32 793 Preventief gezondheidsbeleid

31 839 Jeugdzorg

Nr. 287 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting (verder: inspectie) houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de jeugdgezondheidszorg (verder: JGZ). De JGZ valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente en is voor een deel ondergebracht bij GGD»-en en thuiszorginstellingen, voor een deel bij aparte stichtingen en valt voor een deel direct onder gemeenten.

Bij deze brief treft u het rapport aan van de inspectie: «Jeugdgezondheidszorg actief»1. De volgende onderzoeksvraag stond centraal: Leveren de JGZ instellingen verantwoorde zorg en hebben zij voldoende inzicht in de kwaliteit van zorg op een aantal risicovolle onderwerpen?

Resultaten van het onderzoek

Algemeen beeld

Uit het rapport komt het beeld naar voren dat JGZ organisaties over het algemeen verantwoorde zorg leveren en steeds meer inzicht hebben in de kwaliteit van de geleverde zorg. Hoewel dit op onderdelen nog verbeterd kan worden, beoordeelde de inspectie het merendeel van de normen als voldoende. Dit geeft de inspectie vertrouwen dat de jeugdgezondheidszorg goed op weg is.

Ik ondersteun de bevindingen van de inspectie. De inspectie noemt in haar rapport vier belangrijke onderwerpen (samenwerking in het sociale domein, flexibilisering/contactmomenten, kindermishandeling, psychosociale problematiek) die aandacht van de jeugdgezondheidszorg vragen en waarop organisaties binnen de gestelde termijn aan de norm moeten voldoen. Ik vind genoemde onderwerpen eveneens belangrijk en zet er daarom extra op in.

Op de normen waaraan nog niet werd voldaan, zoals aan de richtlijn niet-scrotale tests of aan de richtlijn zindelijkheid, is al voor het uitbrengen van het inspectierapport een aantal vervolgstappen ingezet. Zo heeft de inspectie naar aanleiding van de individuele toezichtrapporten met de JGZ-organisaties afspraken gemaakt over verbetermaatregelen. Ook hebben het NCJ, GGD GHOR Nederland en ActiZ adviezen opgesteld om de JGZ-organisaties te ondersteunen bij het opvolgen van de verbetermaatregelen.

De inspectie heeft gedurende het onderzoek drie tussentijdse rapportages gepubliceerd. Dit gaf organisaties de gelegenheid te leren van verbeterpunten bij reeds bezochte organisaties.

Organisaties die afweken van een norm kregen de opdracht binnen een gestelde termijn aan de inspectie te bevestigen dat zij alsnog gingen voldoen aan de betreffende norm.

Specifieke onderwerpen

Hieronder ga ik nader in op die onderwerpen waarvoor de inspectie (extra) aandacht vraagt.

Samenwerking in het sociale domein

De JGZ draagt bij aan het doel alle kinderen gezond en veilig te laten opgroeien. Zij kijkt naar wat kinderen nodig hebben om gezond op te groeien, zich aan te passen, zelfredzaam te zijn en zij kijkt naar wat ouders nodig hebben om hun kind gezond op te voeden. De JGZ kan dit echter niet alleen. Een integrale aanpak waarbij de JGZ actief samenwerkt met samenwerkingspartners in de wijk zoals huisartsen, jeugd-GGZ, Veilig Thuis-organisaties, verloskundigen, kraamzorg, en het onderwijs is noodzakelijk.

De inspectie constateert in haar rapport dat de JGZ het belang ziet van samenwerking in het sociale domein, maar nog lang niet overal de beoogde positie heeft. Volgens de inspectie kan de JGZ daarin een meer proactieve rol nemen. Maar ook gemeenten en de organisaties in het sociale domein spelen hierbij een rol. De inspectie roept gemeenten en organisaties op met elkaar in gesprek te gaan over een betere positie en gebruik van de JGZ in het sociale domein. Ik onderschrijf deze oproep van harte. Ik zie een actieve rol voor gemeenten weggelegd om in samenspraak met de JGZ en andere betrokken partijen de regie op het kind goed te regelen en een goede samenhang en samenwerking in de keten met jeugdhulp en andere partners te borgen.

De samenwerking in een integrale keten rond aanstaande ouders en kinderen in de wijk is cruciaal. Daar wil ik ook aan bijdragen. Zoals aangekondigd in mijn brief aan uw Kamer over maatschappelijke opgaven jeugd en voortgang stelsel van 27 november jl. (Kamerstuk 31 839, nr. 606), ontwikkel ik een landelijk programma dat als doel heeft dat kinderen in Nederland een gezonde start krijgen. Het doel van het landelijk programma is om de keten rondom het kind op lokaal niveau te verbeteren. Het gaat om een preventieve aanpak in gemeenten en wijken waarbij de verbinding gelegd wordt tussen de verloskundige hulp, kraamzorg, de jeugdgezondheidszorg, de jeugdhulp, de (volwassen) ggz, huisarts en dus tussen het medische en het sociale domein. We maken een verbinding tussen relevante disciplines en professionals, tussen gemeenten en zorgverleners (sectoroverschrijdend) en tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Binnen deze keten zullen lacunes aangepakt worden die belemmeren dat kinderen gezond starten. Ik informeer uw Kamer in het voorjaar 2018 hierover.

Flexibilisering/Contactmomenten

Voor een goed functionerende JGZ in het sociale domein moet een aantal basisvoorwaarden op orde zijn. Eén van deze basisvoorwaarden is het aanbod van voldoende contactmomenten. Met de ingang van het Landelijk Professioneel Kader (Kamerstuk 32 793, nr. 198) op 1 januari 2016 kregen JGZ-organisaties meer flexibiliteit om het schema van contactmomenten in te vullen naar een wijze die voor elk kind de beste garantie geeft voor goede zorg. Zo staat het aanbod van voldoende contactmomenten garant voor een doorlopende, samenhangende en onderbouwde preventieve gezondheidszorg. Gelet hierop vind ik de constatering van de inspectie dat het minimale aanbod van contactmomenten per leeftijdsfase bij een kwart van de onderzochte organisaties te laag is, zorgelijk. De betreffende organisaties moeten binnen drie maanden aan de norm voldoen.

Een aanbod van voldoende contactmomenten zie ik als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en de jeugdgezondheidszorg. Hierbij is het van belang dat men elkaar erop aanspreekt. Ik volg de voortgang op dit punt en bespreek dit het komend jaar in de bestuurlijke overleggen met gemeenten.

Kindermishandeling

Zoals de inspectie in haar rapport stelt is en blijft kindermishandeling een groot maatschappelijk probleem, met veel verdriet, schade en onnodige maatschappelijke kosten. Gezien de (beoogde) positie van de JGZ binnen en buiten het sociaal domein verwacht de inspectie van de JGZ een grotere voorbeeld- en voortrekkersrol op het gebied van de aanpak van kindermishandeling. In het rapport wordt daarom meer aandacht gevraagd voor effectieve preventie en aanpak van kindermishandeling. Helaas komt uit het onderzoek naar voren dat meer dan tweederde van de JGZ-organisaties de registratie van kindermishandeling niet op orde heeft. Ook laat een deel van de organisaties zien dat artsen onvoldoende in actie komen wanneer er aanwijzingen zijn van mogelijke kindermishandeling. Eveneens is de samenwerking met Veilig Thuis niet overal optimaal. De inspectie geeft aan dat verbetering nodig is in de signaalgevoeligheid, het actief acteren op signalen, het goed gebruik maken van de meldcode en de meldingsbereidheid. De inspectie constateert dat het door de JGZ-sector opgestelde actieplan «Kindermishandeling» grotendeels voorziet in de verbetering van de aanpak van kindermishandeling. Voor eind 2017 moeten de organisaties aan de norm voldoen.

Ik zet de komende kabinetsperiode actief in op de aanpak en preventie van kindermishandeling. Daartoe starten we in 2018 – samen met gemeenten – een nationaal programma gericht op preventie, eerder en beter in beeld brengen en duurzaam oplossen van de problematiek van kindermishandeling en huiselijk geweld. Hier kom ik in het voorjaar 2018 op terug.

Psychosociale problematiek

De constatering van de inspectie dat de JGZ met een proactieve houding kansen voor zichzelf en daarmee voor gemeenten, de ketenpartners in het sociaal domein, en vooral voor kinderen en gezinnen kan creëren, onderschrijf ik van harte. Ook ten aanzien van de signalering van psychosociale problematiek is een actieve houding van de JGZ gewenst. In dit verband noemt de inspectie het ontbreken van beleid voor 18-/18+. Hierbij gaat het vooral om de groep jongeren met een licht verstandelijke beperking. Daar het Basispakket JGZ zich richt op jongeren tot 18 jaar kan het stoppen van de JGZ voor deze doelgroep extra risicofactoren met zich meebrengen. Het is daarom belangrijk dat de JGZ extra aandacht besteedt aan de zorgoverdracht van deze groep. De inspectie constateert dat de JGZ het belang hiervan erkent, maar dat nog vrijwel nergens sprake is van een specifiek beleid of plan van aanpak voor deze doelgroep. De organisaties dienen binnen drie maanden een plan van aanpak te hebben waarin een betere zorgoverdracht voor de specifieke doelgroep onderdeel van is.

De kwetsbare groep jongeren en de overgang van 18- naar 18+ heeft mijn aandacht. Op 27 november is samen met een groot aantal partners de Jongvolwassenentop georganiseerd. Daarbij heb ik met bestuurders uit gemeenten, de zorg, werkgevers en onderwijsinstellingen afgesproken om gezamenlijk de knelpunten in de overgang van jeugd naar volwassenheid aan te pakken. Voor kwetsbare jongeren zoals jongeren met een licht verstandelijke beperking is de overgang naar volwassenheid veelal lastig en verloopt vaak nog te problematisch. Deze jongeren missen doorgaans het vangnet dat andere jongeren nog wel hebben als ze 18 jaar worden. Samen met de betrokken partijen heb ik afgesproken dat professionals jongeren niet meer los laten voor ze zelfstandig verder kunnen, of zorgcontinuïteit geregeld is.

Tot slot

Ik sluit me aan bij de oproep van de inspectie aan de JGZ om actief te blijven en haar rol binnen het sociale domein op te pakken. Zoals de inspectie schrijft in haar rapport is er verbetering zichtbaar bij de JGZ en handelt zij steeds vaker vanuit een outreachende visie waarbij het kind op de eerste plaats staat. Dat is het gezamenlijke doel waar we ons samen voor inzetten. Daarom zet ik de komende kabinetsperiode onder meer in op een gezonde start voor alle kinderen en de aanpak van de problematiek van kindermishandeling en huiselijk geweld.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven