Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 september 2011
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 14 juni 2011 inzake
uitbreiding van de sancties tegen het Syrische regime.
Toen het Syrische regime eind april 2011 voor het eerst het openlijk militair geweld tegen de bevolking inzette, heeft Nederland
bij de EU aangedrongen op een duidelijke veroordeling van het geweld, kracht bij te zetten door middel van sancties tegen
het regime. Deze sancties zouden effectief moeten zijn en de handelingsruimte van het regime moeten beperken, waarbij de bevolking
wordt ontzien. Op 9 mei jl. heeft de EU vervolgens een wapenembargo tegen Syrië afgekondigd en tegen dertien personen visarestricties
en tegoedenbevriezing ingesteld. Sindsdien is deze lijst voortdurend uitgebreid, zodat de sancties inmiddels van toepassing
zijn op 54 personen, inclusief de Syrische president Bashar Al-Assad, en 12 bedrijven en organisaties.
Op 11 augustus jl., toen de intensiviteit van het geweld bleef toenemen en president Assad de oproepen van de internationale
gemeenschap bleef negeren, heb ik publiekelijk alsmede in de EU opgeroepen tot het aanscherpen van de sancties tegen het
Syrische regime. Hierbij heb ik gezegd dat Nederland zich zal inspannen voor verdere EU-sancties tegen handlangers van het
regime, hardere economische sancties en maatregelen in de oliesector. Nog diezelfde dag heeft Nederland in Brussel kenbaar
gemaakt dat de EU hier op zeer korte termijn over zou moeten spreken.
Hierop heeft de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) een optiepaper voor mogelijke sancties versneld opgesteld, waarvoor
Nederland een aantal concrete suggesties heeft gedaan. Op 19 besloot het Politieke en Veiligheidscomité dat een concreet sanctiepakket
moest worden uitgewerkt.
Nederland heeft op 18 augustus jl. verklaard dat Assad moet opstappen. Deze oproep was in lijn met gelijktijdige oproepen
van de EU en de VS. Hiermee heeft de internationale gemeenschap een ondubbelzinnig signaal richting het Syrische regime afgegeven.
Inmiddels is het EU-sanctiepakket gereedgekomen. Kernelement van de sancties is een verbod op de import van ruwe olie en olieproducten
vanuit Syrië. Hiermee wordt een belangrijke inkomstenbron van het regime drooggelegd, zonder dat het Libische volk hierdoor
geraakt wordt. Binnenslands blijft immers voldoende benzine en diesel voor de bevolking over. Het importverbod wordt versterkt
door een verbod op het financieren en verzekeren van alle olietransacties met Syrië, inclusief olietransporten. Door deze
maatregel worden niet-Europese landen die Syrische olie importeren verstoken van Europese betrokkenheid bij (financiering
en verzekering van) het transport daarvan. Gezien het grote aantal verzekeringen dat in Europa voor dergelijke transporten
wordt afgesloten zal deze maatregel de Syrische export naar derde landen aanzienlijk beperken.
Behalve een olieboycot heeft de EU nieuwe, bredere criteria voor opname op de sanctielijst van personen en entiteiten vastgesteld.
Op basis hiervan worden nu ook sancties ingesteld tegen individuen en bedrijven die het regime op financiële of andere wijze
steunen en/of op enigerlei wijze van het regime profiteren. De EU heeft in dit kader reeds besloten tot sancties tegen nog
eens vier nieuwe personen en drie extra bedrijven, waaronder een bank. Nederland dringt erop aan dat de EU spoedig verdere
namen van personen en bedrijven aan deze lijst zal toevoegen.
Ten slotte heeft de EU besloten de sinds 1977 bestaande samenwerkingsovereenkomst met Syrië formeel op te zeggen. De lopende
onderhandelingen over een nieuw associatie-akkoord waren reeds eerder opgeschort. In mei jl. was al besloten tot opschorting
van de overige vormen van samenwerking.
Ik ben ervan overtuigd dat de EU met dit sanctiepakket op overtuigende wijze de druk op het Syrische regime heeft opgevoerd,
waarbij zij de bevolking zoveel mogelijk ontziet. In samenwerking met de internationale gemeenschap, in het bijzonder de Verenigde
Staten, zal ik blijven zoeken naar manieren de druk op het Assad-regime verder op te voeren.
De minister van Buitenlandse Zaken,
U. Rosenthal