De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de regering een van de criteria voor de selectie van Habitatrichtlijngebieden primair heeft geïnterpreteerd
als «juridische beschermingsstatus», terwijl uit de toelichting van de Europese Commissie en het verantwoordingsdocument blijkt
dat het moet gaan om de ecologische «mate van instandhouding» van habitattypen en soorten;
constaterende, dat bij de selectie van Habitatrichtlijngebieden nauwelijks rekening is gehouden met de aanwezigheid en invloed
van menselijke activiteiten, terwijl de Europese Commissie binnen de ecologische randvoorwaarden deze ruimte wel bood;
constaterende, dat voor het gros van de habitattypen en soorten die bij aanmelding als «aanwezig, maar verwaarloosbaar» zijn
gekwalificeerd in de betreffende aanwijzingsbesluiten, zonder motivatie, wel instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen;
constaterende, dat voor verschillende habitattypen en soorten in meer aanwijzingsbesluiten hersteldoelstellingen zijn opgenomen
dan direct noodzakelijk is voor het bereiken van een landelijk gunstige staat van instandhouding;
van mening, dat bovengenoemde constateringen voldoende aanleiding vormen om de selectie en aanwijzing van Habitatrichtlijngebieden
te evalueren;
verzoekt de regering om de selectie en aanwijzing van Habitatrichtlijngebieden, inclusief aanwijzingsbesluiten en instandhoudingsdoelstellingen,
te evalueren en te bezien of met inachtneming van bovengenoemde constateringen aanpassingen gewenst zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Staaij
Dijkgraaf
Lodders
Koopmans