32 334 Voorstel van wet van het lid Buitenweg tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter

Nr. 13 BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft in haar vergadering op 27 september 2018 kennisgenomen van de brief van 18 september 2018 van het lid Buitenweg (Kamerstuk 32 334, nr. 12), houdende de mededeling van overname en intrekking van het voorstel van wet van het lid Van Tongeren tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter (Kamerstuk 32 334).

Het onderhavige wetsvoorstel betreft de tweede lezing van een voorstel tot verandering in de Grondwet, dat op 8 maart 2010 is ingediend en in handen is gesteld van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken.

Bij de besluitvorming over de genoemde brief en de verdere behandeling van het wetsvoorstel heeft de commissie zich laten leiden door de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State die de Raad op verzoek van de Kamer heeft geformuleerd en op 29 september 2017 aan de Kamer heeft aangeboden. (Kamerstuk 32 334, nr. 11).

De commissie heeft overwogen dat het op grond van art. 137, lid 2, Grondwet een grondwettelijke plicht is de tweede lezing van een voorstel tot Grondwetswijziging te overwegen en dat daardoor de enkele mededeling van intrekking van het wetsvoorstel door de initiatiefnemer of de plaatsvervanger van deze, ontoereikend is.

Voorts heeft de commissie met de Afdeling advisering vastgesteld dat bij de overweging van dit wetsvoorstel niet de door de Grondwet voorgeschreven procedure is gevolgd. De Kamer kan daarom het wetsvoorstel niet langer behandelen maar dient te besluiten dat het wetsvoorstel als vervallen moet worden beschouwd.

De commissie Binnenlandse Zaken adviseert de Kamer in deze zin te besluiten en verzoekt u daarom deze brief aan de Kamer ter stemming voor te leggen zodat besloten kan worden dat het onderhavige wetsvoorstel moet worden geacht te zijn vervallen.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx

Naar boven