32 336 Dierproeven

Nr. 60 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2016

Per brief van 20 april 2016 (Handelingen II 2015/16, nr. 79, Regeling van werkzaamheden) heeft u mij het verzoek van het lid Wassenberg overgebracht om uw Kamer per brief een reactie te geven op recente artikelen in onder meer de Volkskrant. Deze krantenartikelen berichten over een Amerikaans onderzoek waaruit blijkt dat de omgevingstemperatuur de resultaten van kankeronderzoek op muizen kan beïnvloeden omdat de proefmuizen bij te lage temperaturen stress ondervinden. Daarnaast wordt in publicaties niet standaard vermeld onder welke temperaturen de proefdieren precies zijn gehouden, zodat er problemen kunnen ontstaan voor de reproduceerbaarheid van het onderzoek.

Voor Nederland schrijft de Europese richtlijn 2010/63/EU voor dat de temperatuur in dierverblijven moet zijn afgestemd op de daarin gehuisveste soorten en leeftijdsgroepen van proefdieren. De temperatuur moet dagelijks worden gemeten en geregistreerd. Daarnaast moeten proefdieren altijd kunnen beschikken over geschikt beddings- en nestmateriaal.

Met betrekking tot de kwaliteit van het proefdieronderzoek wil ik u tevens verwijzen naar mijn uitgebreide reactie op het NRC-artikel «Een labmuis leert ons bijna niks over onszelf» (Kamerstuk 32 336 nr. 45). In deze brief onderschrijf ik de noodzaak van een optimale kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek, maar ik geef ook aan dat de methodologische uitvoering van de dierproeven primair de verantwoordelijkheid is van de onderzoeksinstellingen zelf. De discussie over verbetering van de wetenschappelijke kwaliteit dient dan ook zoveel mogelijk van binnenuit gevoerd en gevoed te worden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven