32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 246 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2016

Inleiding

Sinds een aantal jaren is op de terreinen maatschappelijke participatie, integratie en leefbaarheid een toename te constateren van sociaal ondernemerschap. In juni 2014 heb ik daarom de Sociaal-Economische Raad om advies gevraagd in hoeverre en op welke wijze de overheid aansluiting kan vinden bij de toename van aandacht voor sociaal ondernemerschap in relatie tot het oplossen van dit soort maatschappelijke vraagstukken1. In zijn vergadering van 22 mei 2015 heeft de Raad het advies 15/03 «Sociale ondernemingen: een verkennend advies» unaniem vastgesteld2. Een korte weergave van het advies is opgenomen in bijlage 2. Hieronder wordt eerst een algemene reactie gegeven op het SER advies, vervolgens wordt gereageerd op de aanbevelingen en de voortgang op de moties. Deze brief stuur ik u mede namens de Ministers van Economische Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Financiën.

Algemene reactie van het Kabinet

Het kabinet dankt de SER voor het verkennende advies over sociale ondernemingen. In deze brief geeft het kabinet aan hoe zij dit verkennend advies wil oppakken. Wij nodigen de SER van harte uit om intensief bij deze vervolgstappen betrokken te blijven.

De SER omschrijft sociale ondernemingen als ondernemingen die primair een sociaal doel hebben, maar geeft ook aan dat sociale ondernemingen onderdeel zijn van een continuüm. Aan de ene kant lopen hun activiteiten over in ondernemingen die sociale waarde toevoegen, ook zonder zich sociale onderneming te noemen. Aan de andere kant lopen hun activiteiten over in organisaties die primair sociale waarde toevoegen, maar niet of minder bedrijfsmatig werken.

Met de SER zijn wij van mening dat sociale ondernemingen naadloos voorop lopen in de trend dat ondernemers steeds meer rekening houden met hun maatschappelijke effecten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar sociale ondernemingen gaan een stap verder door sociale impact boven winst te stellen, waardoor zij volgens de SER tegen specifieke knelpunten aanlopen. Succesvolle sociale ondernemingen kunnen daardoor mede een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen, maar de groep sociale ondernemingen is divers en de afbakening met andere soorten organisaties en bedrijven niet altijd eenduidig.

Het advies brengt de status, positie en de rol van sociale ondernemingen positief onder de aandacht. Belangrijk voor het welslagen van sociale ondernemingen is dat ze als zodanig herkenbaar zijn en erkend worden. De bijdrage van sociale ondernemingen aan maatschappelijke waarde en innovatie is groeiende. Ook internationaal is een forse groei van deze sociale ondernemingen te zien ondanks de afgelopen economische crisis3.

Het kabinet ziet mogelijkheden om de maatschappelijke impact van sociaal ondernemingen te vergroten. Alle bedrijven hebben sociale impact, bijvoorbeeld in de vorm van banen en in toenemende mate door Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, maar sociale ondernemingen kunnen een voorbeeldfunctie vervullen. Het kabinet wil de maatregelen die ter ondersteuning aan alle bedrijven beschikbaar zijn ook voor sociale ondernemingen benutten.

Naast herkenning en erkenning is het kunnen meten van deze maatschappelijke impact van een sociale onderneming van groot belang. De impact meet immers het maatschappelijke succes van de onderneming en bepaalt daarmee in hoge mate de maatschappelijke meerwaarde van de sociale onderneming. Het meten van de maatschappelijke impact is echter ingewikkeld en vergt speciale kennis en maatwerk. Een belangrijke aanbeveling van de SER die door het kabinet wordt onderschreven is om bij de impactmeting zoveel mogelijk aan te sluiten bij al bestaande initiatieven en organisaties.

Naar aanleiding van het verkennend SER advies wil het kabinet de volgende acties ondernemen:

  • Gezamenlijk investeren in impactmeting

    • Er wordt eenmalig onderzoek belegd bij een academische instelling in Nederland naar ontwikkeling van een impactmetingmethodiek, waarbij sociale ondernemingen worden betrokken en beschikbare kennis benut. In dit onderzoek worden aanbevelingen gedaan hoe de impact van sociaal ondernemen het best gemeten kan worden.

  • Vergroting van de kennis bij (decentrale) overheid en bij sociale ondernemingen

    • Bundelen van digitale (overheids-) informatie die relevant en up-to-date is voor sociale ondernemingen op het Rijksweb.

    • Leren van het Social Business Initiative.

  • Onderzoeken van de mogelijkheid voor een «label» voor sociale ondernemingen

    • Het is aan de sociale ondernemingen zelf om het initiatief te nemen om een nieuw label te creëren. Indien een dergelijk initiatief zich aandient zal de overheid hier met een positieve blik naar kijken. De overheid bekijkt vervolgens of en wat ermee gedaan kan worden.

  • Verbetering van het financieringsklimaat

    • Blijvende inzet voor bestaande generieke instrumenten en leren van (experimentele) instrumenten zoals Social Impact Bonds.

    • De overheid zal na het bespreken van het SER advies met sociale ondernemingen bezien tegen welke struikelblokken wordt aangelopen.

  • Betere benutting van de ruimte bij overheidsinkoop

    • Beter benutten van de ruimte die de aanbestedingswetgeving biedt met oog voor maatschappelijke doelstellingen. Dit zal vervolgens ook bij lagere overheden zoals gemeenten onder de aandacht worden gebracht.

  • Aanvragen vervolg SER-advies.

    • Er zal een SER-vervolgadvies aangevraagd worden om nadere thema’s die spelen rondom het thema sociaal ondernemen verder uit te werken.

(Deze acties worden in bijlage 1. verder toegelicht)

Overleg met sociale ondernemingen

Het kabinet wil het verkennende SER advies zo spoedig mogelijk bespreken met sociale ondernemingen. Het kabinet wil dan overleggen welke aanbevelingen in aanvulling daarop nog nodig zijn, welke daarvan prioritair zijn, welke rol de sociale ondernemingen daar zelf bij kunnen spelen, welke vragen er spelen bij de re-integratie van personen op de arbeidsmarkt, welke vragen er spelen bij een betere benutting van duurzame inkoop door de overheid en welke vragen er spelen bij de toegankelijkheid van financiering en wat de beste aanpak voor de overheid zou zijn.

Voor dat overleg worden sociale ondernemingen en koepelorganisaties voor sociale ondernemingen uitgenodigd. Daarnaast zijn bedrijven die sociale waarde toevoegen maar zichzelf geen sociale onderneming noemen welkom. Verder wordt de SER uitgenodigd, de leerstoel Sociale Ondernemingen bij de Universiteit Utrecht en o.a. vertegenwoordigers van de steden Amsterdam en Utrecht, omdat zij actief beleid voeren voor sociale ondernemingen.

Motie sociaal ondernemen fiscaal belonen (Schouten en Kerstens)

Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is de motie Schouten/Kersten [Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 39] over sociaal ondernemen aangenomen. In deze motie wordt gevraagd om, zowel nu als bij de herziening van het belastingstelsel, te bezien welke mogelijkheden er zijn om sociale ondernemen fiscaal te belonen.

Deze motie draait om het begrip sociaal ondernemen en om fiscaal belonen. Sociaal ondernemen kent een breed palet aan juridische verschijningsvormen – BV, stichting, coöperatie enz. – en een grote variëteit aan activiteiten. Het enige gemeenschappelijk kenmerk is dat er niet naar winstmaximalisatie wordt gestreefd. Wat het fiscaal belonen betreft, zou een belangrijke vraag zijn wat het doel ervan zou zijn en waarom een fiscale regeling de voorkeur zou hebben boven een niet-fiscale beloning. De SER meent in zijn advies dat het op dit moment beter is uit te gaan van een werkdefinitie, het zoeken naar een alomvattende en sluitende definitie van sociale ondernemingen zou een complexe en voorlopig onnodige opgave zijn. De knelpunten die de SER noemt zijn in de literatuur en in een SER-werkconferentie met stakeholders als prioriteiten naar voren gekomen. Fiscale regelgeving is daarbij niet aan de orde gekomen. Bij veel knelpunten is vooral het veld (sociale ondernemingen, financiers, opdrachtgevers en klanten, platforms) aan zet. De raad pleit voor terughoudendheid bij het inzetten van overheidsbeleid waarvoor een harde afbakening nodig is van sociale ondernemingen als groep. Ten eerste zijn dergelijke instrumenten niet mogelijk zonder harde definitie. Ten tweede acht de raad het ook niet wenselijk stimuleringsmaatregelen en overige ingrijpende beleidsmaatregelen uitsluitend voor sociale ondernemingen in te richten. Doel is niet het creëren en vergroten van een aparte «sector» van sociale ondernemingen maar het vergroten van positieve maatschappelijke baten. Gelet op het voorgaande wijst het kabinet de invoering van specifiek op sociale ondernemingen gerichte fiscale prikkels af.

Motie Onderzoek naar sociaal ondernemen (Vos)

Bij de behandeling in de Tweede Kamer van het Bedrijfslevenbeleid is de motie Vos c.s (nr. 32) over onderzoek naar sociaal ondernemerschap aangenomen. Hierin werd verwezen naar het belang om de impact van sociaal ondernemen op de juiste manier te meten en het kabinet werd gevraagd om CPB onderzoek te laten uitvoeren naar de aard, omvang en betekenis van sociale ondernemingen en toegang tot financiering erbij betrekken.

In de brief d.d. 23 november 2015 heb ik u geïnformeerd over de reactie van het CPB. Deze heeft aangegeven dit onderzoek niet uit te kunnen voeren vanwege gebrek aan beschikbare expertise en capaciteit4. Daarnaast heb ik aangegeven in de onderhavige kabinetsreactie in te zullen gaan op de mogelijkheden om aard, omvang en betekenis van sociaal ondernemerschap te duiden.

Het kabinet onderschrijft dat een goede meting van de impact van groot belang is om de maatschappelijke baten en betekenis van sociale ondernemingen te kunnen kwantificeren. Om de kennis voor langere tijd te kunnen borgen wil het kabinet daarom eenmalig academisch onderzoek laten uitvoeren naar de ontwikkeling van methodiek voor impactmeting. Ik verwijs u hiervoor naar de desbetreffende paragraaf in deze brief.

Daarnaast wordt gevraagd om onderzoek naar de aard en omvang van sociale ondernemingen. Eerder is aangegeven dat sociale ondernemingen te omschrijven zijn als ondernemingen die primair een sociaal doel hebben, maar ook onderdeel zijn van een continuüm. Ondernemingen kunnen sociale waarden toevoegen, ook zonder zich sociale onderneming te noemen of statutair te hebben vastgelegd dat zij sociale doelen nastreven. Een onderzoek naar de aard en omvang veronderstelt eenduidige definities. Het zoeken naar een dergelijke definitie is complex en onnodig. Het kabinet wil wel de dialoog met sociale ondernemingen

blijven voeren. Dit zal georganiseerd worden als opvolging van deze kabinetsreactie, waarbij ook financiering aan de orde zal komen.

Het kabinet gaat ervan uit dat met deze beleidsvoornemens er een evenwichtig beleid richting sociale ondernemingen gevoerd kan gaan worden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Bijlage 1. (toelichting op de acties n.a.v. het SER-advies Sociaal ondernemen):

Gezamenlijk investeren in impactmeting

Een goede meting van de impact is immers van groot belang om de maatschappelijke baten van een sociale onderneming te kunnen kwantificeren. Om de kennis ook voor langere tijd te kunnen borgen wil de overheid een tijdelijke investering doen in onderzoek belegd bij een academische instelling. Dit zou b.v. mogelijk zijn bij de Universiteit van Utrecht waar een leerstoel bestaat over sociaal ondernemerschap of bij een andere kennisinstelling.

De organisatie rond kennisontwikkeling en kennisdeling is overigens heel divers. Er zijn diverse platformorganisaties actief, zoals Society Impact, Social Enterprise NL, Kracht in NL, Social Impact Factory, SE.lab, Enactus en Maatschappelijke Alliantie. De platforms zijn heel verschillend, zowel wat betreft de organisatievorm en financiering als de doelgroep en doelstellingen. De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur heeft een Centrum voor sociaal ondernemerschap ingericht, en is onlangs een Leeratelier Sociaal Ondernemerschap gestart. Het leeratelier is ontworpen voor strategische beleidsbepalers van grote en middelgrote gemeenten die verantwoordelijk zijn voor economisch beleid, sociaal ondernemerschap en/of participatie.

Vergroting van de kennis bij (decentrale-) overheid en bij sociale ondernemingen

Meer kennis over sociale ondernemingen kan de overheid, zowel centraal als decentraal, helpen om een aantal knelpunten te verminderen. Knelpunten hebben niet altijd te maken met bestaande wet- en regelgeving zelf, maar ook met de toepassing ervan. Door meer informatie-uitwisseling en wellicht aanpassingen van interne regels en procedures kunnen rijksoverheid en gemeenten meewerken aan de erkenning en herkenning van sociale ondernemingen. Het bevorderen van kennis is een gezamenlijke taak van overheden en platforms van sociale ondernemingen.

De SER pleit ervoor om relevante digitale overheidsinformatie voor sociale ondernemers op één plek te bundelen. Het kabinet gaat de informatie gebundeld aanbieden op de site van de rijksoverheid. Het programma «The Social Business Initiative» (SBI) van de Europese Unie verkent de mogelijkheden om een gunstig ecosysteem voor sociale ondernemingen te creëren. Tot nog toe is Nederland alleen vertegenwoordigd in dit programma vanuit de wetenschap in de Expert Group Social Entrepreneurship. De SER adviseert de rijksoverheid om daar actiever bij betrokken te zijn: met name voor onderwerpen als financiering en impactmeting kan dat van groot nut zijn. Voor wat betreft impactmeting kan actievere betrokkenheid van de overheid aan het Social Business Initiative van belang zijn. De overheid wil leren van de ervaringen van het SBI.

Onderzoeken van de mogelijkheid voor een «label» voor sociale ondernemingen

Samen met de SER is het kabinet niet overtuigd dat het wenselijk is een nieuwe, aparte rechtsvorm voor sociale ondernemingen te creëren. Het is aan de sociale ondernemingen een initiatief tot een label te starten. Indien een dergelijk initiatief zich aandient zal de overheid hier met een positieve blik naar kijken.

Verbeteren van het financieringsklimaat

De SER adviseert de overheid verder om open te staan voor innovatieve vormen van impactfinanciering, zoals Social Impact Bonds, Health Impact Bonds en Development Impact Bonds en daarmee te experimenteren. Het kabinet is hier al in beperkte mate mee begonnen. Dit vergt nauwe samenwerking tussen sociale ondernemingen, investeerders en overheid en het is ook volgens de SER een complexe exercitie. Het kabinet heeft bij de lancering van de Nationale Financieringswijzer in september 2015 gezegd, dat ondernemers zich daar kunnen oriënteren op verschillende financieringsmogelijkheden.

De overheid zal tijdens de bespreking van het SER-advies met de sociale ondernemingen aan de sociale ondernemingen voorleggen welke vragen bij er spelen bij de re-integratie van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt, welke vragen er spelen bij een betere benutting van duurzame inkoop door de overheid en welke vragen er spelen bij de toegankelijkheid van financiering en wat de beste aanpak voor de overheid zou zijn.

Indien er inderdaad sprake blijkt van relatief grotere problemen dan bij andere ondernemingen zal aan de SER worden gevraagd de vragen en mogelijke oplossingen in een SER-vervolgadvies mee te nemen.

Betere benutting van de ruimte bij overheidsinkoop

Publieke instellingen en overheden hebben genoeg mogelijkheden om impact van opdrachtnemers mee te wegen bij hun aanbestedingen en inkoopbeleid. Belangrijk voor een evenwichtige beoordeling bij een aanbesteding is dat sociale ondernemingen de verwachte impact goed zichtbaar kunnen maken.

De Aanbestedingswet biedt voldoende ruimte voor innovatieve inkoop, ruimte die nog niet optimaal benut wordt. Binnen de aanbestedingsprocedures zijn veel mogelijkheden om rekening te houden met het eigen karakter van sociaal ondernemers. In de handreikingen over maatschappelijk aanbesteden die mede door het Ministerie van BZK zijn ontwikkeld, staan concrete werkwijzen die hierbij behulpzaam kunnen zijn.

Er is een nieuwe Europese richtlijn voor openbare aanbestedingen die in april 2016 geïmplementeerd moet zijn. De EU maakt met de nieuwe richtlijn expliciet dat overheidsaanbestedingen bij moeten dragen aan de Horizon 2020-doelen van de Europese Unie op het gebied van innovatie, duurzaamheid en inclusiviteit. De basisprincipes zijn niet gewijzigd, maar het is de bedoeling dat de flexibelere invulling van de regels aanbesteders in staat stelt om overheidsopdrachten beter te gebruiken om strategische, maatschappelijke doelen te bereiken (bijvoorbeeld het bevorderen van arbeidsparticipatie van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt). Het kabinet zal bij de implementatie van deze richtlijn – op advies van de raad – hier aandacht aan schenken om dit doel te bereiken.

Aanvragen vervolg SER-advies

Door de in het in het advies gesignaleerde ontwikkelingen komt steeds meer ervaring beschikbaar over hoe men de talenten van mensen met een arbeidsbeperking kan benutten en vervolgens vertalen naar passend werk. Volgens de SER is het wenselijk dat deze ervaringen gedeeld worden en bijvoorbeeld door best practices inzichtelijk gemaakt worden. Dit levert een bijdrage aan de overheidsdoelstelling van een inclusieve arbeidsmarkt en vergroot de maatschappelijke impact van sociale ondernemingen. De SER wordt gevraagd deze gedachte zowel te concretiseren als te operationaliseren en hierbij zelf een stimulerende rol te vervullen.

De SER kan gebruik maken van de kennis en ervaring die door het EU programma SEFORIS opgedaan zijn bij dergelijk onderzoek in andere EU landen. Ook kan de SER gebruik maken van «Stimulansen voor de Sociale Enterprise Sector», een rapport in opdracht van EZ waarin een analyse wordt gemaakt van de manier waarop andere EU landen met sociale ondernemingen omgaan.

Bijlage 2: Aanbevelingen van de SER

Investeer gezamenlijk in impactmeting

  • Impact meten als gedeelde centrale waarde van sociale ondernemingen en haar stakeholders

  • Opzetten van een nationaal kenniscentrum t.b.v. meer samenwerking, kennisontwikkeling en opschaling bij impactmeting (aanjagen van samenwerking, verzamelen van kennis, doorontwikkeling van richtlijnen, advisering van individuele sociale ondernemingen, verzamelen van data).

Versterk de samenwerking tussen sociale ondernemingen

  • Samenwerking tussen sociale ondernemingen en verdergaande coördinatie tussen platforms; om sociale ondernemingen gezamenlijk op de kaart te zetten en instrumenten te ontwikkelen (zoals voor impact meting).

Vergroot de kennis bij overheid en bij sociale ondernemingen

  • Vergroten kennis van beleidsmakers en overheidsinkopers over sociale ondernemingen.

  • Leren van internationale initiatieven, actievere rol bij de Social Business Initiative van de EU

  • Meer aandacht besteden aan sociaal ondernemerschap in het reguliere onderwijs: meer aandacht voor maatschappelijke uitdagingen in het ondernemerschaps-onderwijs en meer aandacht voor ondernemerschap bij maatschappelijke stages en maatschappelijk georiënteerde opleidingen

  • Bundelen van digitale (overheids)informatie die relevant is voor sociale ondernemingen

  • Stimuleren van samenwerking rondom specifieke maatschappelijke uitdagingen, bijv. rondom arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

Onderzoek de mogelijkheid voor een «label» voor sociale ondernemingen

  • Verkennen mogelijkheden voor «label» voor sociale ondernemingen in aanvulling op bestaande (hoofd)rechts-vorm, t.b.v. erkenning en herkenning

Verbeter het financieringsklimaat

  • Experimenteren met innovatieve vormen van impactfinanciering voor sociale ondernemingen

  • Toevoegen van relevante informatie over sociale ondernemingen aan www.ondernemerskredietdesk.nl

Creëer meer ruimte bij overheidsinkoop

  • Creëren van een duidelijk aanspreekpunt binnen de gemeente

  • Benutten van de ruimte die de aanbestedingswetgeving biedt: aandacht voor toepassing aanbestedingsregels en voor bijscholing over innovatieve aanbestedingsvormen, oog voor maatschappelijke doelstellingen, optimale toepassing van EMVI, best practices zichtbaar maken, gebruik maken van mogelijkheden nieuwe EU-richtlijn.

  • Aanpassing social return.

  • Afstemming regels en procedures tussen en binnen gemeenten.

Bijlage 3: inhoudelijk verwante activiteiten van de overheid

Re-integratie van justitieabelen, buurtpreventie, wijkgerichte aanpak (V&J)

Er kan ruimte ontstaan voor sociale ondernemingen wanneer zich maatschappelijke uitdagingen aan de voor- en achterkant van de justitieketen aandienen, die vragen om een innovatieve, persoons- of wijkgerichte aanpak. Sociale ondernemingen kunnen concreet invulling geven aan het leveren van maatschappelijke impact binnen het justitiedomein door integrale benaderingen te ontwikkelen gericht op preventie en aanpak van problematiek op de voor nazorg relevante leefgebieden. In dit kader verkent het ministerie de mogelijkheid van een pilot Social Impact Bond, ten behoeve van het naar arbeid toe leiden van ex-gedetineerden. Er wordt geëxperimenteerd met impactfinanciering voor sociale ondernemingen en geïnvesteerd in de meting van deze impact.

Ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden, duurzame economische groei (BZ)

Sociale ondernemingen zijn een interessante groep ondernemers, die wegens hun wens positieve sociale impact te genereren bij kunnen dragen aan de hulp-handel investeringenagenda van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarom zal het ministerie in overleg met de sociale ondernemingen onderzoeken of en hoe relevante instrumenten bekender gesteld en toegankelijker gemaakt kunnen worden voor sociale ondernemingen.

Het ministerie heeft tot nu toe de volgende ervaring met het meer toegankelijk maken van instrumenten voor sociale ondernemingen. Het Dutch Good Growth Fund is specifiek voor het MKB ontwikkeld. Zowel in Nederland als in ontwikkelingslanden lopen MKB-ers bij het aanvragen van leningen tegen barrières aan. Met name sociale ondernemingen ervaren barrières bij het aanvragen van leningen. Hun winst en kapitaalopbouw liggen onder de norm die banken hanteren, hetgeen rechtstreeks samenhangt met het feit dat zij sociale impact boven winst en kapitaalopbouw stellen. Het DGGF kijkt naast rentabiliteit ook naar ontwikkelingsimpact en biedt daarom diverse financieringsoplossingen voor sociale ondernemers. In het voorjaar heeft het DGGF deze oplossingen in een workshop toegelicht aan de sector. Daarna piekte het aantal aanvragen van sociale ondernemingen. Het DGGF streeft naar een stijging van het aantal Nederlandse bedrijven dat in ontwikkelingslanden gaat investeren (of exporteren) omdat dit onder andere bijdraagt aan de lokale werkgelegenheid. Naar aanleiding van e.e.a. werd de subsidietender voor het programma Local Employment in Africa for Development (LEAD) eind 2015 daarom expliciet ook opengesteld voor sociale ondernemingen. Ook wordt de business-competitie «Ondernemen Zonder Grenzen» van CrossWise Works ondersteund waarin startende sociale ondernemingen worden uitgedaagd om een zowel winstgevend als duurzaam bedrijf te starten in Afrika, Azië of Latijns-Amerika.

Activiteiten rond de drie decentralisaties naar gemeenten (VWS)

Op het terrein van zorg en ondersteuning zijn inmiddels sociale ondernemingen actief. Een bijzondere vorm daarvan zijn de zogeheten zorg coöperaties. Sommige zijn als burgerinitiatief opgericht, andere zijn ondernemingen die een coöperatievorm hebben. Hierin kunnen verschillende zorgondernemers of ZZP-ers samenwerken. Veel zorgcoöperaties houden zich bezig met laagdrempelige activiteiten in de buurt, gericht op ondersteuning en het vergroten van zelfredzaamheid. Andere hebben hun takenpakket uitgebreid naar Wlz en/of Zvw gefinancierde zorg.

Maatschappelijke bank en slapende rekeningen (BZK)

De Minister van BZK heeft de Kamer toegezegd te verkennen of, naar voorbeeld van de Britse Big Society Capital Bank, de oprichting van een maatschappelijke bank in Nederland mogelijk is, al dan niet gefinancierd uit tegoeden op slapende rekeningen. Een maatschappelijke bank zou kunnen bijdragen aan een beter financieringsklimaat voor sociaal ondernemers. De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de uitkomsten van deze verkenning.

Het Ministerie van BZK heeft de mogelijkheden voor het creëren van een bijzonder statuut voor maatschappelijke initiatieven onderzocht;dit door de SER gesteunde BZK-onderzoek naar het creëren van een Bijzonder Statuut voor maatschappelijke initiatieven is inmiddels afgerond. Het heeft geleid tot het in samenspraak met diverse maatschappelijke initiatieven ontwikkelen van een – voor elk van hen – Bijzonder statuut en het beproeven van de werking ervan. Bij succes is het de intentie om het Bijzonder Statuut buiten de overheid te borgen.

Social Impact Bonds (V&J/Min Fin)

De overheid is vanuit meerdere kanten betrokken bij sociaal ondernemerschap, bijvoorbeeld bij de eerder genoemde Social Impact Bond, een pilot met betrekking tot de arbeidsparticipatie en voorkoming van recidive onder ex-gedetineerden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Vanwege de beoogde doelmatigheidsdoelstellingen wordt gebruikt gemaakt van de aanwezige expertise van het Ministerie van Financiën. Dit ministerie heeft ervaring met publiek-private samenwerkingsconstructies waarbij een private partij financiering ter beschikking stelt voor het realiseren van een vooraf af te spreken maatschappelijk resultaat en waarbij de overheid alleen bij gebleken succes en afloop betaalt. De overheid moet uiteraard alleen kiezen voor dergelijke constructies indien dit doelmatig is. Doelmatig betekent in casu dat bij de Social Impact Bonds een zekere (maatschappelijke) meerwaarde tegen een aanvaarbare prijs en kosten moet worden gerealiseerd. Deze eerste pilot van het Ministerie van Veiligheid en Justitie biedt het Rijk een goede gelegenheid de meerwaarde van deze financieringsvorm verder te onderzoeken. Als daaruit blijkt dat dit het geval is, kan overwogen worden om de ontwikkeling van bepaalde concepten verder te stimuleren.


X Noot
1

Brief van 27 juni 2014 van de Minister van SZW aan de voorzitter van de SER, nr. 2014-0000083858.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

«Stimulansen voor de Social Enterprise Sector – Ervaringen en lessen uit Europa» (2013), uitgevoerd door NL Kennisland en Social Enterprise NL, nov. 2013, p. 13.

X Noot
4

Kamerstuk 32 637, nr. 212.

Naar boven