32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 207 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2015

Op 19 oktober jl. heeft het Rathenau Instituut het rapport «R&D goes global» gepubliceerd, tezamen met een begeleidend samenvattend nieuwsbericht met als titel «Steeds meer R&D geld naar het buitenland». In deze brief ga ik in op de toezegging aan het lid Van Veen (VVD) om na het verschijnen van het rapport van Rathenau verder in te gaan op risico’s die Nederland mogelijk loopt met een uittocht van managers van Nederlandse bedrijven naar het buitenland. Daarbij zal ik na een korte weergave van de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen ingaan op het onderzoek.

Bevindingen en aanbevelingen in het onderzoek van Rathenau

De voornaamste conclusie in het onderzoek van Rathenau is dat in Nederland gevestigde bedrijven steeds meer Research & Development (R&D) in het buitenland financieren. Tussen 1999 en 2013 is deze financieringsstroom gestegen van € 0,4 miljard naar € 1,6 miljard. Ook wordt geconstateerd dat de ontwikkeling van buitenlandse financiering van R&D in Nederland daarbij achterblijft, met een stijging van € 0,6 miljard naar € 1,0 miljard tussen 1999 en 2013. Voor de relatief sterke groei van R&D-financiering vanuit het bedrijfsleven in Nederland naar het buitenland is in het rapport als verklaring af te leiden dat er steeds meer R&D in groeimarkten wordt gefinancierd. Dat betreft ontwikkelingswerk als «Development»-component van R&D. Rathenau geeft aan dat Nederlandse bedrijven hun onderzoeksafdelingen vooral in Nederland houden. De component onderzoek («Research») van R&D blijkt relatief honkvast. Doorslaggevend voor de locatie van onderzoeksactiviteiten van multinationals is de aanwezigheid van kennis (waaronder de kennisinfrastructuur en onderzoeksfaciliteiten), onderzoekers en mogelijkheden tot innovatieve samenwerking.

Een belangrijke boodschap van Rathenau is dat de mondialisering van de R&D Nederland voor de uitdaging stelt om zich dwars door bestuurlijke en regionale grenzen heen te organiseren rondom kennisgebieden waarin Nederland zich internationaal kan onderscheiden. Het Rathenau Insituut reikt enkele aanbevelingen aan om het vestigingsklimaat te versterken. Hierbij vraagt het aandacht voor de profilering van Nederland als één kennisregio, meer focus in het topsectorenbeleid op het aantrekken van R&D-investeringen door buitenlandse bedrijven en, in samenhang hiermee, langdurig investeren in de acquisitie van buitenlandse kennisinvesteringen.

Beleidsreactie

De voortschrijdende internationalisering van de economie maakt dat bedrijfsactiviteiten makkelijker kunnen worden verplaatst van en naar Nederland. Het is dan ook steeds minder vanzelfsprekend dat bedrijven die al sinds jaar en dag in Nederland resideren ook hier verdere uitbreidingsinvesteringen doen. Bedrijven maken hier strategische afwegingen. Een belangrijke strategische factor voor een investeringsbeslissing is dat bedrijven graag dicht op groeimarkten zitten, onder andere in Azië. In de groeimarkten stijgt de afzet sterk. Met R&D-activiteiten ter plekke in de betreffende regio’s wordt productvernieuwing afgestemd op lokale marktwensen. Dat geeft ook de kracht aan van het Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijven zoeken internationale groeimarkten op en spelen daar onder andere via R&D in op de lokale omstandigheden. Nederlandse bedrijven worden hier sterker van en dat is per saldo goed voor Nederland.

Er is geen indicatie dat onderzoekscapaciteit in Nederland substantieel afkalft vanwege verplaatsing van onderzoeksactiviteit naar het buitenland. Rathenau geeft aan dat bedrijven hun strategische onderzoekscentra in Nederland «up to date» houden, vanwege een historisch gegroeide verankering van de onderzoekslaboratoria in Nederland en een aantrekkelijke kennisinfrastructuur. Wel wordt door Rathenau geconstateerd dat onderzoeksinvesteringen in nieuwe innovatiegebieden in toenemende mate in het buitenland plaatsvinden.

Hoe de internationaliseringstendens uitwerkt op de R&D-activiteit in Nederland is niet direct uit de door Rathenau gehanteerde cijfers over R&D-financiering af te leiden. De gebruikte cijfers, die afkomstig zijn van het Centraal Bureau voor de Statistiek, geven internationale R&D-financieringsstromen weer binnen met name multinationals. Financieringscijfers geven een indicatie, maar niet een compleet beeld van internationalisering van R&D-activiteit. Ze geven niet weer welk aandeel R&D er door vestigingen van Nederlandse bedrijven in het buitenland wordt uitgevoerd en welk aandeel R&D van vestigingen van buitenlandse bedrijven in Nederland hier tegenover staat.

Rathenau presenteert ook grafieken over de ontwikkeling van het aandeel van de R&D-uitgaven in Nederland in de wereldwijde R&D-uitgaven op concernniveau bij acht grote R&D-multinationals in Nederland, gebaseerd op informatie van Technisch Weekblad. De gegevens worden getoond over de periode 2003–2013. Bij de acht bedrijven tezamen is geen duidelijke daling zichtbaar van het aandeel van in Nederland uitgevoerde R&D. Deze gegevens relativeren daarmee het beeld dat op basis van financieringsgegevens wordt gegeven.

Ik onderschrijf dat de mondialisering van de R&D Nederland voor de uitdaging stelt om zich dwars door bestuurlijke en regionale grenzen heen te organiseren rondom kennisgebieden waarin Nederland zich internationaal kan onderscheiden. Dat is de kern van het topsectorenbeleid. Ook de fysieke manifestatie daarvan in kennis-hotspots, zoals rondom Wageningen en Eindhoven, zijn aansprekende voorbeelden. Het is van het grootste belang dat het voor binnenlandse en buitenlandse bedrijven ook in de toekomst aantrekkelijk is om investeringen in Nederland te doen. Daarmee groeit het belang van een goed en concurrerend vestigingsklimaat. Via de topsectoren profileren we Nederlandse kennis in het buitenland.

Rathenau beveelt aan om langdurig te investeren in de acquisitie van buitenlandse kennisinvesteringen, waarbij Nederland zich moet presenteren als één kennisregio. Via de Innovatie Attachés, die het Ministerie van Economische Zaken op de ambassades heeft gestationeerd, wordt gewerkt aan goede internationale samenwerking op het gebied van R&D en profilering van de Nederlandse kennisinfrastructuur. Dat biedt de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) de mogelijkheid om ook R&D-investeringen naar Nederland aan te trekken. De NFIA en haar regionale partners hebben zich daarbij reeds verenigd onder de nieuwe noemer «Invest in Holland». Hiermee is een nog effectiever netwerk ontstaan om (kennisintensieve) bedrijven uit het buitenland aan te trekken. Het netwerk zal zich vooral richten op de topsectoren Chemie, Agrifood, High Tech Systems & Materialen en Life Sciences & Health. Naast de blijvende focus op grote investeerders uit de VS en Japan zetten de NFIA en haar partners vol in op het verzilveren van de zorgvuldige opgebouwde contacten in China en India. Ook voor nieuwkomers is aandacht. Met StartupDelta wordt een optimaal klimaat geleverd gericht op de ontwikkeling, doorgroei en de internationalisering van startups, waaronder het aantrekken van buitenlandse startups.

Toezegging aan lid Van Veen over risico’s van vertrekkende managers

In het AO Bedrijfslevenbeleid van 10 maart jl. heb ik het lid Van Veen toegezegd om na het verschijnen van het Rathenau onderzoek terug te komen op risico’s die Nederland mogelijk loopt met een uittocht van managers van Nederlandse bedrijven naar het buitenland (Kamerstuk 32 637, nr. 176). In een artikel in de Volkskrant van 28 februari 2015, getiteld «Multinationals verhuizen directies naar Azië en VS» wordt op basis van eigen onderzoek van de Volkskrant besproken dat inmiddels veelvuldig voorkomt dat Nederlandse bedrijven Nederlandse managers in het buitenland hebben. In het artikel wordt verder geopperd dat ook specifiek onderzoekscentra onderhevig zijn aan verplaatsing naar het buitenland, deels in samenhang met verhuizing van topmanagers naar het buitenland.

Het nu verschenen rapport van het Rathenau Instituut maakt aannemelijk dat met name vanwege de marktkansen die internationalisering biedt, Nederlandse bedrijven steeds meer R&D financieren in het buitenland. Eerder in deze brief is al aangegeven dat het daarbij vooral om ontwikkelingsinvesteringen gaat, terwijl de onderzoekscentra tamelijk honkvast zijn. De onderliggende tendens om op groeimarkten te profiteren van marktkansen gaat logischerwijs gepaard met meer activiteit van Nederlandse managers in het buitenland. Dat beschouw ik niet als negatief, aangezien het in het belang van Nederlandse bedrijven is om internationaal groeimogelijkheden te benutten. Bovendien zijn er omgekeerd ook buitenlandse managers in Nederland actief, in Nederlandse multinationals en Nederlandse vestigingen van buitenlandse bedrijven. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is belangrijk om een goede balans tussen internationale in- en uitstroom van managers te realiseren.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven