Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2013
Tijdens het algemeen overleg op 21 maart jl. over het beheer bij Defensie heb ik toegezegd
dat ik nader zou ingaan op de consequenties van de vertraging van de reorganisaties
voor de defensiebegroting. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
In mijn brief van 8 maart jl. over de consequenties van het beheer voor de begroting
2013 (Kamerstuk 32 733, nr. 118) heb ik gemeld dat de herijking van het beheer op dit moment geen aanleiding geeft
tot mutaties. Wel geldt dat de doelstellingen voor beheer en «krijgsmacht op orde»,
zoals opgenomen in de Memorie van Toelichting, door de brief gedeeltelijk zijn achterhaald.
De vertraging van de reorganisaties heeft wel implicaties voor de begroting. Er is
sprake van extra uitgaven, met name doordat de kosten van het personeel dat door de
reorganisaties overtollig wordt, langer op de defensiebegroting drukken. Tijdens het
algemeen overleg over sourcing van 28 maart jl. en in antwoord op de Kamervragen over
de gevolgen van de WUL (verzonden op 4 april jl.) heb ik al te kennen gegeven dat
het hierbij gaat om ongeveer € 9,5 miljoen aan salarissen en sociale lasten per maand.
De vertraging heeft te maken met het stilleggen van het overleg met de bonden. De
gesprekken met de bonden zijn inmiddels hervat.
De vertraging resulteert tegelijkertijd in een latere instroom van personeel in het
Sociaal Beleidskader (SBK). Hierdoor vallen de uitgaven voor het SBK in 2013 lager
uit. Er is – althans op de korte termijn – feitelijk sprake van communicerende vaten
tussen formatie (salarissen en sociale lasten) enerzijds en het SBK anderzijds. Daarbij
wijs ik er op dat de genoemde posten ook door andere ontwikkelingen, zoals de in-
en uitstroom van personeel, kunnen worden beïnvloed.
In 2013 is er daarom netto nauwelijks sprake van een financieel effect. Wel is er
dus sprake van verschuivingen van uitgaven van het SBK naar de formatie. Op de reguliere
begrotingsmomenten worden de ramingen geactualiseerd en wordt de Kamer hierover via
de suppletoire begrotingen geïnformeerd.
In 2014 is de situatie anders. Uitgaande van een ongewijzigde gemiddelde verblijfsduur
van het personeel in het SBK zal de latere instroom ook resulteren in een latere uitstroom
en daarmee in een stijging van de SBK-uitgaven in 2014. In 2014 is daardoor eenmalig
meer geld nodig vanuit 2013 dan nu in de begroting is opgenomen voor het SBK. Hierover
wordt overlegd met het ministerie van Financiën, waarbij gedacht wordt aan een kasschuif.
Deze hogere uitgaven zijn niet structureel en worden veroorzaakt door de latere instroom
in het SBK. Ook hierbij geldt dat de Kamer op de reguliere begrotingsmomenten wordt
geïnformeerd over de hieruit voortkomende mutaties.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 8 februari jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 116) zal ik de Kamer twee keer per jaar informeren over de voortgang van de reorganisatietrajecten
als onderdeel van de bezuinigingsmaatregelen en over de mate waarin Defensie in staat
is de inzetbaarheidsdoelstellingen te halen, namelijk bij het jaarverslag en de ontwerpbegroting
De minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert