Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 maart 2012
Het doet mij goed u met deze brief te informeren over het akkoord dat ik zojuist heb
bereikt met de Vlaamse minister Crevits over een nieuwe grote zeesluis bij Terneuzen.
Deze zeesluis is van belang voor Vlaanderen en voor Nederland. Hij zorgt voor verbetering
van de maritieme toegang van Gent en geeft een reductie van de wachttijden voor de
Nederlandse binnenvaart. Bovendien worden met vergroting van de totale capaciteit
van het sluizencomplex de corridormogelijkheden richting Frankrijk verbeterd, hetgeen
de economieën van Vlaanderen en Nederland ten goede komt. Daarnaast draagt een grote
zeesluis bij aan verbetering van de luchtkwaliteit en is hij een katalysator ter versterking
van de regionale economie.
Op basis van dit akkoord (zie bijlage 1)1 heb ik besloten tot een Voorkeursbeslissing in het MIRT-traject inzake de verbetering
van de Maritieme toegankelijkheid van de Kanaalzone Gent-Terneuzen (zie bijlage 2)1. De Voorkeursbeslissing betreft een grote zeesluis met als uitgangspunt de afmetingen
427m x 55m x 16m (l x b x d).
Reeds eerder heb ik u geïnformeerd over het MIRT-traject van het project «Verbetering
Maritieme Toegankelijkheid Kanaalzone Gent-Terneuzen» dat Nederland gezamenlijk met
Vlaanderen uitvoert. De verkenning en de aanvullende onderzoeken zijn in 2009 respectievelijk
in 2010 afgerond. Bij de verkenning zijn de stakeholders nauw betrokken geweest binnen
het Stakeholders Adviesforum (SAF). Zij adviseerden op basis van de verkenning voor
een grote zeesluis. Eind 2009 zijn de ambtelijke onderhandelingen met Vlaanderen gestart.
Minister Crevits en ik hebben op basis van deze onderhandelingen het akkoord van vandaag
bereikt in een aantal stappen:
-
– In januari 2011 hebben we besloten ons te focussen op een grote zeesluis;
-
– In juli 2011 zijn we een kostenverdeling op hoofdlijnen tussen Vlaanderen en Nederland
voor een grote zeesluis overeengekomen;
-
– Vandaag hebben we tot slot een gezamenlijk Besluit kunnen ondertekenen waarmee alle
afspraken over de aanleg van de grote zeesluis, het beheer en onderhoud en de kanaalaanpassingen
worden vastgelegd.
Nederland betaalt voor de aanleg van een nieuwe grote zeesluis bij Terneuzen en 30
jaar onderhoud en beheer een bijdrage in de kosten van in totaal 141,9 mln euro (excl.
BTW, pp 2008). Dit bedrag staat vast en wijzigt niet als de sluis duurder of goedkoper
blijkt. Het doet mij genoegen dat de regio heeft toegezegd 10 mln euro van de Nederlandse
bijdrage voor haar rekening te nemen. Vlaanderen vult de Nederlandse bijdrage aan
tot de totale projectkosten. Deze worden geraamd op 1,05 mrd euro (excl. BTW, pp 2008).
Vlaanderen en Nederland dragen elk de BTW voor hun aandeel in de projectkosten.
De meerkosten van de kanaalaanpassingen als gevolg van de keuze voor een grote zeesluis
bovenop de kosten voor reguliere geplande werkzaamheden zijn voor rekening van Vlaanderen.
Nederland levert hieraan een bijdrage van 15 procent van de totale kosten van de sluis
(met een maximum van 150 mln euro).
De door mij genomen Voorkeursbeslissing is tevens het startschot voor een gezamenlijke
Vlaams-Nederlandse planuitwerkingsfase onder verantwoordelijkheid van de Vlaams Nederlandse
Scheldecommissie (de VNSC). Een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse en een Milieu
Effectrapportage (MER) maken hier deel van uit.
Ik ben met minister Crevits overeengekomen dat we voor de planuitwerkingsfase een
Design Build Finance Maintain contract (DBFM) als uitgangspunt nemen. Bovendien zullen
we onderzoeken of efficiencywinst kan worden behaald door het onderhoud uit te breiden
naar andere onderdelen binnen het sluizencomplex. Wanneer dit het geval is zullen
Vlaanderen en Nederland deze efficiencywinst gelijk verdelen.
Het streven is om de Planuitwerkingsfase eind 2014 te hebben afgerond. De zojuist
gemaakte afspraken tussen Nederland en Vlaanderen dienen bovendien verankerd te worden
in een Vlaams-Nederlands Verdrag. Daarom zullen parallel aan de planuitwerkingsfase
verdragsonderhandelingen gestart worden. Ik verwacht dit Verdrag eveneens eind 2014
ter goedkeuring aan het parlement voor te kunnen leggen.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus