32 605 Beleid ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking

Nr. 214 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 maart 2018

Uw Kamer vroeg in een motie (Kamerstuk 34 775 XVII, nr. 26) aangaande de criteria voor landenselectie en prioritering om inzicht in de manier waarop de geografische focus van het internationale ontwikkelingsbeleid tot stand komt. U vindt een uitleg over de criteria en de toegepaste methodologie in deze brief.

Wanneer komt de geografische focus aan de orde?

Geografische focus is een integraal onderdeel van de toegezegde beleidsnota over Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS). De geografische focus is daarbij een afgeleide van de beleidsprioriteiten: beleid wordt vertaald naar een inzet in regio’s en landen, niet andersom. In deze brief vindt u om deze reden geen landenlijsten of -indelingen. Het gaat hier vooral om de methodologie om te komen tot de keuze van regio’s en landen waarmee Nederland een structurele ontwikkelingssamenwerking voortzet of wil aangaan. Daarbij wordt ook gekeken naar de samenhang tussen ontwikkelingssamenwerking en de handels- en investeringsagenda, en met andere onderdelen van het brede buitenlandbeleid en de Rijksbrede migratieagenda.

Uitgangssituatie

Tot nog toe werd bij ontwikkelingssamenwerking uitgegaan van een lijst van vijftien partnerlanden. De partnerlandenlijst is niet rigide gehanteerd, waardoor voor landen als Jordanië en Libanon middelen beschikbaar zijn voor opvang in de regio. Daarnaast is voor een aantal beleidsdoelen een uitgebreidere lijst van toepassing, zoals de lijst van landen die toegang hebben tot het OS-bedrijfsleveninstrumentarium (68), voor de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld (68) of landen waarvoor het beurzenprogramma openstaat (52). Specifieke instrumenten als het stabiliteitsfonds gericht op instabiliteit en post-conflict wederopbouw vragen om maatwerk en een daarbij horende (flexibele) landenlijst1. Ook na het bepalen van de geografische focus van het beleid, blijft een deel van het OS-instrumentarium breder beschikbaar, zoals dat tot nog toe ook het geval was.

Voor handels- en investeringsbevordering geldt dat prioriteit ligt bij landen die bijdragen aan het Nederlandse verdienvermogen en de werkgelegenheid in Nederland. Daar waar sprake is van kansrijke raakvlakken tussen de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het Nederlandse bedrijfsleven wordt dit meegenomen bij de handels- en investeringsbevordering. Overigens geldt dat Nederlandse bedrijven in landen die vanuit handels/investeringsperspectief minder prioriteit krijgen, wel kunnen rekenen op reguliere dienstverlening vanuit de Nederlandse overheid.

Voor humanitaire hulp geldt geen geografische inperking. Vanuit het humanitair imperatief komen in principe alle OESO/DAC-landen in aanmerking voor noodhulp, binnen de daarvoor geldende internationale afspraken2.

Methode en criteria

Voor het bepalen van de geografische focus, wordt de volgende aanpak gevolgd:

  • Een analytische benadering op basis van criteria en heldere beoordelingssystematiek;

  • Keuze van criteria op basis van de relevantie vanuit het beleid;

  • Gebruik van erkende, openbare bronnen indien beschikbaar, inclusief indicatoren gebruikt voor de ontwikkelingsdoelen (SDG’s);

  • Analyse die alle OESO/DAC-landen 3 omvat; voor het handelsbelang worden alle overige landen ook meegenomen, inclusief de rijke economieën;

  • De geografische focus is niet van toepassing op de inzet van noodhulp, maar in de afweging is langdurige humanitaire hulp als criterium meegewogen;

  • Bestaande partnerlandrelaties worden meegewogen; dit geldt ook voor de drie genoemde landen uit het Regeerakkoord (Jordanië, Libanon en Irak).

De analyse is uitgewerkt in drie onderdelen die ieder bekeken worden op basis van een aantal specifieke criteria (zie tabel hieronder).

Onderdeel

Criteria

Stand van het land (behoefte en noodzaak voor ontwikkelingssamenwerking)1

Ontwikkelingsniveau

SDG-bereiking

Economische ongelijkheid

Genderongelijkheid

Bevolkingsopbouw

Herkomst/opvang vluchtelingen

Herkomst irreguliere migratie

Kwetsbaarheid voor klimaatverandering

Conflict/instabiliteit/fragiliteit

Macro-economische kwetsbaarheid

Hulpafhankelijkheid

Relevantie en Nederlandse meerwaarde: in welke landen is een Nederlandse BHOS-inzet relevant en realiseerbaar (mede gezien vanuit de Duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG))?

Voedselzekerheid (SDG 2)

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SDG 3 en 5)

Onderwijs aan vluchtelingen (SDG 4)

Economisch perspectief voor vluchtelingen (SDG 4+8)

Economisch perspectief voor jongeren (SDG 4+8)

Gender/vrouwenrechten (SDG 5)

Water (SDG 6)

Klimaatmitigatie (SDG 7 + 15)

Private-sectorontwikkeling (SDG 8)

Veiligheid & rechtsorde (SDG 16)

Preventie radicalisering (SDG 16)

Ontwikkeling maatschappelijk middenveld (SDG 16 + 17)

Langdurige humanitaire hulp

Samenhang van BHOS met andere beleidsterreinen: in welke landen is samenhang met andere beleidsterreinen mogelijk of wenselijk?

Huidige OS-relatie

Duurzame handel en investeringen

Mensenrechtenbeleid

Politieke/diplomatieke relevantie

Rijksbreed migratiebeleid

Veiligheid/vredesmissies

X Noot
1

Goed bestuur (governance) is niet als eigenstandig criterium meegenomen. Bij het vertalen van beleid naar inzet in landen bepaalt de kwaliteit van bestuur wel in welke mate Nederland via de overheid werkt.

De uiteindelijke geografische focus komt tot stand op basis van een afweging tussen de drie onderdelen; landen die op twee of drie onderdelen hoog eindigen krijgen daarbij de voorkeur boven landen die op één of geen enkel onderdeel hoog eindigen. Daarbij wordt ook gekeken naar de regionale samenhang. De criteria ondersteunen de besluitvorming; de uiteindelijke selectie is geen mechanische exercitie, maar ingebed in de beleidskeuzes die in de voornoemde beleidsnota worden gemaakt. De verdere vertaling van beleid naar inzet in landen en regio’s vereist maatwerk en een flexibele toepassing van het BHOS-instrumentarium. Hierin spelen zowel het ambassadenetwerk als onze uitvoeringspartners een belangrijke rol.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Vanuit een geïntegreerde aanpak tussen ontwikkelingssamenwerking (ODA) en veiligheid (non-ODA).

X Noot
2

Noodhulp aan landen die niet op de OESO/DAC-lijst staan is geen onderdeel van de officiële ontwikkelingshulp.

Naar boven