Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2012
Op 25 oktober ontving ik het verzoek u te informeren over de toedracht van de recente
beschieting van Hr. Ms. Rotterdam voor de kust van Somalië. Met deze brief voldoe
ik, mede namens de Minister van V&J, aan uw verzoek.
Op woensdag 24 oktober 2012 voerde Hr. Ms. Rotterdam, ingedeeld in de Navo-operatie
Ocean Shield, routinecontroles uit voor de kust van Somalië. De Rotterdam kreeg van de operationele
Navo-commandant opdracht een vissersboot, een zogenaamde dhow, die vierhonderd meter
voor de kust lag, te inspecteren. Tijdens de nadering van de dhow met de kleine vaartuigen
van de Hr. Ms. Rotterdam (RHIBS) werden de mariniers vanaf de dhow beschoten. De mariniers
in de RHIBS en de schutters aan boord van de Hr. Ms. Rotterdam, beantwoordden het
vuur van de piraten. Daarbij vatte de dhow vlam en sprong een aantal opvarenden overboord.
De bemanning van de RHIBS hebben de drenkelingen uit het water gered. Tijdens de redding
van de drenkelingen werden de RHIBS opnieuw beschoten vanaf de dhow en vanaf het strand.
Eén RHIB liep daarbij schade op. De mariniers in de RHIBS en de schutters aan boord
van de Hr. Ms. Rotterdam, hebben met tegenvuur gereageerd. Er zijn geen slachtoffers aan
Nederlandse zijde.
De bemanning van Hr. Ms. Rotterdam redde in opdracht van de commandant uiteindelijk
vijfentwintig drenkelingen uit het water. Het betreft negentien van de 21 bemanningsleden
van de dhow (zeventien Iraniërs en twee Pakistani) en zes Somaliërs. Van de oorspronkelijke
bemanningsleden van de dhow werden er twee vermist. Een zoektocht naar de twee vermisten
leverde niets op. Onder de bemanningsleden die aan boord zijn genomen waren zes gewonden
en die zijn op Hr. Ms. Rotterdam behandeld. Bij het incident is één bemanningslid
van de dhow om het leven gekomen. Een arts aan boord van Hr. Ms. Rotterdam heeft een
schouw uitgevoerd op het lichaam. Vastgesteld is dat het lichaam twee schotwonden
vertoonde maar dat de vermoedelijke doodsoorzaak verdrinking is geweest. Het stoffelijk
overschot van dit bemanningslid is in de haven van Dar es Salaam, Tanzania, op 3 november
2012 overgedragen aan de Iraanse autoriteiten. Daarbij zijn tevens, in overleg met
de Iraanse autoriteiten, de overige Iraanse bemanningsleden van boord gegaan. Ook
de Pakistaanse drenkelingen zijn, in goed overleg met de Pakistaanse autoriteiten,
in Dar es Salaam aan wal gegaan.
Van de zes uit het water gehaalde Somaliërs, bleken er twee gewond te zijn. Deze zijn
aan boord van Hr. Ms. Rotterdam behandeld. Van één van de verdachten kon worden vastgesteld
dat deze minderjarig was. Bij een ander was dit waarschijnlijk. De vier meerderjarige
Somalische verdachten zijn aangehouden. Het Openbaar Ministerie zal hen in Nederland
vervolgen wegens vuurwapengeweld tegen Nederlandse militairen en zeeroof. Het besluit
tot vervolging in Nederland is mede ingegeven door het aantoonbare Nederlandse belang
in deze zaak, te weten het ernstige geweldgebruik tegen Nederlandse militairen. Het
gebruik van geweld door Nederlandse militairen is daarnaast meteen, conform de daarvoor
geldende procedures, voor onderzoek aangemeld bij het arrondissementsparket Arnhem
van het Openbaar Ministerie. De twee niet aangehouden Somaliërs zijn op 12 november
2012 op de Noordkust van Somalië in vrijheid gesteld.
De minister van Defensie,
J. A. Hennis-Plasschaert