32 317 JBZ-Raad

Nr. 682 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2021

Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het verslag aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 11 en 12 maart 2021 via videoconferentie, waar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan heeft deelgenomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties informeert u hierbij dat het Portugees Voorzitterschap in aanloop naar de JBZ-Raad heeft besloten het informatiepunt «Conclusies inzake het EU-burgerschapsrapport» van de agenda van de Raad te halen. Er is nog geen overeenstemming bereikt over de tekst van de Raadsconclusies, dit mede vanwege verzet van een enkele lidstaat tegen aandacht voor gendergelijkheid en de positie en rechten van LHBTI-personen. Het voorzitterschap heeft de bespreking hiervan verdaagd tot de JBZ-raad in juni, zodat gekomen kan worden tot een gezamenlijke tekst voor de Raadsconclusies.

Het kabinet neemt het standpunt in dat in de tekst tevens aandacht moet zijn voor de actuele, zorgwekkende ontwikkelingen rondom gendergelijkheid en de positie en rechten van LHBTI-personen – in lijn met de algemene, proactieve inzet van het kabinet op deze thema’s in EU-verband.

Het BNC-fiche over het Verslag EU-burgerschapsrapport 2020 is onlangs aan uw Kamer verzonden1.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Verslag van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 11–12 maart 2021

Belangrijkste resultaten

Dataretentie

De Commissie benadrukte het belang van dataretentie. Het is essentieel dat rechtshandhavingsautoriteiten toegang hebben tot gegevens, ten behoeve van opsporing en vervolging, rekening houdend met fundamentele rechten. Er moet gekeken worden naar oplossingen in lijn met de jurisprudentie van het Hof. Vrijwel alle lidstaten, inclusief Nederland, waren voorstander van geharmoniseerde regels op EU-niveau en vroegen de Commissie daarbij om een voorstel te doen voor een EU-instrument. Deze oproep vond steun bij de EU coördinator voor terrorismebestrijding en Eurojust. Over het algemeen riepen lidstaten op tot een balans tussen de belangen voor opsporing- en vervolging en de bescherming van fundamentele rechten. De Commissie zal verdere analyse doen om de basis te leggen voor een wetgevend initiatief.

Conclusies inzake het versterken van de toepassing van het Handvest voor Grondrechten in de EU

Het voorzitterschap en de Commissie stelde dat het Handvest voor Grondrechten een essentiële verworvenheid is. Het is dan ook positief dat met de Raadsconclusies steun wordt gegeven aan de strategie van de Commissie. De directeur van het Grondrechtenagentschap (FRA) sprak waardering uit voor de vooruitgang die geboekt is. Volgens het FRA is er een lange weg te gaan om de ambitie die spreekt uit de Raadsconclusies te verwezenlijken. Hiertoe gaf het FRA een aantal concrete suggesties. De lidstaten spraken unaniem enthousiasme en waardering uit voor het aannemen van Raadsconclusies. Sommige lidstaten, inclusief Nederland, vroegen aandacht voor samenhang en synergiën tussen deze strategie en andere initiatieven. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benoemden verder expliciet het belang van het opnemen van gendergelijkheid en gelijke rechten voor LHBTI-personen.

Judiciële training: Conclusies Stimuleren van training van judiciële professionals

Het voorzitterschap, gesteund door de Commissie, toonde zich verheugd dat de Raadsconclusies voor Judiciële Training zijn aangenomen. Verder informeerde het voorzitterschap over een high-level conferentie op dit onderwerp. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

Europees Openbaar Ministerie (EOM)

Het voorzitterschap en de Commissie gaven een overzicht van de stand van zaken rond het EOM. De Commissie sprak daarbij de hoop uit dat het EOM voor juni 2021 van start kan gaan en spoorde de lidstaten aan zo snel mogelijk de benodigde notificaties in te dienen. Een klein aantal lidstaten heeft geïntervenieerd met betrekking tot het al dan niet akkoord gaan met een fulltime positie voor de Europees gedelegeerde aanklagers.

Overige onderwerpen

Update over het voorbereidende werk ten behoeve van het Rechtsstaatsrapport

Het voorzitterschap kondigde aan dat in de RAZ van april de dialoog op basis van landenspecifieke hoofdstukken zal plaatsvinden. De Commissie dankte alle lidstaten voor hun medewerking vorig jaar aan het eerste Rechtsstaatrapport. De Commissie lichtte verder het proces van dit Rapport toe en schetste het tijdspad voor het Rechtsstaatrapport 2021. Een enkele lidstaat heeft op deze toelichting gereageerd en riep op tot transparantie en reflectie op het Rechtsstaatrapport.

Het bestrijden van illegale content online in de context van het voorstel Digital Services Act (DSA)

Meerdere lidstaten, met steun van Nederland, vroegen om inhoudelijke bespreking van de justitiële en veiligheidsaspecten van de DSA in JBZ-verband. Hierbij benoemden de lidstaten onder andere de aanpak van illegale en onrechtmatige inhoud, met oog voor fundamentele rechten en rechtsbescherming. Het voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad betrokken zou moeten zijn bij de discussie over de DSA, ook al blijft de COMPET-Raad bevoegd. Het voorzitterschap meldde daarom dat het onderwerp tijdens de JBZ-Raad van juni 2021 te zullen agenderen.

Initiatieven t.a.v. EU-Noord-Afrika: verbeterde politieke dialoog over Justitie en Binnenlandse Zaken

Het voorzitterschap deelde mee het initiatief te hebben genomen voor het opzetten van een versterkte dialoog tussen de EU en Noord-Afrika om gemeenschappelijke justitie- en veiligheidsaspecten te bespreken. De Commissie stelde dat een dialoog kan helpen om gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan, maar vroeg ook om aansluiting bij procedures van de EU om toegevoegde waarde te creëren en overlap te vermijden. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie

Litouwen vroeg aandacht voor het openen van vervolgingen tegen Litouwse rechters en aanklagers door de Russische Federatie. Hierbij vroeg Litouwen de Commissie te onderzoeken hoe lidstaten reageren op Interpol-verzoeken en welk gevolg er aan wordt gegeven. Dit om misbruik voor politieke doeleinden te voorkomen. Een aantal lidstaten sprak steun uit voor het verzoek van Litouwen om de Commissie een analyse te laten uitvoeren. Met instemming van de JBZ-Raad wil de Commissie dit nader uitwerken.

De mogelijkheid van het gebruik van de Recovery and Resilience Facility (RRF)-gelden voor digitalisering

De Commissie wees op de kansen die de RRF biedt om digitalisering van justitie een stimulans te geven. Inspanningen op nationaal niveau kunnen zo worden versneld. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

Adequaatheidsbesluiten over de uitwisseling van persoonsgegevens met het VK

De Commissie lichtte het proces toe om twee besluiten goed te keuren die zien op de overdracht van gegevens (AVG en rechtshandhaving). Deze besluiten zijn essentieel voor de goede samenwerking tussen de EU en het VK. De bedoeling is de besluiten eind juni 2021 af te ronden. Tot die tijd vindt uitwisseling van gegevens plaats op basis van de overgangsperiode uit het terugtrekkingsakkoord (TCA). Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

Richtlijn veerkracht van kritieke entiteiten (CER-richtlijn)

De Commissie gaf enkele achterliggende redenen voor de CER-richtlijn. Volgens de Commissie is weerbaarheid van kritieke entiteiten essentieel en is een hoger minimum beschermingsniveau nodig. De lidstaten gaven een eerste politiek appreciatie van de conceptrichtlijn. De meeste lidstaten reageerden positief op het voorstel om de weerbaarheid van kritieke entiteiten te versterken. Veel lidstaten, inclusief Nederland, gaven aan dat een gedeeld kader op EU-niveau nuttig is, maar dat bescherming van kritieke entiteiten een nationale bevoegdheid is en er ruimte moet ruimte zijn voor nationale en sectorale wetgeving. Ook benadrukte lidstaten, waaronder Nederland, het belang om de CER-richtlijn en NIB-richtlijn in samenhang te behandelen. Tot slot uitte Nederland zorgen over de gekozen rechtsgrondslag. Hierover is advies aan de Juridische Dienst van de Raad gevraagd.

Migratie- en Asielpakket

Het voorzitterschap deelde mee dat er vooruitgang is in de onderhandelingen over Verordening inzake het Europese Asielagentschap (EUAA). Ook gaf het voorzitterschap aan dat het verwacht de triloog over de Richtlijn inzake de Europese Blauwe Kaart onder het huidige voorzitterschap af te kunnen ronden. Het voorzitterschap gaf aan de komende weken aparte gesprekken te zullen voeren met lidstaten over de principes van verantwoordelijkheid en solidariteit. De Commissie meldde dat het op korte termijn een simulatie zal organiseren zoals o.a. door België en Nederland toe is opgeroepen.

Commissiemededeling over versterking van samenwerking op terugkeer

De JBZ-Raad sprak uitvoerig met Commissaris Johansson en het voorzitterschap over de Commissiemededeling en analyse over de terugkeersamenwerking met derde landen. De Commissie benadrukte meermaals dat terugkeer cruciaal is voor een effectief gemeenschappelijk asiel en migratiebeleid. Commissaris Johansson gaf aan daarom snel voortgang te willen maken naar aanleiding van het rapport over art. 25bis Visumcode. Het voorzitterschap kondigde aan om na aparte bilaterale overleggen met de lidstaten een lijst van derde landen op te stellen. De Commissie zal aan de hand van deze lijst in dialoog treden met de betreffende derde landen. De Commissie verwacht vervolgens in de zomer eventuele (visum-)maatregelen voor te kunnen stellen aan de JBZ-Raad.

Versterking EU/Noord-Afrika samenwerking

Het voorzitterschap, de Commissie, de agentschappen en alle lidstaten spraken steun uit voor het initiatief tot een versterkte dialoog met Noord-Afrika op het brede JBZ-terrein. Hierbij werd vooral het belang voor de externe dimensie van migratie, maar ook voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit, politiesamenwerking en terrorismebestrijding genoemd. Nederland heeft daarnaast enkele aandachtspunten onder de aandacht gebracht. Het voorzitterschap zal dit initiatief verder uitwerken in samenspraak met de Commissie, de lidstaten en relevante agentschappen.

Overige onderwerpen

Schengen evaluatie Kroatië

Volgens de Commissie is Kroatië klaar voor Schengen-toetreding. Het voorzitterschap nam kennis van de conclusie van de Commissie en kondigde aan de werkzaamheden te zullen starten om op termijn mogelijk tot politieke besluitvorming te komen.

Covid-19 en reisbeperkingen

De Commissie zette kort de huidige situatie uiteen. De Commissie gaf aan een wetgevingspakket goed te keuren voor een EU-kader (o.a. de Digital Green Certificates) met het oog op de volgende fase. De tenuitvoerlegging hiervan vergt medewerking van alle lidstaten. Tegelijkertijd benadrukte de Commissie het belang van coördinatie en samenwerking, en riep op tot efficiënte en proportionele maatregelen.

Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie

Litouwen lichtte recente ontwikkelingen omtrent politiek gemotiveerde vervolgingen van Litouwse burgers door de Russische Federatie kort toe. Volgens Litouwen vallen deze verzoeken tot uitlevering in Interpol om die reden buiten het mandaat. Het verzoek van Litouwen is om de Commissie een analyse uit te laten voeren van het toepasselijke kader dat in de lidstaten geldt voor het verwerken van meldingen van Interpol. Het voorzitterschap zal het verzoek bespreken met de Commissie en Interpol.

I. Justitie, Grondrechten en Burgerschap

1. Dataretentie

Het voorzitterschap verwees naar ontwikkelingen naar aanleiding van Hofuitspraken met betrekking tot dataretentie en stelde dat het noodzakelijk is te handelen. Het voorzitterschap legde aan de JBZ-Raad de vraag voor of aangestuurd moet worden op een EU-instrument of dat deze kwestie op nationaal niveau geregeld moet worden.

De Commissie (Commissaris Johansson) beaamde het belang van dataretentie. Het is volgens de Commissie essentieel dat rechtshandhavingsautoriteiten toegang hebben tot gegevens, ten behoeve van opsporing en vervolging. De Commissie gaf aan dat de jurisprudentie van het EU Hof van Justitie (het Hof) niet eenvoudig te implementeren is. Daarnaast moet volgens de Commissie rekening worden gehouden met de politieke context en de positie van het Europees Parlement. De Commissie stelde te willen samenwerken met betrokkenen en te beoordelen wat het kan doen om bewaring van gegevens mogelijk te maken.

De Commissie (Commissaris Reynders) stelde verder dat de jurisprudentie van het Hof gebaseerd is op het EU Handvest van Grondrechten en dat gegevensbescherming een fundamenteel recht is. De Commissie wil oplossingen vinden die verenigbaar zijn met fundamentele rechten. Tot slot stelde de Commissie dat gekeken moet worden naar nationale kaders en de relatie met derde landen.

Vrijwel alle lidstaten waren voorstander van geharmoniseerde regels op EU-niveau. Een meerderheid van de lidstaten riep de Commissie daarbij op een voorstel te doen voor een EU-instrument. Daarentegen vroeg een aantal lidstaten om nadere bestudering zonder nationale oplossingen te willen uitsluiten. Enkele lidstaten suggereerden dat in de e-Privacy verordening een oplossing gevonden zou kunnen worden. In hun interventies spraken veel lidstaten zorgen uit over de gevolgen van de Hofuitspraken. Over het algemeen riepen lidstaten op tot een balans tussen de belangen voor opsporing- en vervolging en de bescherming van fundamentele rechten.

Nederland stelde dat duidelijk is waar de uitdagingen liggen. Hierbij is Nederland voorstander van nieuw EU regelgeving voor dataretentie, zodat in alle lidstaten op uniforme wijze een bruikbare en juridische houdbare verplichting tot dataretentie wordt toegepast.

De EU coördinator voor terrorismebestrijding (EU-CTC) ondersteunde de oproep om tot EU-wetgeving te komen voor bewaring van gegevens. Volgens de EU-CTC moet wetgeving duidelijke garanties bieden voor de veiligheid van gegevens en bescherming van fundamentele rechten. Ook is een algemene bewaarplicht volgens de EU-CTC onhoudbaar gezien de Hofuitspraken. Verder stelde de EU-CTC dat gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheden die de jurisprudentie wel biedt. Tevens moet het Europees Parlement actief worden betrokken en moet op nationaal niveau naar oplossingen worden gezocht.

Eurojust benoemde de verschillen in regels en verplichtingen rondom bewaring van gegevens tussen lidstaten. Deze gefragmenteerde situatie is volgens Eurojust onwenselijk. Meer geharmoniseerde regels voor bewaring van gegevens op EU-niveau zou deze problemen kunnen oplossen.

Het voorzitterschap concludeerde dat gegevensbewaring essentieel is ter bestrijding van georganiseerde misdaad. Er is ruime steun voor wetgeving op EU niveau. Volgens het voorzitterschap moet een aantal opties worden voorbereid, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof en de bescherming van fundamentele rechten. De Commissie zal verdere analyse doen om de basis te leggen voor een wetgevend initiatief.

2. Fundamentele rechten: Conclusies inzake het versterken van de toepassing van het Handvest voor Grondrechten in de EU

Het voorzitterschap stelde bij aanvang dat het Handvest voor Grondrechten een essentiële verworvenheid is. Het is dan ook positief dat met de Raadsconclusies steun wordt gegeven aan de strategie van de Commissie.

De Commissie sloot zich hierbij aan. Volgens de Commissie kan de strategie alleen een succes zijn wanneer alle lidstaten het Handvest onderschrijven.De hernieuwde toewijding aan het Handvest dat spreekt uit de Raadsconclusies is volgens de Commissie dan ook positief, bovenal voor de burger. De Commissie onderschreef voorts het belang van het opleiden van juridische professionals en het vergroten van bekendheid van het Handvest. Tevens gaf de Commissie aan verder te willen gaan met de herziening van de oprichtingsverordening van het EU Grondrechtenagentschap (Fundamental Rights Agency, FRA).

De directeur van het FRA, Michael O’Flaherty, sprak waardering uit voor de vooruitgang die geboekt is. Volgens het FRA is er een lange weg te gaan om de ambitie die spreekt uit de Raadsconclusies te verwezenlijken. In dit kader lichtte het FRA uit dat door nationale parlementen, de uitvoerende macht en nationale mensenrechteninstellingen nog beperkt wordt verwezen naar het Handvest en het nog onvoldoende wordt toegepast. Ook benoemde het FRA actoren wiens inzet de sterkste verbetering in dit kader zouden kunnen bewerkstelligen, onder andere juridische professionals, Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken, regionale en lokale overheden, en nationale mensenrechteninstellingen. Tot slot besprak het FRA de inzet van het Agentschap zelf.

De lidstaten spraken unaniem enthousiasme en waardering uit voor het aannemen van Raadsconclusies. Volgens de lidstaten gaven de Raadsconclusies uiting aan een ambitieuze, gebalanceerde en veelomvattende strategie. Het benoemen van de uitdagingen werd door meerdere lidstaten gewaardeerd. Tevens benadrukten veel lidstaten dat fundamentele rechten, tezamen met democratie en de rechtsstaat, essentieel zijn voor de EU. Om deze reden is een gezamenlijke inspanning vereist van alle lidstaten om het Handvest volledig toe te passen. Diverse lidstaten stelden daarbij dat ook nationale actoren betrokken moeten worden, waaronder lokale overheden, rechtsbeoefenaars en nationale mensenrechteninstellingen. Ook riepen veel lidstaten op bekendheid van het Handvest bij burgers te stimuleren. Sommige lidstaten vroegen aandacht voor samenhang en synergiën tussen deze strategie en andere initiatieven, waaronder de gendergelijkheidstrategie, LHBTIQ-strategie en het EU-burgerschapsrapport 2020. Op co-initiatief van Nederland heeft een groep van gelijkgezinde landen zich succesvol ingezet om passages over gender en rechten van LHBTI-personen op te nemen in de Raadsconclusies. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benoemden tijdens de JBZ-Raad opnieuw verder expliciet het belang van het opnemen van passages over deze thema’s. Een enkele lidstaat vroeg aandacht voor de competentieverdeling tussen nationaal en EU-niveau. Tot slot werd de rol van het FRA onderschreven als aanjager van fundamentele rechten en waardevol in het verschaffen van informatie hieromtrent.

Nederland sprak steun uit voor de nieuwe strategie van de Commissie en gaf aan verheugd te zijn met het bereiken van overeenstemming over de Raadsconclusies. Tevens steunde Nederland de omvattende aanpak om de Europese waarden te bevorderen en beschermen, middels het Handvest, het EU Democratie Actieplan en het Rechtsstaatrapport, en de wijze waarop dit wordt aangepakt in het kader van het MFK en RRF.

3. Judiciële training: Conclusies «Stimuleren van training van judiciële professionals»

Het voorzitterschap, gesteund door de Commissie, toonde zich verheugd dat de Raadsconclusies voor Judiciële Training zijn aangenomen. Hierbij verwees het voorzitterschap naar de mogelijkheid voor lidstaten om van subsidies aan te vragen voor het trainen van praktijkbeoefenaars in hun Recovery and Resilience plannen. Verder informeerde het voorzitterschap dat op 6-7 mei een high-level conferentie op dit onderwerp zal worden georganiseerd, tezamen met de Commissie.

De Commissie vroeg om commitment van de lidstaten en was blij met de opname van een verwijzing naar digitalisering. Verder benadrukte de Commissie het belang om de fundamentele waarden van de EU, zoals de rechtsstaat, hoog te houden.

Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

4. Europees Openbaar Ministerie (EOM)

Het voorzitterschap en de Commissie gaven een overzicht van de stand van zaken rond het EOM.

Het voorzitterschap verwelkomde de progressie die is gemaakt om het EOM van start te kunnen laten gaan. De Commissie betreurde de vertraging met de start van het EOM en benadrukte dat het essentieel is dat het EOM kan beginnen. Daarbij vroeg de Commissie alle deelnemende lidstaten om voor eind april de voordrachten van de Europees gedelegeerde aanklagers, of in ieder geval een gedeelte daarvan, door te geven. De Commissie sprak daarbij de hoop uit dat het EOM voor juni 2021 van start kan gaan en spoorde de lidstaten aan zo snel mogelijk de benodigde notificaties in te dienen.

Een klein aantal lidstaten heeft geïntervenieerd. Een enkele lidstaat meldde als compromis akkoord te gaan met een fulltime positie voor de Europees gedelegeerde aanklagers, maar enkele andere lidstaten stelden vast te houden aan de positie dat de aanklagers ook een parttimefunctie moeten kunnen vervullen.

5. Overige onderwerpen

a. Update over het voorbereidende werk ten behoeve van het Rechtsstaatsrapport

Het voorzitterschap wees op de preventieve werking van de EU-toetsingscyclus voor de rechtsstaat. Verder kondigde het voorzitterschap aan dat in de RAZ van april de dialoog op basis van landenspecifieke hoofdstukken zal plaatsvinden, ditmaal voor Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje en Frankrijk.

De Commissie dankte alle lidstaten voor hun medewerking vorig jaar aan het eerste Rechtsstaatrapport. De Commissie lichtte verder het proces van dit eerste Rapport toe en schetste het tijdspad voor het Rechtsstaatrapport 2021. De verwachting is het Rechtsstaatrapport in juli te kunnen presenteren. Nederland heeft de inbreng op de vragenlijst die de Commissie ter voorbereiding met alle lidstaten deelde, inmiddels ingestuurd en tevens met beide Kamers gedeeld. De Commissie sprak verder de hoop uit dat dialoog naar aanleiding van het Rechtsstaatrapport een belangrijk instrument wordt om verbeteringen van de rechtsstaat af te dwingen.

Een enkele lidstaat heeft op deze toelichting gereageerd en sprak daarbij steun uit voor initiatieven gericht op het verbeteren van de rechtsstaat in de EU. Volgens deze lidstaat moeten bevoegdheden worden gerespecteerd en lidstaten langs dezelfde criteria worden beoordeeld. Dat is bij dit Rechtstaatrapport niet het geval, naar mening van deze lidstaat. De lidstaat riep op tot transparantie en reflectie op het Rechtsstaatrapport.

b. Het bestrijden van illegale content online in de context van het voorstel Digital Services Act (DSA)

Het voorzitterschap meldde dat de JBZ-Raad betrokken zou moeten zijn bij de discussie over de DSA, ook al blijft de COMPET-Raad bevoegd. Volgens het voorzitterschap ligt de focus daarbij met name op de bestrijding van illegale inhoud online en de balans daarvan met fundamentele rechten.

De Commissie stelde dat de DSA een horizontaal karakter heeft en dat het instrument van toegevoegde waarde moet zijn op EU-niveau.

Meerdere lidstaten vroegen om inhoudelijke bespreking van de justitiële en veiligheidsaspecten van de DSA in JBZ-verband. Hierbij gaven de lidstaten aan dat de aanpak van illegale en onrechtmatige inhoud belangrijk is, met oog voor fundamentele rechten en rechtsbescherming.

Nederland stelde dat wat offline van toepassing is ook online moet gelden. De DSA raakt aan basisprincipes zoals consumentenbescherming en illegale inhoud maar ook aan fundamentele rechten zoals privacy en vrijheid van meningsuiting. Nederland steunde daarom het verzoek om de justitiële en veiligheidsaspecten van de DSA in de JBZ-Raad te bespreken.

Het voorzitterschap concludeerde dat het belangrijk is de JBZ-Raad bij dit dossier betrokken te houden. Onder de bevoegdheid van de COMPET-Raad is het van belang rekening te houden met alle dimensies. Het voorzitterschap meldde daarom dat het onderwerp tijdens de JBZ-Raad van juni 2021 te zullen agenderen.

c. Initiatieven t.a.v. EU-Noord-Afrika: verbeterde politieke dialoog over Justitie en Binnenlandse Zaken

Het voorzitterschap deelde mee het initiatief te hebben genomen voor het opzetten van een versterkte dialoog tussen de EU en Noord-Afrika om gemeenschappelijke justitie- en veiligheidsaspecten te bespreken. Het voorzitterschap gaf aan de basis te willen leggen voor een dialoog op basis van vertrouwen. De focus zal liggen op het bespreken van cybersecurity en cybercrime, de versterking van justitiële en politiesamenwerking ter bestrijding van georganiseerde misdaad en terrorisme, en de rechtsstaat en fundamentele rechten.

De Commissie stelde dat een dialoog kan helpen om gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan, maar vroeg ook om aansluiting bij procedures van de EU om toegevoegde waarde te creëren en overlap te vermijden. Daarbij sprak de Commissie voorkeur uit voor het organiseren van een EU-Noord Afrika conferentie en zag de Commissie verschillende gemeenschappelijke thema’s.

Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

d. Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie

Litouwen vroeg aandacht voor het openen van vervolgingen tegen Litouwse rechters en aanklagers door de Russische Federatie. De casus lichtte Litouwen kort toe. Ook gaf Litouwen aan dat het EP een resolutie heeft aangenomen naar aanleiding van deze casus. Litouwen wees specifiek op de signaleringen in Interpol en de juridische status van deze verzoeken. Hierbij vroeg Litouwen de Commissie te onderzoeken hoe lidstaten reageren op Interpol-verzoeken en welk gevolg er aan wordt gegeven. Dit om misbruik voor politieke doeleinden te voorkomen.

Een aantal lidstaten sprak steun uit voor het verzoek van Litouwen om de Commissie een analyse te laten uitvoeren.

De Commissie begreep de zorgen van Litouwen en is het eens met het voorstel om te kijken naar de behoefte aan informatie uitwisseling en sturing met betrekking tot politiek gemotiveerde verzoeken. Met instemming van de JBZ-Raad wil de Commissie dit nader uitwerken.

e. De mogelijkheid van het gebruik van de Recovery and Resilience Facility (RRF)-gelden voor digitalisering

De Commissie wees op de kansen die de RRF biedt voor de hervormingen van de Justitie sector op het terrein van digitalisering. De RRF biedt de mogelijkheid landenspecifieke aanbevelingen uit het Rechtsstaatrapport op te volgen met gebruikmaking van EU-gelden. Inspanningen op nationaal niveau kunnen zo worden versneld. De Commissie wil hiermee lidstaten aanmoedigen in RRF-plannen aandacht te besteden aan digitalisering. Het voorzitterschap onderschreef dat de RRFeen unieke kans biedt om digitalisering van justitie een stimulans te geven. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

f. Adequaatheidsbesluiten over de uitwisseling van persoonsgegevens met het VK

De Commissie lichtte toe dat het op 19 februari jl. een proces is gestart om twee besluiten goed te keuren die zien op de doorgifte van persoonsgegevens in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Richtlijn politie- en justitiegegevens. Deze besluiten zijn van groot belang voor de goede samenwerking tussen de EU en het VK. Nauwe samenwerking vereist echter dat de gegevensbescherming op orde is. Er is een analyse gemaakt van de VK-wetgeving ter bescherming van persoonsgegevens volgens de bestaande methodologie. Daar bij is ook rekening gehouden met de jurisprudentie van het Hof, waaronder het arrest Schrems II. Aangezien de besluiten ook de tand des tijds moeten weerstaan, wordt elke vier jaar een evaluatie uitgevoerd. De Commissie lichtte toe dat eind april het advies van de Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB) volgt. De bedoeling is de besluiten eind juni 2021 af te ronden. Tot die tijd vindt uitwisseling van gegevens plaats op basis van de overbruggingsmaatregel uit de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO). Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

II. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie

1. Richtlijn veerkracht van kritieke entiteiten (CER-richtlijn)

Het voorzitterschap lichtte toe dat de Commissie in december jl. een conceptrichtlijn heeft gepresenteerd en dat de gesprekken hierover op ambtelijk niveau reeds zijn begonnen. Aan de JBZ-Raad wordt de vraag voorgelegd wat de voornaamste obstakels zijn bij de toepassing van bestaande regels en of harmonisatie nuttig kan zijn. Hierbij benadrukt het voorzitterschap zowel de fysieke als digitale veiligheid en de impact van de Covid-19 pandemie, alsmede het belang dat de CER-richtlijn en de Netwerk- en informatieveiligheidsrichtlijn (NIB-richtlijn) in lijn met elkaar moeten zijn.

De Commissie gaf enkele achterliggende redenen voor de CER-richtlijn, waaronder dat het risicolandschap is veranderd en de huidige richtlijn, die toeziet op de bescherming van Europese kritieke infrastructuur, verouderd is. Volgens de Commissie is weerbaarheid van kritieke entiteiten essentieel en gaat dit verder dan enkel bescherming. Daarom richt de concept richtlijn zich op risicomitigatie. De Commissie gaf aan een hoger minimum beschermingsniveau te beogen.

De lidstaten gaven een eerste politiek appreciatie van de conceptrichtlijn. De meeste lidstaten reageerden positief op het voorstel om de weerbaarheid van kritieke entiteiten te versterken. Versterking van samenwerking en coördinatie op EU-niveau werd breed gesteund. Veel lidstatengaven aan voorstander te zijn van het vaststellen van kaderwetgeving, waarbij meerdere lidstaten benadrukten dat er voldoende ruimte moet zijn voor nationale en sectorale wetgeving en nationale bevoegdheden. Verbreding van de reikwijdte van de huidige richtlijn naar nieuwe sectoren werd door de meeste lidstaten gesteund. Verder benoemden veel lidstaten de samenhang met het voorstel voor de NIB-Richtlijn. Enkele lidstaten uitten tevens zorgen over de administratieve lasten voor kritieke entiteiten.

Nederland stelde dat weerbaarheid van kritieke entiteiten een belangrijk thema is om te adresseren. Hierbij is volgens Nederland een gedeeld kader op EU-niveau nuttig, maar moet duidelijk zijn dat bescherming van kritieke entiteiten een nationale bevoegdheid is. Er moet daarom ruimte zijn voor nationale en sectorale wetgeving. Ook benadrukte Nederland het belang om de CER-richtlijn en NIB-richtlijn in samenhang te behandelen. Tot slot uitte Nederland zorgen over de gekozen rechtsgrondslag. Nederland heeft hierover advies aan de Juridische Dienst van de Raad gevraagd, waar het naar uitkijkt.

2. Migratie- en Asielpakket

Tijdens een openbare sessie informeerde het voorzitterschap de JBZ-Raad over de besprekingen over de verschillende lopende voorstellen. Ten aanzien van de Verordening inzake een Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA) meldde het dat daar vooruitgang is geboekt. Ten aanzien van de Richtlijn inzake de Europese Blauwe Kaart verwachtte het de triloog af te kunnen ronden tijdens het eigen voorzitterschap. Daarnaast stond het voorzitterschap stil bij de lopende discussies over verantwoordelijkheid en solidariteit. Daarbij benadrukte het voorzitterschap nogmaals dat lidstaten verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun grenzen, maar dat wanneer zij onder druk staan moeten kunnen rekenen op solidariteit van de andere lidstaten. Het voorzitterschap zal de komende weken bilaterale gesprekken voeren met verschillende lidstaten over deze principes en het door de Commissie voorgestelde solidariteitsmechanisme. Daarnaast zal het technische werk in de raadwerkgroepen worden voortgezet.

De Commissie (Commissaris Johansson) wees op de algemene trend van een dalend aantal asielaanvragen in de EU lidstaten. Tegelijkertijd zijn er uitschieters wat betreft irreguliere aankomsten, bijvoorbeeld op de Canarische eilanden en in Italië. Ook wees zij op het risico dat een toenemend aantal (irreguliere) migranten in beweging zal komen wanneer Covid-19 meer onder controle is. Daarom acht zij het noodzakelijk om de dialoog met partnerlanden zo snel mogelijk te intensiveren. In reactie op de toelichting van het voorzitterschap riep zij de lidstaten op om te komen tot een eerlijke balans tussen de principes van verantwoordelijkheid en solidariteit. De status quo is wat haar betreft onacceptabel. Om de discussie te ondersteunen en op feiten gebaseerde besluitvorming te faciliteren, zal de Commissie op korte termijn een simulatie organiseren, zoals eerder is verzocht door België met steun van o.m. Nederland. De lidstaten intervenieerden niet voor wat betreft dit agendapunt.

3. Commissiemededeling over versterking van samenwerking op terugkeer

Het voorzitterschap stond stil bij de complexiteit van terugkeer en het belang van een goede terugkeersamenwerking met derde landen. Daarvoor zijn brede partnerschappen nodig en moeten alle instrumenten kunnen worden gemobiliseerd. Daarom is ook samen met de Hoge Vertegenwoordiger een bijeenkomst georganiseerd van Ministers van Buitenlandse Zaken en de migratieministers op 15 maart 2021.

Vervolgens lichtte de Commissie (Commissaris Johansson) de Commissiemededeling en het onderliggende vertrouwelijke rapport toe. In haar inleiding wees zij op het belang van terugkeer voor een eerlijk en efficiënt asielstelsel. Om terugkeer te verzekeren, is medewerking van herkomstlanden noodzakelijk. Daarvoor wil de Commissie investeren in brede partnerschappen. Met het instrument van artikel 25a heeft de Unie een extra instrument in handen om de samenwerking met herkomstlanden te verbeteren. Het is wat de Commissaris betreft nu zaak om dit instrument ook tijdig in de praktijk toe te passen. Daarvoor is het belangrijk om zo snel mogelijk te komen tot een gezamenlijke lijst van derde landen waarmee de terugkeersamenwerking volgens de lidstaten duidelijk te kort schiet. De Commissie zal op basis van deze lijst in dialoog treden met de betreffende landen om te kijken op welke manier de terugkeersamenwerking verbeterd kan worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de EU brede betrekkingen met deze landen. Vervolgens zal de Commissie eventuele (visum-)maatregelen voorstellen aan de JBZ-Raad. Naar verwachting zal dit in de zomer zijn. Het doel daarbij moet overigens niet simpelweg de toepassing van dit instrument zijn. De daadwerkelijke inzet van het instrument moet echt bijdragen aan betere terugkeersamenwerking. Ook bedrukte Commissaris Johansson de noodzaak om het belang van gezamenlijk optreden richting derde landen en wees zij op het belang van de hierboven genoemde gezamenlijke bijeenkomst met de Ministers van Buitenlandse Zaken.

In reactie op de toelichting van de Commissaris sprak de overgrote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, steun uit voor de voorgestelde aanpak. Nederland en een aantal andere lidstaten merkten daarbij ook op dat hier gaat om de toepassing van de internationale plicht om eigen onderdanen terug te nemen. Alle lidstaten onderstreepten de noodzaak voor snelle vervolgstappen en het vaststellen van een landenlijst door het voorzitterschap. Daarbij wezen verschillende lidstaten, waaronder Nederland, tevens op het belang om op basis van dit instrument zowel positieve als negatieve maatregelen in te zetten. Veel lidstaten, zo ook Nederland, spraken hun steun uit voor een duidelijke aanpak door middel van een route kaart om de samenwerking en partnerschappen met derde landen goed vorm te geven en werk te maken van de toepassing van dit instrument.

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun was voor de aanpak en gaf aan op korte gesprekken te zullen voeren met alle lidstaten om te komen tot een lijst van derde landen. Deze zal vervolgens met de Commissie worden gedeeld met het oog op een spoedig aan te vangen en in tijd beperkte dialoog.

4. Versterking EU/Noord-Afrika samenwerking

Het voorzitterschap benadrukte bij aanvang dat de beoogde JBZ-dialoog met Noord-Afrika alle landen in Noord-Afrika betreft, maar zich eventueel ook zou moeten kunnen uitstrekken tot landen verderop de migratieroute zoals Mauritanië en Senegal.

De Commissie verwelkomde een versterking van de samenwerking met partners in Noord-Afrika. Hierbij verwees de Commissie naar de hernieuwing van het Zuidelijk Nabuurschap. Volgens de Commissie is een reguliere dialoog met Noord-Afrika van belang over het hele JBZ-terrein. Wel stelde de Commissie voor de thematische focus te beperken op terrein waar vooruitgang geboekt kan worden, waaronder migratie, grensbeheer en de aanpak van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit. De Commissie lichtte verder de diverse elementen van migratie management toe die van belang zijn. Daarnaast stelde de Commissie voor deze dialoog in nauwe samenwerking tussen de EU en de lidstaten te voeren, en ook relevante EU agentschappen hierbij te betrekken om de effectiviteit van de dialoog te vergroten.

Alle lidstaten spraken steun uit voor het initiatief tot een versterkte dialoog met Noord-Afrika. Hierbij werd vooral het belang voor de externe dimensie van migratie, maar ook voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit, politiesamenwerking en terrorismebestrijding genoemd. Verder zagen lidstaten ook het belang om EU waarden, waaronder rechtsstatelijkheid en fundamentele rechten, te promoten binnen de dialoog. Aandachtspunt is wel dat overlap met bestaande initiatieven moet worden vermeden en dat er ruimte moet zijn voor inzet op bilateraal en EU-niveau.

Nederland sprak steun uit voor een dialoog met Noord-Afrikaanse landen over samenwerking op JBZ-terrein. De voorgestelde thema’s, zoals migratie, judiciële samenwerking, terrorismebestrijding en georganiseerde criminaliteit zijn voor Nederland belangrijk. Om de relatie te versterken, zouden meer en frequente contacten op politiek niveau, in den brede, nuttig zijn. Nederland vroeg verder om toelichting op de opzet en insteek van de dialoog en hoe zich dit verhoudt tot de brede partnerschappen op migratie uit het asiel- en migratiepact. Tot slot noemde Nederland enkele aandachtspunten, waaronder dat recht moet worden gedaan aan EU waarden en belangen, dat gezocht moet worden naar oplossingen voor operationele behoeften aan weerszijden en dat bestaande initiatieven en samenwerkingsmogelijkheden moeten worden versterkt.

Ook diverse agentschappen spraken hun steun uit voor dit initiatief. Europol benadrukte het belang van de Noord-Afrikaanse regio en stelde dat geïnvesteerd moet worden in strategische partnerschappen, ook op het gebied van rechtshandhaving. CEPOL lichtte een aantal initiatieven toe die het in de regio ontplooit. FRONTEX benadrukte het belang om samen te werken met Noord-Afrika op migratie en terugkeer. Alhoewel sprake is van kleine stappen voorwaarts, is echte samenwerking wat betreft FRONTEX een lange termijn doel. EASO gaf aan zich in te zetten voor meer samenwerking met Noord-Afrika en hiertoe initiatieven te ontplooien. Hierbij is wederzijds vertrouwen van belang en het bouwen aan goede relaties.

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun was voor het initiatief tot een JBZ-dialoog met Noord-Afrika. Het voorzitterschap zei tevens de aandacht op dit onderwerp te zullen vestigen tijdens de Jumbo-Raad van 15 maart. Tevens sprak het voorzitterschap de hoop uit om in mei a.s. een fysieke bijeenkomst te kunnen organiseren in het kader van de dialoog met de Noord-Afrikaanse landen.

5. Overige onderwerpen

a. Schengen evaluatie Kroatië

De Commissie deelde mee dat het laatste actieplan van Kroatië ten aanzien van de buitengrenzen op 1 februari jl. is afgerond. Wat betreft de Commissie is Kroatië hiermee klaar voor Schengen-toetreding. Het voorzitterschap nam kennis van de conclusie van de Commissie en kondigde aan de werkzaamheden te zullen starten om op termijn mogelijk tot politieke besluitvorming te komen. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

b. Covid-19 en reisbeperkingen

De Commissie zette kort de huidige situatie uiteen. Hierbij benadrukte het dat de Covid-19 pandemie een grote impact heeft, maar dat het desondanks noodzakelijk is om als lidstaten te blijven samenwerken. De Commissie gaf aan een wetgevingspakket goed te keuren voor een EU-kader (o.a. de Digital Green Cerificates) met het oog op de volgende fase. De tenuitvoerlegging hiervan vergt medewerking van alle lidstaten. Deze certificaten moeten het eenvoudiger maken voor burgers om aan te tonen dat ze niet besmettelijk zijn en daardoor bijdragen aan het functioneren van de interne markt. Tegelijkertijd benadrukte de Commissie het belang restrictieve maatregelen te blijven coördineren. De Commissie riep daarom op tot samenwerking, en tot efficiënte en proportionele maatregelen.

Het voorzitterschap benadrukte het belang van het goed functioneren van Schengen en de interne markt. Het steunde daarom de inzet van de Commissie voor de Digital Green Cerificates. Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd.

c. Uitlevering van rechters aan de Russische Federatie

Litouwen lichtte recente ontwikkelingen omtrent politiek gemotiveerde vervolgingen van Litouwse burgers door de Russische Federatie kort toe. Volgens Litouwen zijn de verzoeken tot uitlevering in Interpol politiek gemotiveerd en vallen daarmee buiten het mandaat van Interpol. Litouwen richtte zich tevens tot de lidstaten om dit soort vervolgingen tegen te gaan. Daarom stelde Litouwens een mechanisme voor om informatie uit te wisselen over dit type onwettige verzoeken. Het verzoek aan de Commissie is om een analyse uit te voeren van het toepasselijke kader dat in de lidstaten geldt voor het verwerken van meldingen van Interpol.

Geen van de lidstaten hebben naar aanleiding van deze toelichting geïntervenieerd. Het voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad kennis heeft genomen en het verzoek te bespreken met de Commissie en Interpol.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 3059

Naar boven