Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2011
Tijdens het Algemeen Overleg Spoor op 11 oktober 2011 heb ik
toegezegd u te informeren over de resultaten van het onderzoek van de
departementale auditdienst en de accountant van ProRail naar de besteding van
budgetten door ProRail.
Aanleiding tot het onderzoek was het verschil in berekeningswijze
tussen de Algemene Rekenkamer en mijn ministerie van de omvang van de
onderbesteding van spoorbudgetten. Om alle onzekerheid uit te sluiten heb ik de
departementale auditdienst gevraagd om de berekening van de onderbesteding,
zoals in het kader van de bestuurlijke reactie door IenM is gemaakt, te
controleren.
De auditdienst heeft een uitgebreide en gedetailleerde analyse
gemaakt van de door de Tweede Kamer aan het ministerie gegeven autorisaties
voor werkzaamheden op basis van de begrotingswetten, de door het ministerie aan
ProRail gegeven opdrachten, de door ProRail gerealiseerde bestedingen en de
betalingen door het ministerie aan ProRail. Daarbij heeft de departementale
auditdienst afgestemd met ProRail en de accountant van ProRail. Bijgevoegd
treft u het rapport van de departementale auditdienst aan.1 De accountant van Prorail heeft hierbij een assurance rapport
afgegeven.
De auditdienst concludeert dat de ultimo 2010 resterende
bestedingsruimte 364 miljoen bedraagt, 9 miljoen lager dan de eerder door mij
gemelde 373 miljoen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de departementale
auditdienst in hun onderzoek de scope nader gepreciseerd heeft en tevens
helemaal gelijkgetrokken met de scope van het onderzoek door de Algemene
Rekenkamer. Dit heeft geresulteerd in het elimineren van dat deel van de
bestedingsruimte dat betrekking heeft op het Actieplan groei op het spoor en op
planstudiekosten. Daarnaast is de bestedingsruimte bij ProRail gecorrigeerd
voor BTW (de bestedingsruimte op de rijksbegroting is reeds inclusief
BTW).
Ik zie het onderzoek van de departementale auditdienst als
ondersteuning van mijn berekeningswijze van de hoogte van de
onderbesteding.
Een andere belangrijke constatering in het rapport dat er geen
licht zit tussen aan Prorail beschikte, door IenM betaalde en door Prorail
bestede gelden, hetgeen betekent dat er geen geld «zoek» is, dat de
spoorbudgetten besteed worden waarvoor ze zijn bedoeld (spoorwegen) en dat de
administraties van mijn ministerie en Prorail volledig op elkaar
aansluiten.
De Algemene Rekenkamer kwam in zijn berekeningen op maximaal
€ 1,1 miljard uit. De Algemene Rekenkamer heeft in zijn rapportage gemeld
dat in dat bedrag mogelijk dubbeltellingen zaten. Bij het bedrag van
€ 1,1 miljard is dan ook een voorbehoud gemaakt: op pagina 13 van het
rapport van de Algemene Rekenkamer wordt aangegeven dat het feitelijk nog te
besteden bedrag bij correctie voor dubbeltellingen lager zou zijn dan
€ 0,6 miljard. Dergelijke dubbeltellingen treden in de analyse van de DAD
niet op. Overige verschillen zijn van meer technische aard.
Zoals ik u al heb geschreven in mijn brief d.d. 10 oktober 20112 zal ik de informatievoorziening over de
spoorbudgetten, inclusief de onderbesteding, verbeteren. Na verschijning van
het rapport van de Tijdelijke commissie wil ik daarover met u het gesprek
aangaan. Voorafgaand daaraan zal ik u hiervoor een uitgewerkt voorstel doen
toekomen.
De minister van
Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus