Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33134-(R1972) nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33134-(R1972) nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met inachtneming van de artikelen 91, 92, eerste lid, en 94 van het op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83) nieuwe regels te stellen omtrent verlening van de nationaliteit van het Koninkrijk aan een zeeschip en het recht de nationaliteitsvlag te voeren;
Zo is het, dat Wij, de afdeling Advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze rijkswet wordt verstaan onder:
eigenaar van een zeeschip in niet-bedrijfsmatig gebruik;
uniek scheepsidentificatienummer, bedoeld in voorschrift XI-1/3 van het SOLAS-verdrag;
Koninkrijk der Nederlanden;
Nederland, Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten;
het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen,met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147), en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978, 188);
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, onderscheidenlijk de minister van Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten, belast met de registratie van en het verlenen van de nationaliteit van het Koninkrijk aan zeeschepen;
eigenaar van een zeeschip in bedrijfsmatig gebruik;
overeenkomst waarbij de ene partij, de rompvervrachter, zich verbindt een zeeschip zonder bemanning ter beschikking te stellen van haar wederpartij, de rompbevrachter, zonder daarover nog enige zeggenschap te houden, en de exploitatie van het zeeschip in handen ligt van de rompbevrachter en voor diens rekening geschiedt;
het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;
ingeschreven zijn van een zeeschip, met inbegrip van daarop rustende zakelijke rechten, in een openbaar register voor registergoederen, dan wel in een daarmee vergelijkbaar register;
publiekrechtelijk register van zeeschepen;
elke zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om in zee te drijven en in zee drijft of heeft gedreven;
zeeschip dat uitsluitend gebruikt wordt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Deze rijkswet is niet van toepassing op:
a. oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak;
b. zeeschepen die uitsluitend voor de uitoefening van de openbare macht of voor de niet-commerciële overheidsdienst zijn bestemd;
c. zeevissersschepen die krachtens internationale of regionale verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties zijn ingeschreven in een nationaliteitsregister voor zeevissersschepen, en;
d. reddingsvaartuigen.
1. In elk van de landen kan door Onze Minister wie het aangaat een vlagregister worden gehouden en beheerd. Het vlagregister is openbaar.
2. Door inschrijving in het vlagregister van een land verkrijgt het zeeschip de nationaliteit van het Koninkrijk.
3. Een zeeschip staat niet in meer dan een vlagregister ingeschreven.
4. Door doorhaling van de inschrijving in het vlagregister van een land verliest het zeeschip de nationaliteit van het Koninkrijk.
1. Het vlagregister bevat ten minste de volgende gegevens:
a. de naam en het adres van de reder, en in geval van vertegenwoordiging de vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 8, de rompbevrachter of de eigenaar;
b. de naam, de thuishaven in het land en, indien van toepassing, het IMO-nummer van het zeeschip;
c. de bruto- en nettotonnage van het zeeschip, vermeld in de meetbrief betreffende het zeeschip;
d. de beschrijving van het zeeschip, waaronder in ieder geval:
1°. het type en de inrichting van het zeeschip,
2°. het materiaal waarvan de romp is gemaakt,
3°. de overige speciale kenmerken van het zeeschip,
4°. het brandmerk,
5°. de naam en de vestigingsplaats van de werf waar het zeeschip is gebouwd,
6°. het bouwjaar en, indien bekend, het bouwnummer,
7°. het aantal motoren waaruit de voortstuwingsinstallatie bestaat, en
8°. het type, het vermogen, de fabrikant en het fabrieksnummer van elke motor;
e. alsmede, in geval van rompbevrachting:
1°. de dagtekening en de duur van de rompbevrachtingsovereenkomst;
2°. de naam van de reder alsmede de naam waaronder het zeeschip buiten het land te boek staat;
3°. de naam en het adres van de beheerder van het register, waar het zeeschip buiten het land te boek staat, met vermelding van de datum en het nummer van de teboekstelling.
2. Onze Minister wie het aangaat houdt ten aanzien van elk zeeschip dat in het vlagregister ingeschreven staat of heeft gestaan, de aan de inschrijving of de uitschrijving, alsmede de daaraan en aan andere in het vlagregister aangebrachte wijzigingen ten grondslag liggende gegevens, bescheiden, verklaringen, afschriften, uittreksels en andere bij het vlagregister berustende informatie, in blijvende bewaring.
3. Onze Minister wie het aangaat kan nadere regels stellen omtrent de inrichting van het vlagregister en de beveiliging van de in het vlagregister opgenomen persoonsgegevens.
1. Gedurende de tijd dat het zeeschip de nationaliteit van het Koninkrijk heeft:
a. doet de reder, de rompbevrachter of de eigenaar op dit zeeschip de vlag van het Koninkrijk voeren en ziet hij erop toe dat daarop geen vlag van een andere staat wordt gevoerd;
b. is de reder of de rompbevrachter verantwoordelijk voor het handelen en nalaten ten aanzien van het zeeschip, opvarenden en lading, ook voor zover die verantwoordelijkheid in zijn opdracht door derden wordt uitgevoerd;
c. is de eigenaar verantwoordelijk voor het handelen en nalaten van het zeeschip en opvarenden;
d. draagt de reder, de rompbevrachter of eigenaar er zorg voor dat de naam en het internationaal vastgestelde kenmerk van het zeeschip en de thuishaven, gelegen in het land waar inschrijving in het vlagregister plaatsvindt, in duidelijk leesbare letters op het zeeschip vermeld staan.
2. Elk van de landen kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, onderscheidenlijk landsbesluit houdende algemene maatregelen, nadere regels stellen met betrekking tot het eerste lid, onder d.
1. Op aanvraag door of namens de reder kan inschrijving van een zeeschip in eigendom en in bedrijfsmatig gebruik in het vlagregister slechts plaatsvinden, indien de reder aantoont dat hij, onderscheidenlijk zijn zeeschip, voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 7 of 8.
2. Op aanvraag door of namens de rompbevrachter kan inschrijving van een zeeschip in rompbevrachting en in bedrijfsmatig gebruik in het vlagregister slechts plaatsvinden, indien de rompbevrachter aantoont dat hij, onderscheidenlijk zijn zeeschip, voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 9, eerste lid.
3. Op aanvraag door of namens de eigenaar kan inschrijving van een zeeschip in niet-bedrijfsmatig gebruik in het vlagregister plaatsvinden, indien de eigenaar schriftelijk aantoont dat hij, onderscheidenlijk zijn zeeschip voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 10.
4. Onze Minister wie het aangaat kan regels stellen over de bij de in het eerste, tweede of derde lid, bedoelde aanvraag te overleggen gegevens en documenten, met inbegrip van notariële verklaringen en door een beëdigd vertaler opgestelde vertalingen in de Nederlandse of Engelse taal.
5. De kosten die samenhangen met het in behandeling nemen van de aanvraag, van de registratie en van de overige documenten die bij of krachtens deze rijkswet worden afgegeven, alsmede van duplicaten en gewaarmerkte afschriften van deze documenten, komen ten laste van de aanvrager.
6. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden in Nederland bij ministeriële regeling en in Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, vastgesteld.
Onverminderd artikel 8 zijn de eisen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, de volgende:
a. Het zeeschip is in bedrijfsmatig gebruik en staat te boek in het land waar inschrijving in het vlagregister wordt aangevraagd.
b. Het zeeschip staat niet tegelijkertijd te boek in meer dan een land of staat.
c. De reder heeft in het land waar het zeeschip is te boek gesteld een vestiging overeenkomstig de toepasselijke landswetgeving en voorziet bij voortduring in een of meer natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor het zeeschip, de kapitein en de overige leden van de bemanning en opvarenden, alsmede voor de daarmee verband houdende aangelegenheden.
d. De natuurlijke persoon of personen, bedoeld in onderdeel c, of, bij verhindering, een plaatsvervanger of plaatsvervangers:
1°. houden kantoor in een vestiging van de reder in het betrokken land;
2°. zijn alleen of tezamen beslissingsbevoegd;
3°. zijn vertegenwoordigingsbevoegd
4°. zijn bij voortduring bereikbaar en
5°. beschikken over bevoegdheden om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.
e. Indien het zeeschip eigendom is van een natuurlijke persoon die tevens kapitein is van dat schip, is er in afwijking van onderdelen c en d in het land aan de wal een vertegenwoordiger van die persoon, die bij voortduring bereikbaar is en beschikt over bevoegdheden om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.
f. In de vestiging, bedoeld in onderdeel c, doet de reder een zodanige administratie voeren, dat ten aanzien van het zeeschip te allen tijde, in voorkomende gevallen met de benodigde spoed, inzicht kan worden gegeven in:
1°. de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de verantwoordelijkheid voor het zeeschip, opvarenden en lading, met inbegrip van de daarbij betrokken personen en de hun opgedragen taken, alsmede;
2°. de positie van het zeeschip, de namen, de functies, de vaarbevoegdheden van de bemanning, de namen van de passagiers en van de overige opvarenden, alsmede de aard en samenstelling van de lading, voor zover het gevaarlijke of schadelijke stoffen betreft als bedoeld in Hoofdstuk VII van het SOLAS-Verdrag.
g. Het zeeschip en de bedrijfsvoering over dat schip voldoen aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de veiligheid en navigatie van zeeschepen, bemanning en andere opvarenden en de voorkoming van verontreiniging door zeeschepen, zoals deze gelden in het land waar inschrijving in het vlagregister wordt aangevraagd.
1. In afwijking van artikel 7 kan de reder zich in het betreffende land laten vertegenwoordigen door een rechtspersoon die aldaar is gevestigd overeenkomstig het toepasselijke recht.
2. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, is artikel 7, onderdelen c, d en f, van overeenkomstige toepassing op deze rechtspersoon.
3. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid behoeft de reder niet te voldoen aan artikel 7, onderdelen c, d en f. Indien de reder geen vestiging heeft, kiest hij ten aanzien van alle aangelegenheden met betrekking tot het zeeschip woonplaats ten kantore van een vestiging van de rechtspersoon die de reder vertegenwoordigt.
1. De eisen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, zijn de volgende:
a. Het zeeschip is in bedrijfsmatig gebruik en in rompbevrachting afgestaan aan een of meer natuurlijke personen, dan wel aan een of meer rechtspersonen. Artikel 7, onderdelen c, d, f en g, van deze rijkswet, alsmede de bepalingen ten aanzien van de teboekstelling van een afgebouwd zeeschip, bedoeld in afdeling 2 van titel 3 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van Nederland, Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten, zijn van overeenkomstige toepassing op de rompbevrachter.
b. De rompvervrachter en, indien deze een andere is dan de reder, de reder stemmen er schriftelijk mee in dat het zeeschip de nationaliteit van het Koninkrijk verkrijgt en zij tonen aan dat er daarvoor in verband met het aangaan van een rompbevrachtingsovereenkomst ingevolge de wetgeving van de staat waar het zeeschip buiten het land te boek staat, geen beletselen zijn.
c. De rompbevrachter toont aan, indien het zeeschip in een andere staat te boek staat, dat hij niet gerechtigd is op het zeeschip de nationaliteitsvlag te voeren van die staat, zolang het zeeschip de nationaliteit van het Koninkrijk heeft;
d. De rompbevrachter toont de tijdsduur aan van de rompbevrachtingsovereenkomst.
2. Onze Minister wie het aangaat kan aan de inschrijving voorwaarden verbinden teneinde de voldoening van vorderingen uit de arbeidsovereenkomsten van de kapitein en de andere leden van de bemanning steeds gedurende ten minste één jaar te verzekeren.
De eisen, bedoeld in artikel 6, derde lid, zijn de volgende:
a. Het zeeschip is in niet-bedrijfsmatig gebruik en staat te boek in het land waar inschrijving in het vlagregister wordt aangevraagd.
b. Het zeeschip staat niet tegelijkertijd te boek in meer dan een land of staat.
c. Het zeeschip voldoet aan de toepasselijke wettelijke voorschriften met betrekking tot de veiligheid en navigatie van zeeschepen en de voorkoming van verontreiniging door zeeschepen, zoals deze voor dat zeeschip gelden in het land dat aan het schip de nationaliteit van het Koninkrijk verleent.
d. Een of meer natuurlijke personen in het land dat aan het zeeschip de nationaliteit van het Koninkrijk verleent, beschikken over voldoende volmacht van de eigenaar om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.
1. De reder, rompbevrachter of eigenaar op wiens naam een zeeschip in het vlagregister staat ingeschreven, stelt Onze Minister wie het aangaat onverwijld schriftelijk in kennis van de wijzigingen in feiten en omstandigheden ten aanzien van enig gegeven dat is opgenomen in de aanvraag, bedoeld in de artikelen 6, eerste, tweede of derde lid, of in de daarbij overgelegde bescheiden, alsmede van de wijzigingen in feiten en omstandigheden die verband houden met de voorwaarden voor inschrijving in het vlagregister, bedoeld in de artikelen 7 tot en met 10, waaronder – in geval van rompbevrachting – wijzigingen in gegevens betreffende de tijdsduur van de rompbevrachtingsovereenkomst of van het aangaan van enige nadere overeenkomst.
2. Bij ministeriële regeling, onderscheidenlijk ministeriële regeling met algemene werking, van Onze Minister wie het aangaat kan de vorm van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving worden vastgesteld. Daarbij kan worden bepaald dat deze kennisgeving in elektronische vorm kan worden gedaan.
1. Onze Minister wie het aangaat weigert inschrijving van een zeeschip in het vlagregister, indien:
a. niet is voldaan aan de artikelen 6 tot en met 10, voor zover van toepassing;
b. het zeeschip na die inschrijving gerechtigd zou blijven de nationaliteitsvlag van een andere staat te voeren;
c. de verkrijging van de nationaliteit van het Koninkrijk niet verenigbaar is met volkenrechtelijke verplichtingen van het Koninkrijk, of
d. er ernstige redenen zijn te veronderstellen dat het zeeschip zal worden gebruikt voor het plegen van ernstige schendingen van internationaal humanitair recht.
2. Onze Minister wie het aangaat kan inschrijving van een zeeschip in het vlagregister weigeren, indien:
a. er ernstige redenen zijn te veronderstellen dat het zeeschip zal worden gebruikt voor het plegen van handelingen als bedoeld in artikel 13, vierde lid, onderdelen d of f, of
b. de inschrijving van het betreffende zeeschip in een van de landen eerder is doorgehaald op grond van artikel 13 en aannemelijk is dat het zeeschip voor dezelfde gedraging zal worden gebruikt.
3. Een weigering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, vindt plaats na overleg met Onze Minister van Buitenlandse Zaken.
4. Bij wet onderscheidenlijk landsverordening kunnen aanvullende bepalingen worden vastgesteld op grond waarvan inschrijving van een zeeschip in een vlagregister kan worden geweigerd.
1. Onze Minister wie het aangaat haalt na overleg met Onze Minister van Buitenlandse Zaken de inschrijving van een zeeschip in het vlagregister door indien:
a. met het zeeschip enig vanwege de regering van het Koninkrijk gegeven en bekendgemaakt voorschrift tot het niet deelnemen aan een gewapend conflict opzettelijk wordt overtreden;
b. het zeeschip zodanig wordt gebruikt dat het Koninkrijk in een gewapend conflict wordt of kan worden betrokken;
c. de nationaliteit van het zeeschip niet langer verenigbaar is met volkenrechtelijke verplichtingen van het Koninkrijk en de onverenigbaarheid niet kan worden opgeheven door het stellen van voorwaarden.
2. Onze Minister wie het aangaat haalt de inschrijving van een zeeschip in het vlagregister door indien:
a. het zeeschip is gezonken, vergaan, ontmanteld of vernietigd;
b. het zeeschip zodanig is aangepast dat het niet langer als zeeschip kan worden aangemerkt;
c. degene op wiens naam het zeeschip ingeschreven staat dat verzoekt;
d. een of meer van de bij de beoordeling van de aanvraag om inschrijving verstrekte gegevens of overgelegde bescheiden zodanig onvolledig of onjuist blijken te zijn, dat, indien dit ten tijde van de beoordeling van de aanvraag bekend was geweest, een andere beslissing genomen zou zijn;
e. niet meer voldaan wordt aan de bij of krachtens de artikelen 6 tot en met 10, met uitzondering van artikel 7, onderdeel g, gestelde voorwaarden voor inschrijving;
f. het zeeschip in een privaatrechtelijk register waarin het te boek staat, wordt doorgehaald;
g. de rompbevrachtingsovereenkomst is geëindigd;
h. de rompbevrachter een overeenkomst is aangegaan, dan wel anderszins een handeling verricht, die tot gevolg heeft dat zijn zeggenschap of verantwoordelijkheid gedurende de looptijd van de rompbevrachtingsovereenkomst wezenlijk wordt aangetast.
3. Onze Minister wie het aangaat haalt de inschrijving van een zeeschip in het vlagregister door, indien er ernstige redenen zijn te veronderstellen dat het zeeschip bestemd is of gebruikt wordt voor het plegen van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht.
4. Onze Minister wie het aangaat kan de inschrijving van een zeeschip in het vlagregister doorhalen, indien:
a. het zeeschip is gebruikt voor een handeling, die bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis tot veroordeling wegens een misdrijf en oplegging van een boete van de vierde categorie of hoger, of een gevangenisstraf van tenminste twee jaren, heeft geleid;
b. ten aanzien van het zeeschip voor vergelijkbare feiten herhaaldelijk strafrechtelijke of bestuursrechtelijke sancties, opgelegd door het land waar het zeeschip in het vlagregister staat ingeschreven, onherroepelijk zijn geworden waaruit blijkt dat voortdurend niet voldaan wordt aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de veiligheid en navigatie van zeeschepen, bemanning en andere zeevarenden en de voorkoming van verontreiniging door zeeschepen, zoals deze gelden in het land waar het zeeschip in het vlagregister staat ingeschreven;
c. niet voldaan is aan artikel 11;
d. er ernstige redenen zijn te veronderstellen dat het zeeschip bestemd is of gebruikt wordt voor:
1°. piraterij;
2°. slavenhandel of mensenroof;
3°. uitzendingen waarvoor geen machtiging is verleend;
4°. handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
5°. mensensmokkel of illegaal vervoer van illegale vreemdelingen;
6°. wederrechtelijk vervoer van wapens, waaronder chemische, biologische of nucleaire wapens;
7°. misdrijven als omschreven in de verdragen betreffende de strafbaarstelling van terroristische handelingen waarbij het Koninkrijk partij is;
e. het zeeschip een vlag voert van een andere staat;
f. handelingen worden verricht met of vanaf het zeeschip waarvan de betrokkenen weten of behoren te weten dat die ernstige schade tot gevolg kunnen hebben voor andere schepen, zich daarop bevindende opvarenden of daarop aanwezige lading en die ernstige schade zich als gevolg van die handelingen daadwerkelijk heeft voorgedaan.
In afwijking van artikel 13, derde en vierde lid, vindt doorhaling in het vlagregister niet plaats indien naar het oordeel van Onze Minister wie het aangaat, na overleg met de betrokken Minister van Justitie, sprake is van belemmering van opsporingsonderzoek naar of vervolging van een of meer van de in artikel 13, derde of vierde lid, onderdeel d, genoemde strafbare feiten.
1. Onze Minister wie het aangaat zendt bericht van iedere weigering of doorhaling in het vlagregister aan de bewaarder van het privaatrechtelijke register waar zeeschepen te boek staan.
2. Onze Ministers wie het aangaat verstrekken elkaar op verzoek informatie over inschrijvingen, alsmede weigeringen en doorhalingen in de registers.
1. Desgevraagd verleent Onze Minister wie het aangaat kosteloos inzage in het vlagregister en geeft tegen kostprijs eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan af.
2. Onze Minister wie het aangaat kan desgevraagd een verklaring afgeven, inhoudende dat een zeeschip ten aanzien waarvan bij het desbetreffende verzoek door de betrokkene ten minste zodanige gegevens bekend gesteld zijn dat de identiteit van het zeeschip voldoende vaststaat, niet ingeschreven staat, dan wel dat het zeeschip uitgeschreven is, en dat de wetgeving van het betreffende land zich er niet tegen verzet dat het zeeschip in een ander land of een andere staat in rompbevrachting genomen wordt, ook al blijft het schip in het betreffende land te boek staan.
3. Onze Minister wie het aangaat kan nadere regels stellen over:
a. de vorm van de in het eerste en het tweede lid voorziene verklaringen, waarmerking en de in schriftelijke vorm te geven afschriften en uittreksels, en
b. de wijze waarop in elektronische vorm te verstrekken verklaringen, afschriften en uittreksels als voorzien in het eerste en het tweede lid eensluidend worden gewaarmerkt, waartoe zij ten minste worden voorzien van een elektronische handtekening namens Onze Minister wie het aangaat.
1. Ten behoeve van een zeeschip dat de nationaliteit van het Koninkrijk heeft verkregen, geeft Onze Minister wie het aangaat onverwijld aan de aanvrager een zeebrief af als bewijs van de nationaliteit van het Koninkrijk en van het recht de nationaliteitsvlag van het Koninkrijk te voeren.
2. De zeebrief vervalt bij de doorhaling van de inschrijving van het zeeschip in het vlagregister.
1. Een zeebrief voor een zeeschip in bedrijfsmatig gebruik vermeldt:
a. de naam van het zeeschip en die van het kantoor waar het te boek staat;
b. de naam van de reder of rompbevrachter waaraan het zeeschip toebehoort;
c. de bruto- en nettotonnage van het zeeschip volgens de meetbrief;
d. een beschrijving van het zeeschip, waaronder in elk geval:
1°. het type en de inrichting van het zeeschip,
2°. het materiaal waarvan de romp is gemaakt,
3°. de overige speciale kenmerken van het zeeschip,
4°. het IMO-nummer of, indien het zeeschip geen IMO-nummer heeft, een uniek scheepsidentificatienummer,
5°. de naam en de vestigingsplaats van de werf waar het zeeschip is gebouwd,
6°. het bouwjaar en, voor zover bekend, het bouwnummer,
7°. het aantal motoren waaruit de voortstuwingsinstallatie bestaat, en
8°. het type, het vermogen, de fabrikant en het fabrieksnummer van elke motor;
9°. de tijdsduur waarvoor de zeebrief is afgegeven.
2. Een zeebrief voor een zeeschip in niet-bedrijfsmatig gebruik vermeldt in ieder geval:
a. de naam van het zeeschip en die van het kantoor waar het te boek staat;
b. de naam van de eigenaar;
c. bruto- en nettotonnage van het zeeschip volgens de meetbrief;
d. de in het eerste lid, onderdeel d, subonderdelen 2°, 4°, 7° en 8° bedoelde gegevens.
De vervallen zeebrief wordt door de reder, rompbevrachter of eigenaar met de eerste gelegenheid ingezonden aan Onze Minister wie het aangaat.
Bij het aandoen van een haven, ongeacht waar ter wereld, toont de kapitein van een in het vlagregister ingeschreven zeeschip op verzoek van de bevoegde autoriteit een geldige zeebrief.
1. In afwijking van de artikelen 3, 5 en 17 geeft Onze Minister wie het aangaat aan de aanvrager voor een niet in het vlagregister ingeschreven staand zeeschip:
a. een voorlopige zeebrief af, indien de reder, rompbevrachter of eigenaar voornemens is het zeeschip in het vlagregister van dat land te laten inschrijven;
b. een buitengewone zeebrief af, indien het een zeeschip betreft dat in het desbetreffende land voor rekening van een niet aldaar woonachtige natuurlijke persoon of van een rechtspersoon wiens hoofdvestiging buiten dat land is gelegen, is gebouwd, verbouwd of uitgerust, of
c. een bijzondere zeebrief af, mits voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in het zesde lid.
2. Door afgifte van een zeebrief als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b of c, verkrijgt het zeeschip voor de in die zeebrief genoemde periode de nationaliteit van het Koninkrijk.
3. De voorlopige zeebrief, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste zes maanden. De geldigheidsduur van deze zeebrief wordt niet verlengd.
4. De buitengewone zeebrief, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt voor reizen naar één haven van bestemming en wordt slechts afgeven ten behoeve van de proefvaart, alsmede voor de tijd die nodig is om het zeeschip rechtstreeks naar de door de aanvrager op te geven haven van zijn bestemming te voeren.
5. De bijzondere zeebrief, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vijf jaren.
6. De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn:
a. het zeeschip is een passagiersschip met een lengte van 24 meter of minder, of een vrachtschip kleiner dan 500 brutoton, als bedoeld in deel A, voorschrift 2, van het SOLAS-verdrag;
b. de thuishaven van het zeeschip is gelegen in het betreffende land;
c. het zeeschip wordt:
1°. voor zover de thuishaven is gelegen in Sint Maarten of de Nederlandse openbare lichamen Sint Eustatius en Saba uitsluitend gebruikt voor bestemmingen, gelegen binnen het deel van het Caribisch gebied dat begrensd wordt door Anguilla en Montserrat;
2°. voor zover de thuishaven is gelegen in Curaçao, Aruba of het Nederlandse openbaar lichaam Bonaire uitsluitend gebruikt voor bestemmingen, gelegen binnen het deel van het Caribisch gebied dat begrensd wordt door Aruba, Venezuela en Bonaire;
d. het zeeschip wordt uitsluitend gebruikt voor kustvaart, die plaatsvindt binnen 30 zeemijl vanaf een haven in het gebied, bedoeld in onderdeel c, onder 1° of 2°;
e. artikel 7, onderdelen c, d, e, f en g, onderscheidenlijk 8 en 10, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing;
f. op de bijzondere zeebrief wordt één haven van bestemming vermeld.
7. Onze Minister wie het aangaat kan nadere regels stellen ter uitvoering van het derde en zesde lid.
8. De artikelen 5, eerste lid, onderdelen a tot en met d, 17 en 19 zijn van overeenkomstige toepassing.
9. De artikelen 12 en 13 zijn van toepassing met dien verstande dat door Onze Minister wie het aangaat in de daar bedoelde gevallen de voorlopige, buitengewone of bijzondere zeebrief wordt, onderscheidenlijk kan worden geweigerd, onderscheidenlijk ingetrokken.
10. Een zeeschip verliest de nationaliteit van het Koninkrijk door intrekking of verstrijking van de geldigheidsduur van een voorlopige, buitengewone of bijzondere zeebrief, bedoeld in het eerste lid.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze rijkswet zijn belast:
a. in Nederland: de door Onze Minister wie het aangaat aangewezen ambtenaren;
b. in Aruba, Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten: de bij landsbesluit houdende algemene maatregelen aangewezen ambtenaren.
Een ambtenaar als bedoeld in artikel 22 is bevoegd afgifte te vorderen van bij of krachtens deze rijkswet vereiste documenten die zijn vervallen of ingetrokken.
In Aruba, Curaçao of Sint Maarten, alsmede in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verschaft de reder, rompbevrachter, diens vertegenwoordiger, of eigenaar ten aanzien van een zeeschip dat in het vlagregister is opgenomen desgevraagd onverwijld aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 22, alle gegevens die zij redelijkerwijs behoeven voor de uitoefening van de taken die hen zijn opgedragen bij of krachtens deze rijkswet.
In Aruba, Curaçao of Sint Maarten, alsmede in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze rijkswet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit besluit de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
1. Bij wet, onderscheidenlijk landsverordening wordt overtreding van de artikelen 19, 20, 23, 24 en 25 strafbaar gesteld.
2. Bij wet, onderscheidenlijk landsverordening wordt geregeld de mogelijkheid voorziening te vragen tegen de op grond van deze rijkswet genomen besluiten. In de wet, onderscheidenlijk landsverordening kunnen regels worden gesteld omtrent een verzoek om voorlopige voorziening en de opschorting van de werking van een besluit op grond van artikel 13.
3. Ten behoeve van een behoorlijk en zorgvuldig beheer van het vlagregister en adequaat toezicht op in het vlagregister ingeschreven zeeschepen worden persoonsgegevens verwerkt met inachtneming van de toepasselijke landswetgeving. Onze Ministers wie het aangaat zijn verantwoordelijk voor deze verwerking.
De landen nemen bij hun wetgeving en bestuur de bepalingen van deze rijkswet in acht.
1. Een zeeschip dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet voorzien is van een geldige zeebrief als bedoeld in artikel 4 of 4a van de Zeebrievenwet wordt ambtshalve ingeschreven in het vlagregister, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Nederland.
2. Een zeeschip dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet voorzien is van een geldige zeebrief als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten wordt ambtshalve ingeschreven in het vlagregister, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van:
a. Curaçao, indien het zeeschip in dat land te boek staat;
b. Sint Maarten, indien het zeeschip in dat land te boek staat.
3. Een zeeschip dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet voorzien is van een geldige zeebrief als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Curaçaosch Zeebrievenbesluit 1933 wordt ambtshalve ingeschreven in het vlagregister, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van Aruba.
Een op grond van artikel 4 of 4a van de Zeebrievenwet, artikel 6, eerste lid, van het Curaçaosch Zeebrievenbesluit 1933, onderscheidenlijk artikel 15, eerste lid, van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten afgegeven zeebrief, die gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet, geldt als een zeebrief afgegeven op grond van deze rijkswet.
Een aanvraag als bedoeld in artikelen 311a, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel, artikel 4 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, artikel 9 van het Curaçaosch Zeebrievenbesluit 1933, onderscheidenlijk de artikelen 2 of 8 van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten, waarover op het tijdstip van inwerkingtreding van deze rijkswet nog geen besluit is genomen, wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 6 van deze rijkswet.
1. Een wijziging van de in deze rijkswet genoemde bepalingen van het SOLAS-verdrag gaat, tenzij bij besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu anders is bepaald, voor de toepassing van de regels bij of krachtens deze rijkswet gelden met ingang van de dag waarop de betrokken wijziging van het SOLAS-verdrag internationaal in werking treedt.
2. Voor zover een wijziging als bedoeld in het eerste lid slechts geldt ten aanzien van schepen gebouwd of op na een bepaalde datum, blijft, tenzij bij besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu anders is bepaald, op schepen gebouwd voor die datum het SOLAS-verdrag zoals dat voor die wijziging luidde, van toepassing.
3. Een besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt genomen in overeenstemming met de ministers, verantwoordelijk voor de registratie en nationaliteitsverlening aan zeeschepen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en wordt bekendgemaakt in de Staatscourant, de Landscourant van Aruba, de Curaçaosche Courant en de Landscourant van Sint Maarten.
In artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 1°, van de Rijkswet Noodvoorzieningen Scheepvaart wordt «op grond van Nederlandse rechtsregels» vervangen door: op grond van voor Nederland geldende rechtsregels.
In artikel 1, onderdeel c, subonderdeel 1°, van de Rijkswet Vaarplicht wordt «op grond van Nederlands, Arubaanse, Curaçaose onderscheidenlijk Sint Maartense rechtsregels» vervangen door: op grond van voor Nederland, Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten geldende rechtsregels.
Het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten alsmede het Curaçaosch Zeebrievenbesluit 1933 worden ingetrokken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33134-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.