Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2015
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van 28 mei 2015 is mij het verzoek gedaan een brief aan uw Kamer te doen toekomen
waarin ik inga op de status van NPO1 als nationale rampenzender. Hierbij zend ik u
mijn reactie.
In de Mediawet 2008 is een bepaling opgenomen, artikel 6.26, die de wettelijke basis
biedt voor de Minister-President om een nadere regeling op te stellen voor omroepen
in buitengewone omstandigheden. Daarin is geregeld dat de Minister-President zendtijd
en faciliteiten van de publieke omroepen kan vorderen in buitengewone omstandigheden.
Dit heeft niet alleen betrekking op NPO 1. NPO 1 kan daarom niet «de nationale rampenzender»
worden genoemd.
Op televisie fungeert NPO 1 als «nationale nieuwszender». Dat is de eigen benaming
die hier door de NOS en NPO aan wordt gegeven, waarmee men het belang van de continuïteit
van de nieuwsvoorziening duidt.
De termen rampenzender en calamiteitenzender zijn synoniemen. Sinds 1991 fungeren
de regionale radiozenders formeel als calamiteitenzender. Dat wil zeggen dat de radiozenders
van de regionale omroepen in geval van rampen of calamiteiten direct gebruikt moeten
kunnen worden voor mededelingen van het bevoegd gezag aan burgers. De inzet daarvan
is een lokaal bestuurlijke afweging. De veiligheidsregio’s kunnen specifieke afspraken
maken met de regionale omroepen over hun inzet als calamiteitenzender. Daartoe stelt
het Ministerie van Veiligheid en Justitie sinds januari 2010 een modelconvenant ter
beschikking.
De nationale overheid heeft naast de faciliteiten en zenders van de publieke omroepen
meerdere middelen ter beschikking ten behoeve van de crisiscommunicatie, en is daarom
voor de crisiscommunicatie niet alleen afhankelijk van de faciliteiten en zenders
van de publieke omroepen. Hierbij valt te denken aan www.crisis.nl, het publieksinformatienummer 0800-1351, NL-Alert, social media en de regionale calamiteitenzenders.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker