32 528 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met verruiming van de bevoegdheden in het kader van het vreemdelingentoezicht

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bevoegdheden van ambtenaren belast met grensbewaking en ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen uit te breiden en, in het bijzonder, de bevoegdheid te creëren om in bepaalde gevallen woonruimten te kunnen doorzoeken voor de tijdelijke inbewaringneming van documenten ten behoeve van het identiteitsonderzoek;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 53 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 53a

  • 1. De ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen, zijn, na een woning te hebben betreden en na aldaar een vreemdeling staande te hebben gehouden wiens identiteit niet onmiddellijk kan worden vastgesteld, bevoegd deze woning te doorzoeken zonder toestemming van de bewoner voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de tijdelijke inbewaringneming van reis- of identiteitspapieren, dan wel andere documenten waaruit de identiteit van de betrokken vreemdeling met een redelijke mate van zekerheid kan worden afgeleid.

  • 2. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, zijn tevens bevoegd een bij een onderneming behorende ruimte te betreden en te doorzoeken zonder toestemming van de bewoner voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de tijdelijke inbewaringneming van de in het eerste lid bedoelde documenten, indien een staande gehouden vreemdeling wiens identiteit niet onmiddellijk kan worden vastgesteld, in die onderneming werkend is aangetroffen en er voorts een redelijk vermoeden bestaat dat de vreemdeling de betreffende ruimte gebruikt als woonruimte.

  • 3. Tot doorzoeking voor de tijdelijke inbewaringneming van reis- of identiteitspapieren wordt niet overgegaan dan nadat de vreemdeling is uitgenodigd deze vrijwillig af te geven.

Artikel 53b

  • 1. Voor een doorzoeking als bedoeld in artikel 53a, eerste en tweede lid, is een machtiging vereist. Op de bevoegdheid tot doorzoeking zijn de artikelen 3, eerste en derde lid, 6, 8, 10 en 11 van de Algemene wet op het binnentreden van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In de machtiging tot doorzoeking wordt vermeld dat op grond van artikel 53a bevoegdheid wordt verleend de woning of een bij een onderneming behorende ruimte waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat deze wordt gebruikt als woonruimte, te doorzoeken voor de tijdelijke inbewaringneming van documenten als bedoeld in artikel 53a, eerste lid.

  • 3. In aanvulling op de artikelen 10 en 11 van de Algemene wet op het binnentreden, vermeldt de ambtenaar die de doorzoeking, bedoeld in artikel 53a, heeft verricht, in het schriftelijk verslag op welke gronden werd aangenomen dat deze redelijkerwijs noodzakelijk was voor de tijdelijke inbewaringneming van reis- of identiteitspapieren, alsmede de in artikel 53a, eerste lid, bedoelde documenten die tijdelijk in bewaring zijn genomen.

  • 4. Indien het doorzoeken dermate spoedeisend is dat de machtiging tot doorzoeking niet tevoren op schrift kan worden gesteld, kan degene die bevoegd is hiervoor een machtiging te geven, telefonisch instemmen met de doorzoeking, in welk geval degene die de instemming heeft verleend zo spoedig mogelijk alsnog zorgt voor de opschriftstelling.

  • 5. Indien een schriftelijke machtiging is verleend om voor de tijdelijke inbewaringneming van de in artikel 53a, eerste lid, bedoelde documenten een woning zonder toestemming van de bewoner te doorzoeken, geldt deze voor het binnentreden in die woning tevens als machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.

B

Aan artikel 59 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De ambtenaren belast met de grensbewaking en de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen zijn bevoegd de in bewaring gestelde persoon aan diens kleding of lichaam te onderzoeken, alsmede zaken van deze persoon te doorzoeken, voor zover dit noodzakelijk is voor het verkrijgen van informatie omtrent de identiteit, nationaliteit en de verblijfsrechtelijke positie van de betreffende vreemdeling.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven