingsverzoek uiteraard verschillende accenten gelegd kunnen worden. Hiermee wordt bereikt dat wat binnen de scope ligt ook daadwerkelijk economische en maatschappelijke waarde oplevert. De uitvoering van de motie van de leden Ronnes en Van Gerven inzake uitbreiding van de BRO met informatie over bodemverontreinigingen (Kamerstuk 34 864, nr. 19) zal ik zo aanpakken. Ik heb u daarover reeds bericht (Kamerstuk 35 088, nr. 6).

BIT-advies:

Richt de aanpak op het zo snel mogelijk opleveren van bruikbare registratieobjecten.

Mijn reactie

De geplande registratieobjecten (RO’s) binnen het Programma BRO worden in de periode tot 2022 stapsgewijs ingevoerd en gevalideerd, beheerd en beschikbaar gesteld door vier samenwerkende ketenpartners: TNO, IenW, ICTU en Kadaster. Hierbij is gekozen voor productoplevering in korte sprints (agile). Dit heb ik nader toegelicht in mijn brief aan u van 12 oktober 2018 (Kamerstuk 33 136, nr. 18).

Uitbreiding van de scope van de BRO (met nieuwe RO’s) is in beginsel mogelijk, maar kan alleen plaatsvinden als daar aanvullende middelen en tijd voor beschikbaar komen. De hierboven genoemde «harde kaders» zijn immers van toepassing. Via de eerdergenoemde stap-voor-stap benadering wordt dit onderzocht en getoetst.

Daar kan ik nog het volgende aan toevoegen. Naast de «echte» BRO die authentieke gegevens bevat op grond van de Wet BRO, voorzie ik nog een tweede gegevensset die in mijn eerdere brief is aangeduid als «BRO-plus». In die laatste kunnen gegevens worden opgeslagen die niet aan de vereiste standaarden van de BRO voldoen, maar die wel relevant kunnen zijn voor gebruikers van ondergrondgegevens. Indien gebruikers aangeven dat deze gegevens alsnog in de BRO opgenomen zouden moeten worden, dan zal deze vraag conform de stap-voor-stapbenadering worden onderzocht in de doorontwikkeling van de BRO in de beheerfase na 2022. Met de «BRO-plus» voldoe ik aan de wens van BIT om méér bruikbare registratieobjecten te kunnen implementeren dan binnen de thans voorziene scope van de BRO vallen.

De door BIT als «lastig te realiseren» aangemerkte registratieobjecten betreffen hier de objecten uit het grondwaterdomein, waarover het werkveld aanvankelijk geen overeenstemming over de standaarden kon krijgen. Om de voortgang van het programma niet in gevaar te brengen, heeft het Programmabureau in overleg met het werkveld besloten om in ruil daarvoor de modellen van tranche 3 naar tranche 2 vooruit te halen. Ondertussen zijn de standaardisatieactiviteiten voor het grondwaterdomein gewoon doorgegaan, wat intussen heeft geleid tot gedeelde standaarden. Dat betekent dat tranche 3, met een gewijzigde inhoud, volgens de oorspronkelijke planning kan worden ingevoerd.

Daarnaast kan ik u mededelen, dat er naast de drie RO’s waarvoor de wet reeds inwerking is getreden, medio 2019 additioneel negen RO’s technisch beschikbaar zijn. Deze zijn in afwachting van de inwerkingtreding van de regelgeving (Wijzigingen van de wet, besluit en regeling Bro).

BIT-advies:

Draag zorg voor het beheer en de doorontwikkeling

Mijn reactie

Ik neem het BIT-advies zorg te dragen voor beheer en doorontwikkeling graag ter harte. Voor TNO zijn reeds veel afspraken over het beheer van de Landelijke Voorziening BRO vastgelegd in de Regeling Bro; ook worden er met TNO momenteel structurele afspraken gemaakt in de vorm van actualisering van het contract tussen de Staat en TNO, en een Uitvoeringsovereenkomst specifiek voor het beheer van de ketenvoorzieningen en de standaarden van de BRO.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven