Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2017
Tijdens het notaoverleg van 19 december 2016 over de uitvoeringsregelgeving voor de
Omgevingswet (Kamerstuk 33 118, nr. 83) zijn vragen gesteld bij de voorgestelde pieknormering (geluid) voor bedrijfsmatige
activiteiten zoals deze is opgenomen in het ontwerpbesluit kwaliteit leefomgeving
(Bkl). Toegezegd is de onderbouwende rapportage over de pieknormering van het adviesbureau
Peutz aan uw Kamer te sturen. De betreffende rapportage doe ik u hierbij toekomen1.
In het notaoverleg zijn voorts enige vragen gesteld over de achtergronden en betekenis
van de pieknormering. Ter toelichting daarop het volgende.
Op grond van het Activiteitenbesluit geldt voor elk piekgeluid een nachtnorm van 60
dB(A). Inmiddels is gebleken dat slaapverstoring, waartegen de pieknorm bescherming
moet bieden, met name wordt bepaald door de snelheid waarmee het geluid toeneemt (de
zogenaamde stijgsnelheid) en minder afhankelijk is van het maximale geluidniveau dat
tijdens een geluidgebeurtenis uiteindelijk wordt bereikt. In de rapportage van Peutz
is nader ingegaan op de wetenschappelijke informatie van het RIVM, TNO en de Gezondheidsraad
die aan deze conclusie ten grondslag ligt. Dit gegeven vormt de achtergrond van de
voorgestelde nieuwe pieknormering die onderscheid maakt in de herkomst (de bron) van
de piekgeluiden. Voor piekgeluiden als gevolg van het aandrijfgeluid van transportbewegingen
(vrachtwagens), waarbij het geluid relatief langzaam toe- en weer afneemt, wordt de
norm 70 dB(A). In beginsel zou de norm van 70 dB(A) ook kunnen gelden voor andere
geluidgebeurtenissen waarbij het geluidniveau een vergelijkbaar verloop in de tijd
heeft. Om redenen van uitvoerbaarheid is de toepassing echter beperkt tot de meest
voorkomende geluidbron: het aandrijfgeluid van transportmiddelen. Voor alle overige
piekgeluiden gaat een norm gelden van 65 dB(A) in de nachtperiode.
De nieuwe pieknormen liggen getalsmatig boven de bestaande normering. Uit de onderzoeksgegevens
blijkt echter dat deze nieuwe pieknormen reeds een afdoende bescherming bieden tegen
slaapverstoring. Hierbij is rekening gehouden met het bestaan van gevels met een minder
goede geluidwering dan doorgaans het geval is, en met eventuele extra slaapverstoring
die het gevolg kan zijn door het herhaald optreden van piekgeluiden.
Daarnaast is gevraagd om inzicht te bieden in het aantal mensen dat als gevolg van
deze wijziging met een hoger geluidsniveau te maken zal kunnen krijgen. Deze vraag
is in kwantitatieve zin niet eenvoudig te beantwoorden, aangezien de nieuwe geluidregels
geen rechtstreekse werking hebben. De gemeente kan de standaard geluidregels in het
omgevingsplan opnemen, maar kan daar ook gemotiveerd van afwijken. Afhankelijk van
deze keuze kan het geluidsniveau stijgen of dalen.
Toepassing van de nieuwe pieknorm kan gevolgen hebben voor burgers die op korte afstand
wonen van de geluidbron, voor zover daar nachtelijke activiteiten worden uitgevoerd.
Alleen in die gevallen waarin een nachtelijke activiteit niet kan voldoen aan de thans
geldende pieknorm, maar wel aan de nieuwe gedifferentieerde pieknormen, kan een bewoner
daadwerkelijk met een hoger piekniveau te maken krijgen. Veelal zal het dan gaan om
piekgeluiden door transportbewegingen op het terrein van een bedrijf. Het piekniveau
mag dan niet hoger zijn dan 70 dB(A), een niveau dat vergelijkbaar is met het geluid
dat een bewoner zal ervaren bij het passeren van een vrachtwagen op de openbare weg.
Overigens maakt het Activiteitenbesluit het nu ook al mogelijk om in de nachtperiode
voor geluiden van transportmiddelen een maximaal geluidniveau op 7,5m afstand van
65 dB(A) toe te staan in plaats van 60 dB(A).
In het notaoverleg werd ook specifiek gevraagd naar het effect van deze nieuwe normering
voor de geluidsoverlast of de geluidsbelasting van Schiphol, Eindhoven en Lelystad,
en of er hierbij is gekeken naar Zwitsers onderzoek over de specifieke effecten van
vliegtuiglawaai op de volksgezondheid. De betreffende normering heeft betrekking op
piekgeluiden als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten en niet op luchtvaart. De
voorgestelde wijziging heeft dan ook geen gevolgen voor de beoordeling van geluid
rond de betreffende luchthavens.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma