32 707 Parlementair onderzoek Onderhoud en innovatie spoor

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2011

Tijdens het Algemeen Overleg Spoor op 11 oktober 2011 heb ik toegezegd u te informeren over de resultaten van het onderzoek van de departementale auditdienst en de accountant van ProRail naar de besteding van budgetten door ProRail.

Aanleiding tot het onderzoek was het verschil in berekeningswijze tussen de Algemene Rekenkamer en mijn ministerie van de omvang van de onderbesteding van spoorbudgetten. Om alle onzekerheid uit te sluiten heb ik de departementale auditdienst gevraagd om de berekening van de onderbesteding, zoals in het kader van de bestuurlijke reactie door IenM is gemaakt, te controleren.

De auditdienst heeft een uitgebreide en gedetailleerde analyse gemaakt van de door de Tweede Kamer aan het ministerie gegeven autorisaties voor werkzaamheden op basis van de begrotingswetten, de door het ministerie aan ProRail gegeven opdrachten, de door ProRail gerealiseerde bestedingen en de betalingen door het ministerie aan ProRail. Daarbij heeft de departementale auditdienst afgestemd met ProRail en de accountant van ProRail. Bijgevoegd treft u het rapport van de departementale auditdienst aan.1 De accountant van Prorail heeft hierbij een assurance rapport afgegeven.

De auditdienst concludeert dat de ultimo 2010 resterende bestedingsruimte 364 miljoen bedraagt, 9 miljoen lager dan de eerder door mij gemelde 373 miljoen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de departementale auditdienst in hun onderzoek de scope nader gepreciseerd heeft en tevens helemaal gelijkgetrokken met de scope van het onderzoek door de Algemene Rekenkamer. Dit heeft geresulteerd in het elimineren van dat deel van de bestedingsruimte dat betrekking heeft op het Actieplan groei op het spoor en op planstudiekosten. Daarnaast is de bestedingsruimte bij ProRail gecorrigeerd voor BTW (de bestedingsruimte op de rijksbegroting is reeds inclusief BTW).

Ik zie het onderzoek van de departementale auditdienst als ondersteuning van mijn berekeningswijze van de hoogte van de onderbesteding.

Een andere belangrijke constatering in het rapport dat er geen licht zit tussen aan Prorail beschikte, door IenM betaalde en door Prorail bestede gelden, hetgeen betekent dat er geen geld «zoek» is, dat de spoorbudgetten besteed worden waarvoor ze zijn bedoeld (spoorwegen) en dat de administraties van mijn ministerie en Prorail volledig op elkaar aansluiten.

De Algemene Rekenkamer kwam in zijn berekeningen op maximaal € 1,1 miljard uit. De Algemene Rekenkamer heeft in zijn rapportage gemeld dat in dat bedrag mogelijk dubbeltellingen zaten. Bij het bedrag van € 1,1 miljard is dan ook een voorbehoud gemaakt: op pagina 13 van het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt aangegeven dat het feitelijk nog te besteden bedrag bij correctie voor dubbeltellingen lager zou zijn dan € 0,6 miljard. Dergelijke dubbeltellingen treden in de analyse van de DAD niet op. Overige verschillen zijn van meer technische aard.

Zoals ik u al heb geschreven in mijn brief d.d. 10 oktober 20112 zal ik de informatievoorziening over de spoorbudgetten, inclusief de onderbesteding, verbeteren. Na verschijning van het rapport van de Tijdelijke commissie wil ik daarover met u het gesprek aangaan. Voorafgaand daaraan zal ik u hiervoor een uitgewerkt voorstel doen toekomen.

De minister van Infrastructuur en Milieu,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 32 707, nr. 5

Naar boven