Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 januari 2018
Tijdens het 30-leden debat van 14 november 2017 over de gasvondst van Hansa (Handelingen
II 2017/18, nr. 21, item 20) heb ik aan uw Kamer toegezegd een nadere toelichting op artikel 16 van de Mijnbouwwet
te geven. Ook heb ik toegezegd inzichtelijk te maken voor welk deel van het Nederlandse
landoppervlak geen opsporings- of winningsvergunningen voor koolwaterstoffen (olie
en gas) zijn afgegeven. Hieronder ga ik achtereenvolgens in op deze twee punten.
Toelichting op artikel 16 Mijnbouwwet
Artikel 16, eerste lid, van de Mijnbouwwet stelt: «gedeputeerde staten van de provincie
waarop de aanvraag voor een vergunning betrekking heeft worden in de gelegenheid gesteld
binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn advies uit te brengen over
de ingediende aanvraag.» De wijze van advisering en de procedure is geregeld in afdeling
3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (memorie van toelichting, Kamerstuk 34 348, nr. 3, blz. 12 en 13). Artikel 16, tweede lid, van de Mijnbouwwet geeft aan dat gedeputeerde
staten bij het advies het college van burgemeester en wethouders van de betrokken
gemeenten en het dagelijks bestuur van de betrokken waterschappen betrekken.
Het verstrekken van een advies is een bevoegdheid die de Mijnbouwwet aan gedeputeerde
staten toekent. Een bevoegdheid is beperkt tot het grondgebied waarbinnen de betreffende
overheid het bevoegd gezag is. Het grondgebied van provincies en gemeenten is bij
wet in 1980 voor de noordelijke provincies en in 1990 voor de westelijke provincies
ingedeeld tot 1 kilometer uit de kust. De bevoegdheid van artikel 16 van de Mijnbouwwet is dan ook beperkt tot deze grens. Op zee buiten deze zone van 1 kilometer
hebben provincies en gemeenten geen bevoegdheden. De aangewezen autoriteit die de
belangen op de Noordzee behartigt is in dit geval Rijkswaterstaat.
Daarnaast geldt voor alle overheden dat zij voor de behartiging van hun belangen,
omschreven in artikel 1:2, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht,
mij gevraagd en ongevraagd kunnen adviseren. Dit doen zij met name in kwesties die
naar hun inschatting raken aan hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Dit kan
bijvoorbeeld aan de orde zijn als een activiteit plaatsvindt nabij de gemeente- of
provinciegrens. In het kader van de beginselen van behoorlijk bestuur zoals vastgelegd
in onder meer artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ben ik gehouden
ook deze belangen (adviezen) af te wegen in mijn besluiten.
Gebieden met opsporings- of winningsvergunningen voor koolwaterstoffen
In de figuur die is bijgevoegd bij deze brief (bijlage 1)1 is op de kaart van Nederland aangegeven voor welke landsdelen een opsporings- of
winningsvergunning voor koolwaterstoffen (olie of gas) is verleend.
Daarnaast is in de figuur in de bijlage aangegeven voor welke gebieden nog aanvragen
voor opsporingsvergunningen zijn ingediend. In lijn met het Regeerakkoord ben ik voornemens
deze aanvragen niet te verlenen. In afwachting van de Structuurvisie Ondergrond worden
deze aanvragen aangehouden. Bij algemene maatregel van bestuur zal in overeenstemming met de Structuurvisie worden geregeld dat geen opsporingsvergunningen voor nieuwe
gasvelden op land zullen worden afgegeven. Vanaf dat moment kunnen de aanvragen definitief
worden afgewezen. Tot slot is aangegeven in welke landsdelen conventionele olie en
gaswinning waarschijnlijk geen economische potentie heeft («niet prospectief»).
Uit deze figuur blijkt dat 35 procent van het Nederlandse vaste land gedekt wordt
door opsporings- en winningsvergunningen. Er liggen op dit moment drie aanvragen voor
opsporingsvergunningen. Deze aanvragen bestrijken 2 procent van het vaste land. Voor
40 procent van het vaste land geldt dat de betreffende landsdelen waarschijnlijk voor
conventionele olie- en gaswinning economische niet rendabel is («niet prospectief»).
Het resterende landsdeel dat – gegeven de huidige olie- en gasprijzen en de huidige
technologie – nog economische potentie heeft voor conventionele winning van olie of
gas, beslaat daarmee dus ongeveer 23 procent van het Nederlandse vaste land.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes