Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2018
Naar aanleiding van het verzoek van lid Kuiken tijdens de regeling van werkzaamheden
d.d. 28 maart 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 66, Regeling van Werkzaamheden) stuur
ik uw Kamer deze brief over discriminatie op de woningmarkt.
De uitkomsten van het onderzoek van de Groene Amsterdammer over discriminatie op de
woningmarkt zijn ronduit bedroevend. De gevolgen raken niet alleen de mensen die gediscrimineerd
worden, maar ook de samenleving als geheel. Discriminatie op de woningmarkt steekt
in het bijzonder, omdat het een elementaire voorziening is in het opbouwen van een
bestaan. Discriminatie is verboden en strafbaar.
Het kabinet zet volop in op de aanpak van discriminatie. Het gaat dan niet alleen
om de repressieve kant, maar juist ook om preventie, bewustwording en het voorkomen
van onjuiste beeldvorming die discriminatie in de hand werkt. Preventie en de aanpak
van discriminatie is een zaak van de samenleving als geheel. Mensen moeten elkaar
erop aanspreken als er gediscrimineerd wordt. Discriminatie mag nooit zonder gevolgen
blijven. Het is belangrijk dat gedupeerden aangifte doen, naar het lokale antidiscriminatiebureau
en te gaan voor bijstand en advies of een klacht indienen bij het College voor de
Rechten van de Mens. Ook wanneer specifiek gekeken wordt naar discriminatie op de
woningmarkt vind ik het van belang dat naam of achtergrond er niet toe doet.
In uw Kamer spreken wij vaker over ongewenste gedragingen binnen de sector.
Het gaat dan om het onrechtmatig rekenen van dubbele bemiddelingskosten, het toepassen
van intimidatie zoals door sommige huisjesmelkers, misbruik maken van tijdelijke contractvormen
en langdurige uitsluiting door gebruik van zwarte lijsten. Maar het gaat dus ook –
zoals recent uit onderzoek van de Groene Amsterdammer is gebleken – om discriminatie.
Deze praktijken passen niet bij een sector waarin een zo belangrijke functie als wonen
ligt besloten. Ik wil voorkomen dat dergelijk gedrag een optelsom wordt die het vertrouwen
in de huursector als geheel afbreekt. Ik wil dat er een einde komt aan deze gedragingen
en zal me daar dan ook voor inzetten. Dit kan ik niet alleen en daarom doe ik een
beroep op alle partijen die hieraan kunnen bijdragen.
Uit de eerste reacties van de brancheorganisaties op deze onderwerpen, maak ik op
dat zij hier hun verantwoordelijkheid zien, en willen en zullen nemen. Op korte termijn
zal ik dan ook het gesprek met hen aangaan om afspraken te maken over goed verhuurderschap.
De aanpak van huisjesmelkers zal ik hierbij betrekken. Te denken valt aan onder meer
voorlichting, omdat ik het van belang vind dat zowel huurders als verhuurders op de
hoogte zijn van hun rechten en plichten. Dit zal ik daarom ook agenderen tijdens het
gesprek met de brancheorganisaties.
Daarnaast denk ik ook aan (zelf)regulering door de sector. Zo wil ik dat de sector
afspraken maakt over de inzet van mystery guests – zoals de Groene Amsterdammer heeft gebruikt in haar onderzoek. Ik zie hier ook
een duidelijke rol voor de Woonbond, de LSVb, andere huurdersvertegenwoordigers en
brancheorganisaties. Aanvullende maatregelen op het vlak van wet- en regelgeving die
ik in het kader van goed verhuurderschap samen met de sector aan het verkennen ben,
zijn het stellen van voorwaarden aan omzettingsvergunningen en een ambtshalve toegang
tot de huurcommissie.
Ik heb er vertrouwen in dat we gezamenlijk komen tot goede afspraken over goed verhuurderschap,
zodat Jaap en Rachid gelijke kansen hebben op de woningmarkt en huurders op fatsoenlijke
wijze worden behandeld. In woord en in daad.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren