33 000 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2012

Nr. 66 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2012

Hierbij zend ik u de evaluatie van de in 2007 verleende incidentele bijdrage van EUR 10 miljoen ten behoeve van de zoetwater-veerdiensten. Met deze evaluatie geef ik uitvoering aan de toezeggingen die mijn ambtsvoorgangers van Verkeer en Waterstaat en ik met betrekking tot deze bijdrage gedaan hebben. De evaluatie is in opdracht van mijn Ministerie uitgevoerd door REBEL-groep. Een samenvatting van de evaluatie vindt u in bijlage 11. Bijlage 2 bij deze brief is het volledige rapport1.

De eenmalige bijdrage aan de decentrale overheden is destijds verleend naar aanleiding van een door het Kamerlid van der Staaij ingediend en door de Kamer aanvaard amendement bij de begrotingsbehandeling 2006 ( Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 A, nr. 23). Het amendement strekte tot oprichting van een landelijk verenfonds, met als doel de exploitatietekorten van de veerdiensten af te dekken en investerings- en vervangingsuitgaven mogelijk te maken.

De toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat heeft hierop in 2006 toegezegd bereid te zijn om een bijdrage van EUR 10 miljoen te leveren ten behoeve van de veerdiensten ( Handelingen II 2005/06, nr. 30/31). Hierbij is uitdrukkelijk aangegeven dat het ging om een niet-structurele bijdrage ten behoeve van een gedecentraliseerde taak, en dat het aan de decentrale overheden was vervolgbeleid te ontwikkelen. In overleg met de decentrale overheden in het Nationaal Mobiliteitsberaad is besloten de bijdrage via de decemberbrief van de BDU 2007 te verdelen.

Conclusie van de evaluatie is – samengevat – dat de eenmalige bijdrage daadwerkelijk is besteed aan de zoetwaterveren en dat deze geleid heeft aanvullende bijdragen van nog eens EUR 10 miljoen, door cofinanciering van de decentrale overheden. In de provincie Gelderland heeft dit ook geleid tot de oprichting van een provinciaal verenfonds.

De bijdrage heeft hiermee de decentrale overheden de mogelijkheid geboden om een structurele oplossing te scheppen voor de financiële problematiek van de zoetwaterveren. De bijdrage heeft derhalve aan haar doel beantwoord.

Met deze evaluatie rond ik mijn betrokkenheid bij de zoetwaterveren af. De verantwoordelijkheid voor deze veren ligt sinds 1992 met de Wet Herverdeling wegenbeheer bij de decentrale overheden.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven