Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2016
Hierbij bied ik u het rapport behorende bij het «Onderzoek naar tenderkostenvergoedingen
bij ingetrokken aanbestedingen» aan1, dat in opdracht van mijn ministerie is uitgevoerd. Hiermee geef ik uitvoering aan
de motie van het lid Agnes Mulder c.s. van 9 maart 2016, ingediend tijdens de behandeling
van de gewijzigde aanbestedingswet.2 In deze motie verzoekt zij de regering, vóór 1 januari 2017 inzichtelijk te maken
hoe vaak aanbestedingsprocedures in de afgelopen jaren te laat zijn ingetrokken en
in hoe veel gevallen hierbij vergoedingen zijn uitgekeerd.
Uitkomsten van het onderzoek
Ter beantwoording van de motie van het lid Agnes Mulder c.s. heb ik onderzoeksbureau
Significant gevraagd een onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek beslaat de periode
vanaf het moment van inwerkingtreding van de Aanbestedingswet op 1 april 2013 tot
1 januari 2016. In die periode zijn ruim 13.000 aanbestedingen op TenderNed gepubliceerd.
Uit het onderzoek blijkt dat 3%–5% daarvan wordt ingetrokken na het indienen van de
laatste nota van inlichtingen. Van de onderzochte procedures in dit onderzoek bleek
één intrekking geleid te hebben tot een vergoeding aan de inschrijvende partijen.
Juridisch kader
De Aanbestedingswet 2012 gaat uit van het proportionaliteitsbeginsel. Dat beginsel
brengt met zich mee dat van aanbestedende diensten wordt verwacht dat ze proportionele
eisen stellen bij de aanbesteding. Dat geldt ook voor de kosten die een ondernemer
maakt bij de inschrijving. De Aanbestedingswet 2012 kent geen specifieke bepalingen
voor het intrekken van aanbestedingen en de eventuele vergoeding van tenderkosten
daarbij. Hierop zijn de procedures van toepassing uit het Burgerlijk Wetboek die gelden
voor alle precontractuele relaties, zoals bevestigd in jurisprudentie van de burgerlijke
rechter.
Mocht een inschrijver van mening zijn dat een vergoeding op zijn plaats is, dan heeft
hij de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de aanbestedende dienst zelf. Eveneens
kan hij een klacht indienen bij de Commissie van Aanbestedingsexperts, of de zaak
voorleggen aan de burgerlijke rechter.
Conclusie
Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het intrekken van aanbestedingen
in een vergevorderde fase van de procedure weinig plaatsvindt. In (ruim) 95% van de
aanbestedingen waarin een nota van inlichtingen is opgesteld door de aanbestedende
dienst, wordt ook daadwerkelijk een opdracht gegund. In gevallen waarin sprake is
van intrekking in een vergevorderd stadium wordt slechts bij uitzondering een tenderkostenvergoeding
verstrekt.
De vraag of een vergoeding zou moeten worden uitbetaald, moet worden beantwoord aan
de hand van de individuele omstandigheden van het geval. Het burgerlijk recht biedt
daarvoor het kader. Een aanbestedingsprocedure hoeft immers niet altijd tot een overeenkomst
te leiden. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat een aanbestedende dienst op basis van
de offertes die hij heeft ontvangen, moet concluderen dat hetgeen hij vraagt niet
door de markt geleverd kan worden. In dat geval heeft de aanbestedende dienst goede
redenen om de aanbestedingsprocedure af te breken. Voor een standaard tenderkostenvergoeding
zie ik dan ook geen aanleiding. Het is onvermijdelijk dat een ondernemer kosten maakt
om mee te dingen in een aanbesteding. Hij zal een afweging moeten maken tussen deze
kosten en de kans die hij maakt de aanbesteding te winnen. Een dergelijk risico maakt
onderdeel uit van het ondernemersrisico.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp