Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 januari 2012
De heer Van Hijum (CDA) heeft op 15 september jongstleden het kabinet verzocht een
nadere toelichting te verstrekken omtrent de passage in de Bedrijfslevenbrief over
de voorgenomen aanpassing van de ketenbepaling (Handelingen II, 2011/12, nr. 107, item 5, blz. 39). Met deze brief komen wij aan dat verzoek tegemoet.
Onze arbeidsmarkt kent korte tijdelijke contracten en contracten voor onbepaalde tijd.
Het is op dit moment mogelijk om een langdurig tijdelijk contract te sluiten zonder
dat een contract voor onbepaalde tijd ontstaat. Deze langdurige tijdelijke contracten
komen nauwelijks voor en lijken voor werkgevers een weinig aantrekkelijke optie omdat
zij veelal eerst een kortdurend contract aangaan. Vandaar dat in de Bedrijfslevenbrief
is voorgesteld om de ketenbepaling zodanig aan te passen dat het mogelijk wordt om
een langdurig tijdelijk contract te sluiten na een kortdurend tijdelijk contract,
zonder dat een contract voor onbepaalde tijd ontstaat.
De ketenbepaling (art. 7:668a BW) bepaalt dat als meer dan drie tijdelijke contracten
zijn aangegaan met tussenpozen van minder dan drie maanden, het vierde contract wordt
aangemerkt als een vast contract. Op grond van de ketenbepaling geldt echter ook dat
als ten minste twee tijdelijke contracten elkaar met tussenpozen van minder dan drie
maanden opvolgen en een periode van 36 maanden hebben overschreden, het laatste contract vanaf die overschrijding als een contract voor onbepaalde
tijd wordt aangemerkt.
Het voordeel van langdurige tijdelijke contracten ten opzichte van kortdurende tijdelijke
contracten is dat er een sterkere prikkel ontstaat bij werkgevers om te investeren
in scholing en training. Werkgevers investeren immers meer in werknemers die voor
langere duur verbonden zijn aan de onderneming door de langere terugverdientijd van
deze investeringen. De investeringsbereidheid van werkgevers vanwege de langere terugverdientijd
en de eindigheid van het langdurige tijdelijke contract maken het ook voor werknemers
makkelijker en aantrekkelijker om te investeren in hun eigen inzetbaarheid. Dit bevordert
de duurzame inzetbaarheid van werknemers die daardoor wendbaarder worden op de arbeidsmarkt
en zo hun talent over de hele loopbaan optimaal kunnen ontplooien. Langdurige tijdelijke
contracten sluiten daarmee goed aan bij de huidige arbeidsmarkt waarin mensen geen
baan voor het leven meer hebben.
Een kortdurend contract gevolgd door een langdurig tijdelijk contract, biedt de werknemer
meer zekerheid dan drie opeenvolgende tijdelijke contracten van bijvoorbeeld een jaar.
In die zin biedt het voorstel ten opzichte van de huidige situatie ruimere mogelijkheden
voor werkenden die niet in aanmerking komen voor een contract voor onbepaalde tijd
en derhalve zijn aangewezen op elkaar opvolgende tijdelijke contracten van kortere
duur.
De voorgestelde aanpassing respecteert de rechten en plichten van werknemers en werkgevers.
Eveneens blijft het karakter van de ketenbepaling, te weten driekwartdwingend recht,
onveranderd. Dat wil zeggen dat er bij cao van kan worden afgeweken. Met het aanpassen
van de ketenbepaling wordt slechts een extra mogelijkheid gecreëerd om het gebruik
van langdurige tijdelijke contracten te vergemakkelijken. Bij langdurige tijdelijke
contracten geldt, net als bij andere contractvormen, dat deze alleen met goedvinden
van zowel werkgever als werknemer kunnen worden afgesloten.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkt nog aan de uitwerking van dit
voorstel. Daarbij worden ook alternatieven betrokken. In de bijlage1 bij deze brief treft u aan de antwoorden op de vragen die in reactie op de Bedrijfslevenbrief
door leden van uw Kamer over dit onderwerp zijn gesteld.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen