Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 maart 2015
In het Algemeen overleg Voortgang Wijkaanpak op 10 februari jl. heb ik toegezegd u
een reactie te sturen op het EUKN rapport «The Inclusive City». In deze brief kom
ik deze toezegging na.
In mijn reactie sluit ik mij aan bij de reactie1 van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de beantwoording
van de Kamervragen2 over dit rapport, waarin de armoedeaanpak van het kabinet is beschreven. Daarnaast
verwijs ik naar de brief3 aan de Tweede Kamer over het Nederlands EU-voorzitterschap 2016, waarin is aangegeven
dat Nederland aandacht wil vragen voor kennisdeling tussen lidstaten en Europese steden
op het terrein van armoedebestrijding.
Mijn portefeuille raakt aan de bestrijding van armoede in het kader van de betaalbaarheid
van het wonen voor lage inkomens. Het huurbeleid, dat een maximum stelt aan de mogelijkheid
tot huurverhogingen, en de huurtoeslag leveren hieraan een bijdrage. In het licht
van de betaalbaarheid heb ik voor de laagste inkomens nadere regels gesteld rond het
passend toewijzen van woningen aan huishoudens in de doelgroep van de huurtoeslag
door corporaties4. Daarnaast hebben gemeenten en corporaties een verantwoordelijkheid in de betaalbaarheid
van het wonen voor lage inkomens. Gemeenten staan het dichtst bij de burger en zijn
het beste in staat om de lokale problematiek te overzien en waar noodzakelijk passende
maatregelen te nemen. Dat geldt ook voor het volkshuisvestingsbeleid. Het zijn dan
ook de gemeenten die met het volkshuisvestingsbeleid kunnen inspelen op lokale omstandigheden
en hier met corporaties afspraken over kunnen maken. Ik heb in de Herzieningswet toegelaten
instellingen – die op dit moment voorligt bij de Eerste Kamer – voor gemeenten meer
instrumenten opgenomen om de medewerking van corporaties aan het woonbeleid te vragen.
Afspraken over het behoud van een kernvoorraad voor huishoudens met een laag inkomen
kunnen hier onderdeel van zijn.
Ook voor de aanpak van armoede geldt dat gemeenten het dichtst bij de burger staan
en het beste in staat zijn om lokale problematiek te overzien en waar noodzakelijk
passende maatregelen te nemen. Dat sluit aan bij het pleidooi van EUKN voor een stedelijke
armoede aanpak.
EUKN signaleert dat armoede zich concentreert in bepaalde wijken. Zoals ik in mijn
brief over de voortgang van de wijkaanpak5 heb aangegeven, beweegt de wijkaanpak zich naar een nieuwe fase. Daarmee verandert
de rol van de rijksoverheid. Deze richt zich nu meer op het geven en creëren van ruimte,
zodat lokale en regionale partijen hun rol en verantwoordelijkheid kunnen nemen. Bij
de rol van het Rijk gaat het om het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving,
kennisdeling en het ondersteunen van experimenten en pilots. Zo kunnen gemeenten een
integrale aanpak, waar nodig mede gericht op armoede, vormgeven. Ook kunnen gemeenten,
mede afhankelijk van het aan te pakken probleem, het beleid samen met andere partijen
en overheden formuleren. Indien noodzakelijk zal het Rijk hierbij een rol spelen.
Dit gebeurt ook in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ), een van de praktijkvoorbeelden
uit het EUKN rapport. Het NPRZ is een samenwerking tussen de gemeente Rotterdam, de
rijksoverheid, scholen, woningcorporaties, zorginstellingen en het bedrijfsleven.
Alle partijen hebben zich verbonden aan de ambities, de langdurige inzet en de gerichte
en integrale aanpak zoals die in het Nationaal Programma zijn vastgelegd.
Het partnerschap tussen steden en Rijk wordt de komende tijd verder vormgegeven via
de «Agenda Stad». De «Agenda Stad» wordt getrokken door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. De stad biedt door zijn concentratie van productie,
activiteiten en (sociale) innovatie grote kansen. Tegelijkertijd blijft de stad een
plek waar grote uitdagingen bestaan bijvoorbeeld op het gebied van armoede, leefbaarheid
en veiligheid waar volop aandacht voor nodig is.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok