32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 182 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2018

Tijdens het Algemeen Overleg Asiel en Vreemdelingenbeleid op 14 december 2017 (Kamerstuk 19 637, nr. 2365) heb ik uw Kamer toegezegd een inhoudelijke reactie op het rapport van Amnesty International te sturen, samen met een terugkoppeling van mijn gesprek met de Directeur van Amnesty Nederland, op 18 december 2017. Met deze brief voer ik deze toezegging uit mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Het rapport van Amnesty Internationaal schetst een ontluisterend beeld over de situatie waarin vele migranten zich in Libië bevinden, in het bijzonder in de formele en informele detentiecentra. Helaas is hier al langer sprake van en daarom zet de regering zich er al geruime tijd voor in om deze mensonterende omstandigheden te verbeteren, zowel bilateraal als onderdeel van de Europese inspanningen. Dit kabinet zal deze inzet continueren, juist nu deze ook effect heeft mede als gevolg van het gezamenlijke optreden van de EU, de Afrikaanse Unie en de VN. Sinds eind november wordt door deze organisaties samengewerkt met de Libische autoriteiten om migranten een uitweg te bieden uit deze mensonterende centra door vluchtelingen en kwetsbare migranten te evacueren en vrijwillige terugkeer te bevorderen naar hun herkomstland.1

Door dit initiatief, en met medewerking van de Libische autoriteiten, heeft IOM betere toegang tot de centra. Ook werken herkomstlanden actiever mee aan het identificeren van eigen onderdanen en het afgeven van benodigde documenten. In de periode eind november 2017 tot 8 januari 2018 zijn ruim 6.500 migranten vrijwillig teruggekeerd naar hun landen van herkomst met behulp van IOM. Tegelijkertijd is UNHCR begonnen met het evacueren van de meest kwetsbare vluchtelingen en migranten, zoals alleenstaande minderjarigen en alleenstaande vrouwen en mannen met zware psychische trauma’s. Een beperkt aantal is vanuit Libië hervestigd naar enkele EU lidstaten. Anderen zijn geëvacueerd naar Niger. Aldaar ontvangen zij medische en/of psychologische verzorging en beoordeelt UNHCR of zij in aanmerking komen voor internationale bescherming, en daarmee mogelijk ook hervestiging, of dat terugkeer naar het herkomstland aan de orde is. Op basis van de hervestigingsinzet van dit kabinet en de afspraken met UNHCR hierover, is het UNHCR bekend dat het ook zaken kan voorleggen aan Nederland. Nederland financiert verschillende activiteiten van de IOM en UNHCR.

Zoals uit het bovenstaande blijkt en wat ook naar voren komt in de aanbevelingen van het rapport van Amnesty, is het ondanks de bijzonder lastige situatie in dit land van belang om in contact te blijven met Libië. Dit heb ik ook samen met de directeur van Amnesty Nederland tijdens mijn gesprek geconcludeerd. Dit verschaft een positie om de Libische autoriteiten aan te spreken op misstanden en incidenten, afspraken te maken over het respecteren van mensenrechtenstandaarden en te bevorderen dat internationale organisaties als IOM, UNHCR en andere internationale partners toegang krijgen tot detentiecentra. Daarmee wordt het internationale toezicht vergroot, ook op de behandeling van migranten die door de Libische kustwacht aan land worden gebracht.

Dit kabinet heeft de Libische autoriteiten bij gelegenheid aangesproken op de situatie in de detentiecentra, zoals ook Amnesty in het rapport aanbeveelt. En marge van de AU-EU top in november jl. te Abidjan heeft Nederland aangedrongen op betere toegang van UNHCR en IOM tot de Libische detentiecentra om meer zicht te krijgen op wat daar gebeurt en betere hulp te kunnen verlenen. Ook heeft Nederland, net als andere partners, er met succes bij de Libische autoriteiten voor gepleit om de door milities gerunde centra te sluiten. Bij herhaling onderstreept Nederland de noodzaak van deze inzet in EU verband, laatstelijk tijdens de Europese Raad op 14 en 15 december en daarvoor in verschillende Raden Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie en Binnenlandse Zaken2.

Ten aanzien van de verschillende aanbevelingen in het rapport met betrekking tot o.a. het optreden van de Libische kustwacht en de Europese steun aan de kustwacht, merk ik nogmaals op dat de Libische kustwacht, net als andere kustwachten, meerdere wettelijke taken heeft.3 De kustwacht is noodzakelijk voor de Libische autoriteiten om de Libische territoriale wateren te controleren. Een goed functionerende Libische kustwacht draagt bij aan het tegengaan van irreguliere migratie en de bestrijding van mensensmokkel en -handel en het redden van levens op zee. De versterking van de Libische kustwacht maakt, samen met het verbeteren van de situatie in de Libische detentiecentra, onderdeel uit van een bredere integrale Europese aanpak om de ongecontroleerde migratie via Libië naar de EU beter beheersbaar te maken. Het verkleinen van het gebied dat de Libische kustwacht beheert of het vergroten van de toegang van schepen van NGO’s tot de Libische wateren, worden niet door het kabinet onderschreven. Daarbij onderstreept het kabinet dat de Libische kustwacht in het optreden te alle tijde mensenrechten dient te respecteren. Onder andere hiervoor is in de operatie Sophia een monitoringsmechanisme opgezet.

In mijn gesprek met Amnesty Nederland heb ik Amnesty verzekerd dat het kabinet zich blijft inzetten om de situatie in de centra te verbeteren. Zoals ik ook in mijn brief aan uw Kamer d.d. 20 december heb aangegeven (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1280), acht het kabinet het van belang om de bredere Europese en internationale inzet in Libië te blijven ondersteunen, juist nu deze effect heeft. Zoals de gezamenlijke inspanningen van de EU, AU en de VN aantonen, kunnen gezamenlijk optreden en internationale druk wel degelijk het verschil maken en tot concrete en humane oplossingen leiden, zelfs in een uiterst complexe situatie als in Libië.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-04, nr. 202

X Noot
2

Zie o.a. het verslag van de Europese Raad van 14–15 december 2017, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1281.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1280

Naar boven