Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2013
Met deze reactie geef ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister
van Veiligheid en Justitie, gehoor aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie
om een appreciatie van het rapport «State or Private Protection against Maritime Piracy?» van Instituut Clingendael. Verder ga ik in op de vraag «welke mogelijkheden het
kabinet ziet voor aanvullende private security companies, en welke maatregelen het kabinet van zins is te nemen om een geïsoleerde Nederlandse
positie te voorkomen».
Het kabinet is van oordeel dat het rapport van Instituut Clingendael een nuttige bijdrage
levert aan de discussie over de bescherming van kwetsbare schepen die varen onder
de vlag van het Koninkrijk. Wel kunnen bij het rapport enkele kanttekeningen worden
geplaatst. Zo wordt voorbijgegaan aan het feit dat er naast de inzet van gewapende
beveiligers, al dan niet militair, ook andere vormen van bescherming bestaan. Daarbij
gaat het onder meer om de volledige implementatie van de Best Management Practices die door de scheepvaartindustrie zijn opgesteld. Verder kunnen koopvaardijschepen
zich aansluiten bij een konvooi door het risicogebied voor de kust van Somalië. Marineschepen
patrouilleren tevens bij de Hoorn van Afrika in het kader van internationale maritieme
operaties. Ook Nederland levert regelmatig bijdragen aan de EU-missie Atalanta en
de Navo-missie Ocean Shield. Tenslotte onderstrepen wij dat voor alle Koninkrijksgevlagde schepen een VPD kan
worden aangevraagd. Alleen als reders metterdaad aanvragen indienen, kan een goede
indruk worden gekregen van de behoefte.
Het kabinet volgt intussen de internationale ontwikkelingen om een level playing field te behouden voor de onder Koninkrijksvlag varende koopvaardij, conform de uitspraken
rondom het rapport van de Commissie de Wijkerslooth. Daarbij worden regelmatig relevante
factoren zoals vraag, aanbod, prijs en flexibiliteit gemonitord en gewogen. Dit heeft
reeds geleid tot aanpassingen in de wijze van inzet van VPD’s.
Wanneer met militaire VPD-capaciteit geen toereikend niveau van bescherming kan worden
geboden, en de internationale positie van Nederland negatief wordt beïnvloed, zal
het kabinet een besluit nemen over het al dan niet mogelijk maken van gewapende particuliere
beveiliging in overleg met Curaçao.
De minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert