32 710 F Jaarverslag en slotwet Diergezondheidsfonds 2010

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET DIERGEZONDHEIDSFONDS (F)

Aangeboden 18 mei 2011

INHOUDSOPGAVE

  

blz.

   

A.

ALGEMEEN

4

1.

Aanbieding en dechargeverlening

4

2.

Leeswijzer

7

   

B.

BELEIDSVERSLAG

8

3.

Beleidsartikel

8

4

Bedrijfsvoeringsparagraaf

21

   

C.

JAARREKENING

22

5.

Verantwoordingsstaat 2010

22

 

Financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat DGF 2010

23

6.

Saldibalans

25

   

D.

BIJLAGE

27

7.

Lijst met gebruikte afkortingen

27

A. ALGEMEEN

1. Aanbieding en dechargeverlening

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot het Diergezondheidsfonds (F) over het jaar 2010 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie decharge te verlenen over het in het jaar 2010 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010;

  • b. het voorstel van de slotwet over 2010 dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2010 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2010 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2010, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2010 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Het jaarverslag van het Diergezondheidsfonds (DGF) bestaat uit het Beleidsverslag over 2010, de jaarrekening en een bijlage (lijst van gebruikte afkortingen).

In het Beleidsverslag 2010 wordt verantwoording afgelegd over de voornaamste beleidsprioriteiten, de streefwaarden, de geleverde prestaties en de budgettaire gevolgen van beleid. De jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het fonds.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsartikel

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene beleidsdoelstelling

De diergezondheidszorg is primair de verantwoordelijkheid van de (vee)houder. Het adequaat verzorgen van de dieren en het vragen van hulp van dierenartsen bij gezondheidsproblemen van de dieren vloeien daaruit voort. Zonder aan dit uitgangspunt afbreuk te doen, is ook duidelijk dat er andere belangen en verantwoordelijkheden zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Mede daarom is in 2007 de Nationale Agenda Diergezondheid door de regering vastgesteld en aan de Tweede Kamer toegezonden. Hierin is het diergezondheidsbeleid in de volle breedte weergegeven. Een beleid dat op basis van een uitgebreide inventarisatie en oriëntatie tot stand is gekomen en in samenwerking met alle relevante partijen aan de hand van actiepunten verder wordt ontwikkeld en uitgewerkt.

In het geval de houder van het dier of de dierenarts verschijnselen zien die kunnen wijzen op een aangifteplichtige dierziekte, dient dit onmiddellijk te worden gemeld. De zorg voor de diergezondheid en melding van problemen is essentieel voor de bestrijding van (besmettelijke) dierziekten. Dat geldt des te sterker voor dierziekten waarbij de uitvoering van de bestrijding door de overheid noodzakelijk en geboden is. Elke vertraging in de melding van dergelijke (besmettelijke) dierziekten doet de gevolgen, en daarmee de overlast en de kosten, meer dan evenredig toenemen.

Het DGF is het financiële instrument van de overheid voor de bewaking en bestrijding van dierziekten die door, of in opdracht van, de overheid worden uitgevoerd op grond van de daartoe in nationale wet- en regelgeving opgenomen verplichtingen. Het beleid, dat aan de basis ligt van de inzet van dit instrument, is weergegeven in het beleidsartikel 25 «Voedselkwaliteit en diergezondheid» van de begroting van het voormalige ministerie van LNV. In de begroting voor 2010 van het DGF is dat beleid nader uitgewerkt en zijn de te realiseren streefwaarden aangegeven.

Nederland is door de EU officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Om deze status te handhaven worden monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s uitgevoerd. Daarnaast ondersteunen deze bewakingsonderzoeken de preventie voor de betreffende dierziekten. De uitgaven en ontvangsten van deze verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.11»Bewaking van dierziekten».

Indien zich desondanks uitbraken van besmettelijke dierziekten voordoen is het beleid erop gericht deze – binnen de kaders van de EU-regelgeving – zo effectief mogelijk te bestrijden. Het bestrijdingsbeleid is er in de eerste plaats op gericht om de risico’s op de verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk te beperken. Essentiële voorwaarde hiertoe is het tijdig signaleren van symptomen van besmettingen door onderzoek te doen naar verdachte gevallen. De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.12 »Bestrijding van dierziekten».

Jaarlijks wordt er gemonitord op aanwezigheid van het Blauwtong (BT) virus in Nederland. De afgelopen jaren was de monitoring gericht op het vroegtijdig signaleren van nieuwe serotypen (anders dan het serotype BTV 8, dat sinds 2006 in Nederland circuleerde). Omdat in 2009 geen BT gevallen in Nederland gevonden zijn, is de monitoring in 2010 aangescherpt en gericht op het aantonen van een vrijstatus. Voor het aanvragen van de vrijstatus moet een land twee jaar lang (twee knuttenseizoenen) vrij zijn geweest van BT. Voor de monitoring 2010 zijn de monsters zodanig gekozen dat met terugwerkende kracht deze vrijstatus ook voor 2009 aangetoond zou kunnen worden. In 2010 zijn geen BT gevallen gevonden.

2010 stond vooral in het teken van de bestrijding van Q-koorts. De bestrijdingskosten vormen daarom het grootste gedeelte van de uitgaven van het DGF. Q-koorts wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella Burnetii en komt wereldwijd voor in vrijwel alle landen waar naar de ziekte is gezocht. Een groot aantal diersoorten is gevoelig voor deze ziekte. Ziekte bij mensen is meestal gerelateerd aan ziekte bij schapen, geiten of runderen. Voor 2007 kwam Q-koorts bij mensen in Nederland slechts zelden voor. Tussen 2007 en 2009 werd een steeds toenemend aantal mensen ziek door Q-koorts, vooral in de provincies Noord-Brabant, Limburg en Utrecht. De bron van de epidemie was de professionele melkgeiten- en melkschapenhouderij, waar sinds 2005 abortusgolven werden waargenomen als gevolg van Q-koorts. Vooral bij abortussen komen veel bacteriën vrij, die vervolgens vanuit de stal kunnen verwaaien naar de omgeving. In de afgelopen periode 2008–2010 heeft de overheid verschillende maatregelen genomen om de epidemie een halt toe te roepen.

In 2009 nam het aantal patiënten, ondanks ingezette hygiënemaatregelen, sterk toe. In 2009 waren meer vaccins beschikbaar dan in 2008 en konden alle melkgeiten en –schapen in Noord-Brabant en delen van Limburg, Gelderland en Utrecht gevaccineerd worden. In totaal zijn in 2009 ongeveer 2 300 mensen ziek geworden door Q-koorts. Na de zomer van 2009 kwam de tankmelktest beschikbaar en is een monitoringsprogramma ingesteld, waarbij op basis van tankmelkonderzoek een besmetting op een bedrijf werd vastgesteld. Deelname aan het tankmelkmonitoringsprogramma is sinds oktober 2009 verplicht voor alle professionele melkgeiten- en melkschapenbedrijven (meer dan 50 dieren). Tegelijkertijd met inwerkingtreding van de tankmelkmonitoring was ook een nieuw maatregelenpakket ingesteld, met als belangrijkste toevoeging het instellen van een vervoersverbod van besmette bedrijven naar vrije bedrijven om verdere verspreiding tegen te gaan.

Begin november 2009 hebben het voormalige ministerie van LNV en het ministerie van VWS aan deskundigen gevraagd om verdergaande strategieën uit te werken, en daarbij de te verwachte effecten op het aantal humane patiënten aan te geven. Uit het deskundigenadvies van 4 december 2009 bleek dat de deskundigen verwachtten dat het toen vigerende pakket (ingesteld in oktober 2009) waarschijnlijk vanaf 2011 een gunstig effect zou laten zien, maar nog niet in 2010. Een strategie waarbij drachtige geiten op besmette bedrijven geruimd zouden worden zou al in 2010 effect hebben op het aantal humane patiënten. In december 2009 is gestart met het ruimen van drachtige geiten op besmette bedrijven. In totaal zijn op 90 besmette bedrijven ongeveer 50 000 drachtige geiten en bokken geruimd. Ongeveer 60 000 achtergebleven geiten op besmette bedrijven hebben een levenslang fokverbod opgelegd gekregen. Naast het verder opvolgen van de besmette bedrijven is begin 2010 tevens een verplichte vaccinatiecampagne opgestart om de dieren op melkgeiten- en melkschapenbedrijven voorafgaand aan een eventuele nieuwe dracht te vaccineren. Dit om te voorkomen dat de belangrijkste besmettingsbron, namelijk besmette drachtige dieren, opnieuw zou kunnen ontstaan. Vaccinatie verlaagt niet alleen de kans op infectie maar reduceert, ingeval er toch infectie optreedt, de kans op abortus en de uitstoot van bacteriën. Na afronding van de vaccinatiecampagne zijn de bestrijdingsmaatregelen zoals onder andere het fok- en aanvoerverbod geleidelijk afgebouwd. De vergaande maatregelen hebben effect gehad. Het afgelopen jaar zijn in totaal 400 patiënten gemeld met een eerste ziektedag in 2010. In de loop van 2010 heeft de Commissie van Dijk haar evaluatie van de aanpak van de Q-koorts crisis opgeleverd, hetgeen een aantal aanbevelingen heeft opgeleverd over de aanpak van zoönosen. De nadruk hierbij ligt op de versterking van de interactie tussen de humane en veterinaire gezondheidszorg, welke momenteel verder door EL&I en VWS vormgegeven wordt via het gezamenlijke project «Emerging Zoönosen».

Naast deze nieuwe bedreigingen, blijven de activiteiten gericht op het tijdig opsporen van de bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI), Klassieke Varkenspest (KVP) en Mond- en Klauwzeer (MKZ.

Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor welzijnsmaatregelen als gevolg van een uitbraak (operationele doelstelling 01.13). Tenslotte wordt op operationele doelstelling 01.14 de financiering van overige uitgaven verantwoord.

Bijdrage Bedrijfsleven

Eind 2009 zijn LNV en de Productschappen Zuivel (PZ), Vee en Vlees (PVV) en Pluimvee en Eieren (PPE) het eens geworden over een nieuw convenant. In juli 2010 is het derde (vernieuwde) «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ» door de convenantpartners ondertekend. Hierin zijn afspraken gemaakt over de kostenverdeling tussen overheid en veehouderijsectoren van de jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten in Nederland, voor de periode tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2015.

Aanpassing maxima doorberekeningen aan productschappen

De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen & geiten, dragen bij aan de bestrijdingskosten van de aangewezen dierziekten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode.

De plafonds per sector zijn respectievelijk vastgesteld op € 19,5 mln. voor runderen, € 68 mln. voor varkens, waarvan € 42 mln. voor de bestrijding van AVP en blaasjesziekte (SVD), € 4,52 mln. voor schapen en geiten, waarvan € 1,35 mln. voor de bestrijding van scrapie en € 26 mln. voor pluimvee, waarvan € 2 mln. voor de bestrijding van NCD. Conform de afspraken in het convenant worden de maximale bedragen die aan de Productschappen kunnen worde doorbelast jaarlijks geïndexeerd. De indexering is gebaseerd op de omvang van de veestapel en het «consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens». Bepalend voor de mutaties in de veestapel zijn de cijfers van de landbouwtelling LEI – CBS.

Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafond bedragen weergegeven.

Bedragen x € 1 000

Sector

Plafondbedragen

Rundveehouderij

19 500

 

Varkenshouderij

68 000

 

– AVP en SVD

 

42 000

– Overige dierziekten

 

26 000

Schapen/geitenhouderij

4 520

 

– Scrapie

 

1 350

– Overige dierziekten

 

3 170

Pluimveehouderij

26 000

 

– NCD

 

2 000

– Overige dierziekten

 

24 000

   

Totaal

118 020

 

De plafonds per sector zijn vastgesteld op basis van de door de WUR berekende bestrijdingskosten voor de grootste dierziekten MKZ, KVP en AI. Deze bestrijdingskosten zijn in de 2010/2014-scenario’s lager dan eerder berekend voor de convenantsperiode 2005/2009. Verschillen met de eerder verrichte studie voor de periode 2005/2009 worden onder meer veroorzaakt door een nu lager ingeschatte kans op insleep voor KVP en MKZ. Voor AI is de ingeschatte kans op insleep ook iets lager als in de vorige convenantsperiode, waarbij de kans dat die insleep in een pluimveedicht gebied plaatsvindt in de scenario’s voor 2010–2014 ook lager wordt ingeschat. Overige factoren die een rol spelen zijn de veranderde structuur van de sectoren (aantal bedrijven, bedrijfsomvang en contacten) en voortschrijdend wetenschappelijk inzicht zoals verankert in de modellering van de verspreiding.

Verder op in het jaarverslag wordt bij de operationele doelstellingen ingegaan op de realisatie van het beleid en de daarmee gemoeide uitgaven.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2010

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

  

VERPLICHTINGEN

15 595

40 728

14 555

55 266

8 700

46 566

UITGAVEN

15 595

40 728

14 555

55 266

8 700

46 566

Beginsaldo

31 243

26 790

18 773

8 172

  

Programma-uitgaven

15 595

40 728

14 555

55 266

8 700

46 566

U0111 Bewaking van dierziekten

3 321

5 108

3 783

3 207

3 630

– 423

U0112 Bestrijding van dierziekten

12 272

23 413

10 769

44 216

5 070

39 146

U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

0

0

0

0

0

U0114 Overig

2

12 207

3

7 843

0

7 843

ONTVANGSTEN

11 142

32 711

3 954

59 998

8 700

51 298

       

Eindsaldo

26 790

18 773

8 172

12 904

0

12 904

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De uitgaven op het programma-artikel zijn € 46,6 mln. hoger dan de oorspronkelijke begroting. De belangrijkste reden van deze overschrijding zijn de bestrijdingsmaatregelen inzake Q-koorts die vanaf december 2009 zijn gestart. In totaal zijn op 90 besmette bedrijven circa 50 000 drachtige geiten en bokken geruimd. Met deze bestrijdingsmaatregelen was in 2010 een bedrag gemoeid van circa € 36,4 miljoen (voor een specificatie wordt verwezen naar de onderstaande tabel «Uitgaven Q-koorts). Daarnaast zijn de uitgaven voor bestrijdingsmaatregelen van andere dierziekten circa € 2,7 mln. hoger dan geraamd en vallen de uitgaven voor bewakingsprogramma’s € 0,4 mln. lager uit dan geraamd.

Tenslotte zijn de overige uitgaven (01.14) € 7,8 mln. hoger dan geraamd als gevolg van, in het kader van de Q-koorts, gedane betalingen voor forfaitaire vergoedingen en voorlopige nadeelcompensatie voor de gevolgen van het fokverbod.

Aangezien de bestrijdingskosten Q-koorts, de forfaitaire vergoedingen en de nadeelcompensatie niet onder de convenantsafspraken met het bedrijfsleven vallen, komen deze kosten bijna volledig ten laste van het Rijk. Daartoe is het budget van het DGF in de Voorjaarsnota 2010 met € 47 mln. verhoogd en in de Najaarsnota met € 4,1 mln.

Uitgaven Q-koorts (bedragen x € 1 000)

Tegemoetkoming in schade

19 596

Uitvoeringskosten 1

5 165

Bestrijdingskosten 2

8 050

Vaccinatiekosten

2 426

Tankmelkmonitoring

1 174

Subtotaal bestrijdingskosten Q-koorts U 1.12

36 411

  

Forfaitaire vergoeding

5 045

Nadeelcompensatie

2 798

Subtotaal overige uitgaven Q-koorts U 1.14

7 843

  

Totaal uitgaven Q-koorts

44 254

X Noot
1

Dit betreft uitgaven DR, nVWA, DICTU en handhaving algemeen.

X Noot
2

Hieronder vallen de kosten van traceren, ruimen, transport, destructie etc.

Ontvangsten

Bedragen x € 1 000

Omschrijving

Realisatie

Begroting

Ontvangsten van het bedrijfsleven

  

Bijdrage van het PPE

1 095

800

Bijdrage van het PVV

2 674

1 400

Bijdrage van PZ

3 258

2 700

Ontvangsten van EL&I t.b.v. bewaking en monitoring

2 171

3 800

Ontvangsten van EL&I t.b.v. Q-koorts crisis

50 800

 
   

Totaal

59 998

8 700

Toelichting op de ontvangsten

De hogere ontvangstenrealisaties van de productschappen hebben betrekking op de afwikkeling van declaraties uit voorgaande jaren. De ontvangsten van EL&I ad € 2,2 mln. bestaan uit het saldo van de reguliere bijdrage van EL&I aan het DGF voor bewaking en monitoring van dierziekten ad € 4,1 mln. en een terugbetaling van € 1,9 mln. aan EL&I van middelen die door EL&I zijn voorgefinancierd inzake de vaccinatiecampagne Bluetongue. De hogere ontvangsten van EL&I ad € 50,8 mln. betreffen stortingen vanuit de begroting van EL&I in het DGF ten behoeve van de bestrijdingsmaatregelen Q- koorts.

Het voordelig eindsaldo 2010 ad € 12 904 000 zal bij Voorjaarsnota 2011 worden toegevoegd aan de begroting 2011 van het DGF.

01.11 Bewaking van dierziekten

De uitgaven die samenhangen met de uitvoering van een aantal bewakings- en monitoringsprogramma’s worden ten laste van deze operationele doelstelling verantwoord. Deze programma’s hebben ten doel de diergezondheidsstatus te bewaken en te monitoren en anderzijds te voldoen aan verplichtingen van de Europese Unie. Voor het behouden van door de EU erkende statussen «vrij van bepaalde dierziekten», moeten namelijk periodiek bewakingsprogramma’s worden uitgevoerd.

De eerste van deze bewakingsonderzoeken betreft het jaarlijkse onderzoek naar de afwezigheid van brucella melitensis bij schapen en geiten. De onderzoeken worden in opdracht van EL&I door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) uitgevoerd.

Voor Blauwtong (BT) heeft de EU een monitoringsprogramma verplicht gesteld dat deels door de EU wordt gefinancierd. Het programma richt zich niet alleen op de runderen en schapen/geiten, maar ook op de vector die verantwoordelijk is voor het overbrengen van de ziekte.

Jaarlijks wordt ook bewakingsonderzoek uitgevoerd naar de afwezigheid van KVP. Dode varkens die bij de Gezondheidsdienst voor Dieren en bij een aantal grote dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden onderzocht op aanwezigheid van het varkenspestvirus. Ook worden door jagers geschoten wilde varkens onderzocht op KVP.

Een dergelijk systeem om zieke en/of gestorven dieren te onderzoeken op besmettelijke dierziekten, vindt ook plaats bij pluimvee. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, worden swabs (speeksel en mestmonsters) van de dieren door de betreffende dierenartspraktijk voor AI onderzoek doorgezonden aan het Centraal Veterinair Instituut van de Wageningen Universiteit.

Naast de bewaking van dierziekten bij pluimvee functioneert er een early warning systeem op basis van de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Dit early warning systeem is er op gericht dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden aan de nVWA. Zo moet de houder verhoogde sterfte van hun dieren melden aan de nVWA en klinische problemen en afwijkingen in het normale patroon van bijvoorbeeld voedsel- en wateropname rapporteren aan een dierenarts. Vervolgens stelt de dierenarts een onderzoek in en voor zover bij dit onderzoek het vermoeden van bijvoorbeeld AI rijst, wordt aan de nVWA een verdenking van AI gemeld en treedt de standaard procedure in werking voor verdenkingen. Dit systeem wordt deels begeleid en onderhouden door de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Tot slot worden alle pluimveebedrijven tenminste eenmaal per jaar op basis van risico op insleep gemonitored op AI. De kosten van deze reguliere serologische monitoring worden direct in rekening gebracht bij de betrokken pluimveehouders en komen derhalve niet ten laste van het DGF.

Streefwaarden

  • Behoud van de huidige, officieel door de EU verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

  • Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting.

Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals bijvoorbeeld voor KVP en brucellose). Deze streefwaarden zijn voor 2010 gerealiseerd. In de reguliere serologische monitoring is in 2010 één besmetting van LPAI (laag pathogene AI) vastgesteld en bestreden (zie verder).

De bewakingsprogramma’s dienen ook ter ondersteuning van de melding van dierziekten voor het geval deze niet worden opgemerkt. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken. Kosten van verplichte bewakingsmaatregelen worden in het kader van het convenant gefinancierd door het bedrijfsleven en de overheid.

Prestatiegegevens

 

Realisatie 2010

Begroting 2010

Bewakingsprogramma

Aantal bedrijven

Aantal

Dieren

Uitgaven

X € 1 000

Aantal bedrijven

Aantal dieren

Uitgaven

X € 1 000

Brucella (schaap/geit)

1 487

13 984

492

1 700

15 000

470

Blauwtong (rund, schaap, geit)

  

35

   

– Serologie

     

100

– Vector

    

n.v.t.

100

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting 1

 

48 823

2 145

 

47 000

1 850

TSE schaap/geit, bij destructor en slacht

 

21 211

298

 

21 500

400

KVP (varkens)

      

– Veehouderij (tonsillen)

1 063

3 328

71

1 250

3 500

85

– wilde zwijnen

 

442

122

 

450

125

AI:

      

Bedrijfsmatig pluimvee; early warning:

      

– Insturen monsters (swabs)

174

820

44

 

1 400

500

– Melding (afw.) verschijnselen (bij GD)

   

5 800

 

2

Bedijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen

2 646

174 538

 

3 000

164 000

2

Wilde vogels:

      

– Monitoring levende wilde vogels

 

14 240

  

10 000

2

– Monitoring dode vogels

 

482

  

3 000

2

       

Totaal

  

3 207

  

3 630

Bron: DR (BSE en TSE), Erasmus Universiteit Rotterdam (onderzoek levende wilde vogels), CVI (onderzoek dode wilde vogels, bedrijfsmatig pluimvee), GD (overig)

X Noot
1

De BSE testen op runderen bij slacht worden niet via het DGF gefinancierd maar rechtstreeks door de houders en zijn daarom niet in deze tabel opgenomen.

X Noot
2

De financiering van deze uitgaven loopt niet via DGF maar rechtstreeks via de sector of EL&I. Deze gegevens zijn in de tabel opgenomen om het volledige pakket aan bewakingsactiviteiten in hun onderlinge samenhang weer te geven.

01.12 Bestrijding van dierziekten

Op deze operationele doelstelling worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.

In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus) is er sprake van een verdenking van brucellose. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een brucellose besmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucellose. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucellose of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken in 2010 hebben geen besmetting met brucellose aangetoond.

De bestrijding van Q-koorts is één van de belangrijkste onderwerpen van de verantwoording over 2010. Eind 2009 is gestart met het ruimen van drachtige besmette dieren. In totaal zijn 90 bedrijven besmet verklaard en op deze bedrijven zijn ongeveer 50 000 drachtige geiten en bokken geruimd. Voor geruimde dieren wordt door de overheid een vergoeding verstrekt. In totaal is een bedrag van € 19,0 mln. (voorlopig) uitbetaald aan schadevergoedingen voor drachtige geiten en een bedrag van € 0,5 mln. aan schadevergoedingen voor bokken.

Besmette bedrijven worden sinds oktober 2009 geïdentificeerd door middel van tankmelkmonitoring. Dit vond tot juli 2010 tweewekelijks plaats en daarna eens per maand op vrije bedrijven en tweewekelijks op besmette bedrijven. Om risico’s voor de volksgezondheid te verminderen is in het voorjaar 2010 een verplichte vaccinatiecampagne uitgevoerd. Melkgeiten en melkschapen moesten vóór 1 juli 2010 gevaccineerd zijn. Schapen en geiten op bedrijven met een publieksfunctie moesten voor 31 december 2010 gevaccineerd zijn. De campagne had betrekking op 417 professionele melkgeiten- en melkschapenbedrijven en ongeveer 800 bedrijven met een publieksfunctie. Voor alle Q-koortsmaatregelen zijn tevens handhavingskosten gemaakt. De tabel op pagina 13 geeft de uitgaven voor de bestrijding van Q-koorts weer.

Streefwaarden

De bestrijding van een dierziekte begint bij de melding ervan. Het streven is om zo snel en effectief mogelijk de dierziekte te bestrijding. Concreet houdt dit in dat bij een melding direct een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de verdachte verschijnselen duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een team ter plaatse een onderzoek instellen. Naar aanleiding van alle meldingen van een mogelijke dierziekte zijn onderzoeken uitgevoerd. Onderstaande tabel geeft de meldingen bij de nVWA weer en de uitkomst van het onderzoek door de nVWA.

Dierziekte

Aantal meldingen

Resultaat onderzoek

   
  

Positief

Negatief

Nog geen uitslag

Geen actie noodzakelijk

AI

111

1 1

109

1

Afrikaanse paardenpest

2

 

1

1

Aujeszky

2

 

2

 

Amerikaans Vuilbroed

2

 

2

 

BT

45

 

45

 

Brucella Ovis

0

  

 

Brucella Suis

71

 

71

 

Brucellose AB

113

 

113

 

Brucellose Melitensis

13

 

13

 

BSE

7

2

4

1

Dourine

0

  

 

Echinococcus

1

1

 

 

EVA (equine viral arteritis)

2

1

1

 

Inf. Haematopoietïsche Necrose

2

 

2

 

Infectieuze ziekte

0

  

 

Klassieke Varkens Pest

10

 

10

 

Koepokken

0

  

 

Koi Herpes

4

 

3

1

 

Leptospirose

8

 

8

 

Leucose

29

 

29

 

Malleus

9

 

9

 

Miltvuur

2

 

2

 

MKZ

3

 

3

 

Mycobacterium Avium

1

 

1

 

NCD

10

5 2

5

 

Psittacose

97

38

57

2

Q-koorts

147

37 3

108

2

Rabies

152

10 4

142

 

Runderpest

0

  

 

Salmonellose

3

 

3

 

Scrapie

5

4

1

 

SVD

72

 

72

 

Tuberculose

89

6 5

82

1

 

Vesiculaire Stomatitus

2

 

1

1

Zwoegerziekte

0

  

 
      

Totaal

1 014

105

899

2

8

Bron: Nvwa

X Noot
1

Op 16 mei 2010 is laag-pathogene AI H7N4 geconstateerd op een pluimveebedrijf in Noord-Brabant. Het besmette bedrijf is geruimd. Contactbedrijven en bedrijven in de omgeving van het besmette bedrijf zijn getest en bleken niet besmet. De beperkingen voor bedrijven in de omgeving zijn daarom op 21 mei teruggebracht en op 7 juni opgeheven. Het besmette bedrijf is vrijgegeven op 9 augustus en drie maanden daarna heeft Nederland zich volgens de OIE-normen weer officieel vrij kunnen verklaren van AI.

X Noot
2

De positieve NCD gevallen gingen om ziektegevallen bij hobbymatig gehouden dieren, onder andere sier- en postduiven. Deze gevallen hebben geen invloed op onze NCD status voor de EU en de OIE. Hieruit blijkt dat NCD onder wilde vogels voorkomt en dat een goed vaccinatiebeleid bij gehouden pluimvee van groot belang is.

X Noot
3

Het cijfer voor Q-koorts is opgebouwd uit cijfers die gegenereerd zijn uit de zogenoemde bronopsporing (opsporing van Q-koorts besmetting n.a.v. een humane cluster van zieken), meldingen van een verhoogd percentage abortus, een steekproef op basis van tankmelk en het verplichtte tankmelkonderzoek en staan dus niet in verband met de in totaal 94 besmet verklaarde bedrijven in 2010.

X Noot
4

De gevallen van rabiës (hondsdolheid) zijn allemaal te wijten aan rabiës bij vleermuizen. Het is bekend dat vleermuizen in Nederland drager kunnen zijn van dit virus, dat overigens een andere vorm is dan het virus dat bij zoogdieren voorkomt. Het is dan ook van belang om incidenten met vleermuizen altijd te melden.

X Noot
5

In Friesland heeft in 2010 een uitbraak van runder-TBC plaatsgevonden. In totaal zijn 3 bedrijven met besmette runderen geïdentificeerd. Op een bedrijf was er sprake van een dergelijk ernstige besmetting dat het gehele bedrijf geruimd moest worden. Deze gevallen hebben geen invloed op onze runder-TBC status voor de EU en OIE.

Toelichting

Daar waar geen actie is ondernomen was naar mening van het dierziektespecialistenteam van de nVWA geen nader onderzoek nodig omdat op basis van de aanwezige verschijnselen een besmetting met de aangifteplichtige dierziekte niet aan de orde was.

Prestatiegegevens

Uitgaven x € 1 000
 

Realisatie 2010

Begroting 2010

Verdenkingen

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

– Brucellose (verwerpersonderzoek)

8 600

11 093

955

11 600

12 000

900

– KVP

10

 

406

15

 

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

3

 

108

5

 

15

– TBC Runder M. Bovis

89

 

162

   

– AI (HPAI & LPAI)

111

 

738

5

 

15

– BSE (rund)

7

 

202

5

 

15

– TSE (schaap, geit)

5

 

0

5

 

15

– BT

  

1 394

   

– Q-koorts

  

0

   

– Overigen

  

199

   

Bestrijding

      

– BSE

2

 

28

1

 

60

– AI

1

 

497

2

 

5

– Brucellose

  

3

   

– KVP

  

120

   

– MKZ

  

26

   

– Q-koorts

  

36 411

   

– TBC Runder M. Bovis

  

386

   

– Overigen

  

59

   

Voorzieningen

      

– AUV

  

203

  

550

– Crisiscapaciteit Rendac

  

2 443

  

2 200

– Voorziening vaccins MKZ

  

– 466

  

250

– Voorziening vaccins KVP

  

0

  

600

– Waakvlamcontracten

  

296

  

320

– Overige voorzieningen

  

46

  

25

       

Totaal

  

44 216

  

5 070

Bron: DR, GD, nVWA

Voorzieningen

Naast bewaken en bestrijden, als dat aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft die nodig zijn bij een bestrijding.

01.14 Overige uitgaven

In het kader van de bestrijding Q-koorts is, naast de tegemoetkoming in de schade, een forfaitaire vergoeding van € 100 per dier uitbetaald. Deze forfaitaire vergoeding is een vergoeding voor de inkomensverliezen aan de boeren ten gevolge van moeilijkheden bij het herbevolken van het bedrijf. Hiermede is een bedrag gemoeid van ruim € 5 mln.

In oktober 2010 is een levenslang fokverbod opgelegd voor niet-drachtige dieren op besmette bedrijven. De vervolgschade van een levenslang fokverbod wordt door de overheid niet vergoed. Uit berekeningen van het LEI bleek echter dat er bij een aantal bedrijven sprake was van een extra nadeel. Dit was het geval bij diè bedrijven waar aan meer dan 57% van de dieren een levenslang fokverbod was opgelegd. Voor deze groep van bedrijven is in oktober 2010 een compensatieregeling opengesteld. In december 2010 is door de staatssecretaris besloten om het fokverbod voor dieren geboren na 1 juli 2009 op te heffen. De compensatieregeling is hierop aangepast. In totaal is voor deze regeling in 2010 voorlopig € 2,8 mln. betaald. Het eventuele resterende gedeelte wordt in 2011 uitbetaald.

Evaluatie

De evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven bij het beleidsartikel 25 «Voedselkwaliteit en diergezondheid» van de begroting van EL&I.

4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verantwoording afgelegd over de rechtmatigheid van uitgaven en de totstandkoming van beleidsinformatie. Voor specifieke opmerkingen in de bedrijfsvoering wordt verwezen naar het jaarverslag van het ministerie van EL&I.

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens overschrijden. Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen relevante tekortkomingen geconstateerd in de totstandkoming van beleidsinformatie.

C. JAARREKENING

De jaarrekening bestaat uit de verantwoordingsstaat 2010, de in het beleidsverslag opgenomen tabel financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat en de saldibalans met de daarbij behorende toelichting.

5. Verantwoordingsstaat 2010

(Bedragen in € 1 000)
  

(1)

(2)

(3)

  

Oorspronkelijke vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Art

Omschrijving

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

01

Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

8 700

8 700

8 700

55 266

55 266

59 998

46 566

46 566

51 298

 

Sub-totaal

8 700

8 700

8 700

55 266

55 266

59 998

46 566

46 566

51 298

 

Voordelig eindsaldo 2009

 

0

0

 

0

8 172

 

0

8 172

 

Sub-totaal

 

0

0

 

0

8 172

 

0

8 172

 

Voordelig eindsaldo 2010

 

0

0

 

12 904

0

 

12 904

 
           
 

Totaal

8 700

8 700

8 700

55 266

68 170

68 170

46 566

59 470

59 470

Financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat DGF2010

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

Bedragen x € 1 000
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2010

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

  

VERPLICHTINGEN

15 595

40 728

14 555

55 266

8 700

46 566

UITGAVEN

15 595

40 728

14 555

55 266

8 700

46 566

Beginsaldo

31 243

26 790

18 773

8 172

  

Programma-uitgaven

15 595

40 728

14 555

55 266

8 700

46 566

U0111 Bewaking van dierziekten

3 321

5 108

3 783

3 207

3 630

– 423

U0112 Bestrijding van dierziekten

12 272

23 413

10 769

44 216

5 070

39 146

U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

0

0

0

0

0

U0114 Overig

2

12 207

3

7 843

0

7 843

ONTVANGSTEN

11 142

32 711

3 954

59 998

8 700

51 298

       

Eindsaldo

26 790

18 773

8 172

12 904

0

12 904

Toelichting

De uitgaven op het programma-artikel zijn € 46,6 mln. hoger dan de oorspronkelijke begroting. De belangrijkste reden van deze overschrijding zijn de bestrijdingsmaatregelen inzake Q-koorts die vanaf december 2009 zijn gestart. In totaal zijn op 90 besmette bedrijven circa 50 000 drachtige geiten en bokken geruimd. Met deze bestrijdingsmaatregelen was in 2010 een bedrag gemoeid van circa € 36,4 miljoen (voor een specificatie wordt verwezen naar de onderstaande tabel «Uitgaven Q-koorts»). Daarnaast zijn de uitgaven voor bestrijdingsmaatregelen van andere dierziekten circa € 2,7 mln. hoger dan geraamd en vallen de uitgaven voor bewakingsprogramma’s € 0,4 mln. lager uit dan geraamd.

Tenslotte zijn de overige uitgaven (01.14) € 7,8 mln. hoger dan geraamd als gevolg van, in het kader van de Q-koorts, gedane betalingen voor forfaitaire vergoedingen en voorlopige nadeelcompensatie voor de gevolgen van het fokverbod.

Aangezien de bestrijdingskosten Q-koorts, de forfaitaire vergoedingen en de nadeelcompensatie, niet onder de convenantsafspraken met het bedrijfsleven vallen, komen deze kosten bijna volledig ten laste van het Rijk. Daartoe is het budget van het DGF in de Voorjaarsnota 2010 met € 47 mln. verhoogd en in de Najaarsnota met € 4,1 mln.

Uitgaven Q-koorts (bedragen x € 1 000)

Tegemoetkoming in schade

19 596

Uitvoeringskosten 1

5 165

Bestrijdingskosten 2

8 050

Vaccinatiekosten

2 426

Tankmelkmonitoring

1 174

Subtotaal bestrijdingskosten Q-koorts U 1.12

36 411

Forfaitaire vergoeding

5 045

Nadeelcompensatie

2 798

Subtotaal overige uitgaven Q-koorts U 1.14

7 843

  

Totaal uitgaven

44 254

X Noot
1

Dit betreft uitgaven DR, nVWA, DICTU en handhaving algemeen.

X Noot
2

Hieronder vallen de kosten van traceren, ruimen, transport, destructie etc.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000

Omschrijving

Realisatie

Begroting

Ontvangsten van het bedrijfsleven

  

– Bijdrage van het PPE

1 095

800

– Bijdrage van het PVV

2 674

1 400

– Bijdrage van PZ

3 258

2 700

Ontvangsten van EL&I t.b.v. bewaking en monitoring

2 171

3 800

Ontvangsten van EL&I t.b.v. Q-koorts crisis

50 800

 
   

Totaal

59 998

8 700

Toelichting

De hogere ontvangstenrealisaties van de productschappen hebben betrekking op de afwikkeling van declaraties uit voorgaande jaren. De ontvangsten van EL&I ad € 2,2 mln. bestaan uit het saldo van de reguliere bijdrage van EL&I aan het DGF voor bewaking en monitoring van dierziekten ad. € 4,1 mln. en een terugbetaling van € 1,9 mln. aan EL&I van middelen die door EL&I zijn voorgefinancierd inzake de vaccinatiecampagne Bluetongue.

De hogere ontvangsten van EL&I ad € 50,8 mln. betreffen stortingen vanuit de begroting van EL&I in het DGF ten behoeve van de bestrijdingsmaatregelen Q- koorts.

Het voordelig eindsaldo 2010 ad € 12 904 000 zal bij Voorjaarsnota 2011 worden toegevoegd aan de begroting 2011 van het DGF.

6. Saldibalans

Saldibalans per 31 december 2010

(Bedragen in euro’s)

1.

Uitgaven ten laste van de begroting

55 266 044

2.

Ontvangsten ten gunste van de begroting

59 998 322

4.

Rekening courant Rijkshoofdboekhouding

13 506 231

2a.

Saldo uitg/middelen voorg. Dienstjaren

8 171 921

5.

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

0

6.

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

602 032

8.

Extra-comptabele vorderingen

1 530 326

8a.

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

1 530 326

10.

Voorschotten

7 264 389

10a.

Tegenrekening voorschotten

7 264 389

11.

Garantieverplichtingen

113 611 000

11a.

Tegenrekening garantieverplichtingen

113 611 000

      
 

Totaal

191 177 990

 

Totaal

191 177 990

De toelichting op de saldibalans (bedragen in euro’s)

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet.

Balanspost 1. Uitgaven ten laste van de begroting 2010

55 266 044

De op deze post verantwoorde uitgaven komen overeen met de uitgaven opgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen, over het jaar 2010.

 

Balanspost 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting 2010

59 998 322

De op deze post verantwoorde ontvangsten komen overeen met de ontvangsten opgenomen in de verantwoordingsstaat, onderdeel ontvangsten, over het jaar 2010.

 

Balanspost 4. Rekening–courant RHB

13 506 326

Deze post geeft het tegoed weer dat het DGF heeft bij het ministerie van Financiën per 31/12/2010.

 

Balanspost 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband

602 032

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn met derden in 2011 te verrekenen posten opgenomen.

 

Balanspost 8. Extra-comptabele vorderingen

1 530 326

Onder de extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen op derden opgenomen.

Betreft met name vordering op destructiebedrijf Rendac ad. 1,359 mln. inzake eindafwikkeling voorschotbetalingen calamiteitenreserve 2009.

 

Balanspost 10. Voorschotten

7 264 389

In de verklarende tabel wordt per operationele doelstelling toegelicht hoe de openstaande voorschotten zijn samengesteld. Een groot deel van de openstaande voorschotten is in 2010 afgewikkeld

 

Toelichting

Operationele doelstelling

0 111 Bewaking van dierziekten

494 419

0 112 Bestrijding van dierziekten

6 769 970

0 113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

0 114 Overig

0

  

Totaal Voorschotten

7 264 389

Afwikkeling voorschotten

Openstaande voorschotten op 1-1-2010

7 722 284

Opgeboekte voorschotten (ontstaan in 2010)

16 306 468

Afgewikkelde voorschotten (voorgaande jaren)

6 051 959

Afgewikkelde voorschotten (ontstaan in 2010)

10 712 404

  

Openstaande voorschotten op 31-12-2010

7 264 389

Ouderdom voorschotten

Opgeboekt in 2001 1

300 054

Opgeboekt in 20031

1 336 716

Opgeboekt in 20041

33 555

Opgeboekt in 20101

5 594 064

  

Openstaande voorschotten op 31-12-2010

7 264 389

X Noot
1

Het nog openstaande voorschot uit 2001 betreft een lopend geschil met één bedrijf in het kader van de MKZ-crisis 2001.De nog openstaande voorschotten 2003 en 2004 hebben betrekking op nog lopende juridische geschillen bij de afwikkeling van de AI-crisis 2003. Het nog openstaande voorschot 2010 heeft onder meer betrekking op de calamiteitenreserve Rendac.

Balanspost 11. Garantieverplichtingen

Op deze post zijn de garantiestellingen van het bedrijfsleven opgenomen.

Garantiestelling per 1-1-2010 1

118 020 000

Ophoging 2010

0

Ontvangen bijdragen in kader convenant van Productschappen

4 409 000

Garantiestelling per 31-12-2010

113 611 000

X Noot
1

De garantieverplichting heeft betrekking op de garantstelling van de Productschappen aan EL&I om tot aan de plafondbedragen bij te dragen in de uitgaven voor het DGF. Dit conform de gemaakte convenantsafspraken.

Met ingang van 1-1-2010 is het nieuwe convenant van toepassing en de daaruit geldende garantieverplichtingen voor de Productschappen. De garantiestelling uit hoofde van het voorgaande convenant vervalt na financiële eindafwikkeling van de 2e convenantsperiode.

Ophoging garantie door indexatie vindt vanaf 1-1-2011 plaats.

D. BIJLAGE

7. Lijst met gebruikte afkortingen

AI

Aviaire Influenza/Vogelpest

AVP

Afrikaanse varkenspest

BSE

Bovine Spongiform Encephalopathy

BT

Blauwtong (Blue Tongue)

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CVI

Centraal Veterinair Instituut

DGF

Diergezondheidsfonds

EU

Europese Unie

GD

Gezondheidsdienst voor Dieren

KVP

Klassieke Varkenspest

LEI

Landbouw Economisch Instituut

MKZ

Mond- en Klauwzeer

NCD

New Castle Diseases

PPE

Productschap voor Pluimvee en Eieren

PVV

Productschap voor Vee en Vlees

PZ

Productschap voor Zuivel

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

nVWA

nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit

WUR

Wageningen University & Research centre

Naar boven