32 317 JBZ-Raad

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 637 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 oktober 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 28 september 2020 over de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 8 en 9 oktober 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 629), over de brief van 17 juli 2020 over het verslag van de informele JBZ-raad van 6-7 juli 2020 (Kamerstuk 32 317, nr. 627) en over de brief van 4 september 2020 over het Fiche: EU strategie slachtofferrechten 2020–2025 (Kamerstuk 22 112, nr. 2905).

De vragen en opmerkingen zijn op 2 oktober 2020 aan de ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 6 oktober 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De adjunct-griffier van de commissie, Schoor

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de JBZ-raad van 8 en 9 oktober en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

Europees politie partnerschap – strategische weg voorwaarts

De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel van het Europees Politie Partnerschap (EUPP) luidt: samenwerking van de rechtshandhavingsautoriteiten verder te verbeteren en om voor agenten benodigde informatie beter beschikbaar te maken om actuele bedreigingen binnen de EU het hoofd te kunnen bieden. Kan worden toegelicht welke verbeteringen het hier specifiek betreft? Welke knelpunten met betrekking tot infodeling constateert u hier? Wat stelt u concreet voor om dit te verbeteren? Bent u bereid bij het doen van voorstellen om bovenstaande te verbeteren, in te zetten op het bevorderen van samenwerking en informatie delen in plaats van het overdragen van bevoegdheden? Zo nee, waarom niet?

Kan worden toegelicht hoe de bevoegdheden van het EUPP zich zullen gaan verhouden tot de huidige bevoegdheden van Europol? Hoe kijkt u naar het Duitse voorstel voor het EUPP gelet op het bestaande politie apparaat Europol en zijn bevoegdheden?

De verbeteringen waar het voorzitterschap op doelt, betreft het effectiever gebruik van bestaande instrumenten, in de geest van partnerschap. Het voorzitterschap moedigt rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten aan om nog meer gebruik te maken van Europese informatiesystemen en databases waar zij gebruik van mogen maken en meer kwalitatief hoogwaardige gegevens in die systemen en databases in te voeren. Het voorzitterschap beschouwt het Schengen Informatiesysteem (SIS) en het Europol Informatiesysteem (EIS) als de belangrijkste systemen voor grensoverschrijdende politieonderzoeken in de lidstaten. Het kabinet onderschrijft deze doelstellingen alsook het beginsel van beschikbaarheid. Momenteel voeren niet alle lidstaten voldoende -ook voor de rechtshandhavingsautoriteiten van andere lidstaten- relevante gegevens in de Europese systemen. Het kabinet ondersteunt dan ook het voorzitterschap in de aanmoediging van lidstaten om nog meer gebruik te maken van de Europese informatiesystemen en meer kwalitatief hoogwaardige gegevens in te voeren.

Er wordt in het kader van het Europees Politiepartnerschap niet gesproken over het overdragen van bevoegdheden. Wel is in de JBZ-Raad van 6-7 juli jl. besproken dat in het bijzonder de vaardigheden van Europol, voor de ondersteuning van het operationele werk van de rechtshandhavingsautoriteiten bij het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit en terroristische en extremistische dreiging, dienen te worden versterkt. Europol moet als centrale hub in de positie worden gebracht dat ze haar mandaat voor ondersteuning van de autoriteiten in de lidstaten op het vlak van informatiedeling, analyse van informatie en ondersteuning van operationele activiteiten ten volle kan uitvoeren. Ook haar rol als centrale dienstverlener en platform op het terrein van cybersecurity en cybervaardigheden moet worden uitgebouwd. Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben gesteld dat Europol daartoe ook over de juiste middelen moet beschikken.

Het kabinet bereid zich verder voor op de door de Commissie aangekondigde voorstellen voor een juridisch kader voor Europese politiesamenwerking (een «European Police Code») en voor herziening van de Europolverordening. Op dit moment is hierover geen nadere informatie beschikbaar. Uw Kamer zal te zijner tijd middels de reguliere procedure van de BNC over de kabinetsinzet ten aanzien van deze voorstellen worden geïnformeerd.

EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd met de EU-strategie voor een meer effectieve strijd tegen seksueel kindermisbruik die op 24 juli jl. door de Commissie is gepubliceerd. Deze leden staan achter de initiatieven om seksueel misbruik van kinderen, zowel online als offline doeltreffender te maken, waarbij hen vooral het online misbruik nog zorgen baart. De aan het woord zijnde leden vragen u dan ook om de Kamer op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen rondom de verkenning om rechtshandhavingsautoriteiten rechtmatig toegang te verlenen tot versleuteld bewijs.

Tevens ondersteunen de leden van de VVD-fractie de aangeboden HashCheckService dat door een toenemend aantal hostingbedrijven vrijwillig wordt gebruikt. Wat doet u eraan om dat gebruik te stimuleren en mogelijk verder uit te breiden?

Voor wat betreft de mogelijkheden om rechtmatige toegang tot communicatie te verkrijgen en de voor- en nadelen daarvan worden momenteel bezien1 en ook in Europees verband ambtelijk besproken in het Permanent Comité operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid (COSI). Daarbij wordt gezocht naar oplossingen die binnen de kaders van het kabinetsstandpunt recht doen aan de belangen van de opsporing en de nationale veiligheid. Daarbij is onder meer van belang te bezien of een internationale oplossing mogelijk is en op welke wijze daar in EU-verband op kan worden ingezet2.

Het Meldpunt Kinderporno van Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) rolt de HasCheckService verder uit, zodat steeds meer hosters hun servers proactief gaan schonen. De politie werkt hierin nauw samen met het Meldpunt kinderporno door hashes van strafbare afbeeldingen aan te leveren. Met een extra subsidie van 50.000 euro van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en inzet van Microsoft, voorziet het EOKM de service nu van «Photo-DNA», wat betekent dat meer content zal worden herkend en kan worden verwijderd. Het aansluiten op de HashCheckService wordt steeds vaker aangemoedigd of zelfs verplicht gesteld door hosters aan hun klanten. Door de toename in het gebruik van de HashCheckService zijn er 18,2 miljard afbeeldingen gecheckt en bijna 7,4 miljoen afbeeldingen met online seksueel kindermisbruik gedetecteerd om te verwijderen. De HashCheckService blijkt een succesvol instrument, maar de hoge gedetecteerde aantallen laten tegelijkertijd zien hoeveel rotzooi op het internet staat. Het kabinet is bereid om de HashCheckService Europees aan te bieden.

Fundamentele rechten

a. Conclusies over het Handvest Grondrechten in de context van Kunstmatige Intelligentie en Digitale verandering

De leden van de VVD-fractie zijn content met de aandacht voor de mogelijke aantasting van de fundamentele rechten van burgers of de democratische rechtsstaat onder invloed van de digitalisering en de COVID-19-crisis. Wij begrijpen dat de ambities van de lidstaten ten aanzien van de raadsconclusies over het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie uiteen lopen. Kunt u meer helderheid verschaffen over de belangrijkste verschillen van inzicht?

Het onderhandelingsproces voor de Raadsconclusies loopt momenteel nog. In algemene zin kan worden gesteld dat de ambities ten aanzien van het thema digitale technologieën, AI en fundamentele rechten niet sterk verschillen. Ook deze onderhandelingen zijn nog niet afgerond. De Nederlandse inzet is gericht op een zo sterk mogelijke tekst waarin ook de bredere context, zoals het belang van de democratische rechtsstaat in het algemeen en het belang daarvan voor het beschermen van fundamentele rechten in het bijzonder, onderstreept wordt.

Fundamentele rechten

b. antisemitisme en haatzaaien

De leden van de VVD-fractie hebben met tevredenheid mogen lezen dat u ook in Europees verband bereid bent om haatzaaien en specifiek antisemitisme aan te pakken. Wat stelt u concreet voor om een gezamenlijke Europese aanpak van (online) haatzaaien effectief in te vullen? Wat kunnen we hier leren van andere Europese landen?

Voor het kabinet staat bij een aanpak op EU-niveau van (online) haatzaaien een vrijwillige aanpak en zelfregulering voorop. Wat betreft een gezamenlijke Europese aanpak kijkt het kabinet daarbij vooralsnog vooral naar samenwerking tussen de autoriteiten van betrokken lidstaten bij strafrechtelijke vervolging, maar ook een gezamenlijke aanpak gericht op preventie.

Wat betreft wetgevende instrumenten, ziet het kabinet de toegevoegde waarde van een wetgevend instrument op EU-niveau vooral in afspraken over een minimum instrumentarium om verwijdering van illegale content, zoals haatzaaien, mogelijk te maken. Hierbij is van belang dat fundamentele rechten van de betrokken personen, providers of lidstaten worden gewaarborgd. Het kabinet is geen voorstander van een systeem waarbij internetplatformen worden verplicht tot het vooraf filteren van uitingen. Het kabinet kan zich wel vinden in een systeem waarbij online haatzaaien moet kunnen worden gemeld en vervolgens moet worden verwijderd/ontoegankelijk gemaakt.

De voor deze JBZ-Raad geagendeerde uitwisseling inzake antisemitisme en haatzaaien is een belangrijke en nuttige stap om van gedachte te wisselen met andere lidstaten over een (mogelijke) gezamenlijke Europese aanpak.

Constaterende dat Nederland een Nationaal Coördinator Antisemitisme krijgt, bent u bereid om met andere landen die een vergelijkbaar instituut hebben te onderzoeken welke lessen we kunnen leren om de inrichting van de Nederlandse coördinator zo effectief mogelijk in te richten? Zo nee, waarom niet?

In aansluiting op het nota-overleg over de initiatiefnota over een effectievere aanpak van antisemitisme van 1 juli jl. (Kamerstuk 35 164, nr. 13) en het direct daaropvolgende debat over institutioneel racisme in Nederland zijn door uw Kamer vier moties aangenomen3 die oproepen tot het, in enigerlei vorm aanstellen van een nationaal coördinator (antisemitisme, racisme en discriminatie). Het kabinet weegt de verschillende opties hoe inhoud gegeven kan worden aan deze moties. Daarbij worden ook de ervaringen die elders zijn opgedaan, betrokken. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stuurt uw Kamer, zoals toegezegd tijdens het debat van 1 juli jl., eind dit jaar een brief om u hierover nader te informeren.

E-evidence

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Europees Parlement aangeeft meer tijd nodig te hebben voor de E-evidence verordening en richtlijn. Kan een indicatie worden gegeven van wat «meer tijd» inhoudt?

Op dit moment kan er geen nadere indicatie worden gegeven. Het Europees Parlement bepaalt de eigen agenda. Naar verluidt dringen verschillende schaduwrapporteurs voor dit dossier aan op een fysieke vergadering ter afronding van het dossier, hetgeen door COVID-19 maatregelen nog niet mogelijk is.

Vervolg van de Schrems II uitspraak

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister voor Rechtsbescherming op de brief van NLdigital over de gevolgen van de recente uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Schrems II (Kamerstuk 32 761, nr. 171). Deze leden achten het een goede zaak dat u het gevoel van urgentie deelt en dat u zich zal inzetten om zo snel mogelijk tot een nieuwe werkbare oplossing te komen. In dat kader willen voornoemde leden graag nog een aantal vragen voorleggen.

In de reactie op de brief wordt gemeld dat de Europese Commissie reeds in gesprek is met de Verenigde Staten over de mogelijkheden voor een nieuw besluit. Op welke termijn verwacht u dat een nieuw adequaatheidsbesluit kan worden vastgesteld? Bent u bereid daar naar te vragen bij de Raad?

Het is zoals benoemd in de brief van 30 september jl. van de Minister voor Rechtsbescherming van het grootste belang om te komen tot een nieuw adequaatheidsbesluit. De Minister voor Rechtsbescherming heeft daarbij wel benoemd dat het evenzeer van belang is om een duurzaam besluit vast te stellen voor rechtmatige gegevensdoorgifte dat de toetsing van het Hof van Justitie van de EU kan doorstaan. Zoals bekend, is het aan de Europese Commissie om deze onderhandelingen te voeren. Tijdens de aankomende JBZ-Raad zal de Commissie meer inzicht geven in de status van deze onderhandelingen. Naar verwachting zal de Commissie hierbij ook ingaan op het voorziene tijdpad.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het van de één op de andere dag stoppen van alle data-uitwisseling zonder grote negatieve gevolgen op de bedrijfsvoering en digitale economie niet realistisch is. Toch lijkt dat een mogelijk scenario. Bent u bereid om in gesprek te gaan met de Autoriteit Persoonsgegevens over een transitieperiode?

Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens om, in overleg met de andere Europese toezichthouders, het eigen handhavingsbeleid te voeren. Zoals benoemd in de brief van 30 september jl. is het aan de EDPB of zij terug wil komen op eerdere uitspraken met betrekking tot een transitieperiode.4 Hierover, als ook over nadere richtlijnen betreffende de modelcontractbepalingen (SCC), blijft de Minister van Rechtsbescherming in gesprek met de AP.

Vanwege de grote impact van deze uitspraak en de gevolgen voor het bedrijfsleven en de digitale economie worden de leden van de VVD-fractie graag op de hoogte gehouden. Bent u bereid om de Kamer op reguliere basis te informeren over de voortgang van het nieuwe adequaatheidsbesluit en andere ontwikkelingen in de zaak?

Het kabinet zal er bij de Commissie op aandringen dat de Lidstaten regelmatig worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen. Indien er relevante ontwikkelingen plaatsvinden zal de Minister van Rechtsbescherming uw Kamer daarover informeren.

Voornoemde leden zijn tevens van mening dat samenwerking met andere lidstaten noodzakelijk is om te zorgen dat de Europese Commissie zo snel mogelijk met een oplossing komt. Bent u bereid om andere lidstaten te benaderen en de zaak bij hen aan de orde te stellen? Bent u tevens bereid de Kamer te informeren of er steun is vanuit andere lidstaten op de inzet van Nederland? De leden van de VVD-fractie zouden dat op prijs stellen.

De indruk van het kabinet is dat de Commissie volledig doordrongen is van het belang van een snelle, rechtmatige en daarmee duurzame oplossing. Voor zover bekend, delen alle lidstaten deze inzet. De besprekingen in Raadswerkgroep-verband zullen worden benut om een nader beeld te krijgen van de positie van de lidstaten. Wanneer de besprekingen daartoe aanleiding geven, zal de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer hierover nader informeren.

Overlevering van veroordeelde EU onderdanen van derde landen naar hun lidstaten

De leden van de VVD-fractie merken op het kabinet te ondersteunen in het (voorlopig) besluit geen noodzaak te zien voor een gemeenschappelijke EU-aanpak.

RescEU

Kunt u toelichting geven op de terughoudendheid met betrekking tot response (rescEU)?

De terughoudendheid van het kabinet heeft betrekking op het huidige aanpassingsvoorstel voor het Europese civiele beschermingsmechanisme.

De reden voor de terughoudendheid is gelegen in het feit de Commissie nog verder inzicht moet geven in de noodzaak van deze aanpassingen.

2. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van 8 en 9 oktober 2020 en het Fiche over de EU strategie aangaande slachtofferrechten. Deze leden hebben enkele vragen naar aanleiding van deze stukken.

Europees Politie Partnerschap – strategische weg voorwaarts

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het EUPP. Deze leden zijn benieuwd wat dit partnerschap precies behelst. Moeten zij daarbij denken aan een samenwerkingsverband tussen de verschillende politiekorpsen in de EU, of behelst dit partnerschap een eigenstandige organisatie? Voornoemde leden lezen in de geannoteerde agenda dat een aantal lidstaten expliciet het belang van interoperabiliteit benadrukt heeft tijdens de JBZ-Raad in juli. Wat wordt er precies bedoeld met interoperabiliteit volgens deze lidstaten? Zou dit betekenen dat politiekorpsen uit andere lidstaten bevoegd worden om in Nederland criminele activiteiten op te sporen of anderszins rechts handhavend op te treden? Is dit niet een eerste stap richting een EU-politiekorps? De leden van de CDA-fractie willen benadrukken dat dit voor hun onbespreekbaar is. Zij vragen u naar meer duiding op dit punt evenals uw eigen appreciatie op dit punt.

Het Europees Politiepartnerschap dient te worden gezien als een afspraak tussen de lidstaten om in de geest van partnerschap rechtshandhavingsautoriteiten beter met elkaar te laten samenwerken door meer en effectiever gebruik te maken van bestaande Europese informatiesystemen en meer informatie via die systemen met elkaar te delen. Het betreft geen apart samenwerkingsverband tussen korpsen of een eigenstandige organisatie.

Met het onderschrijven van het belang van interoperabiliteit wordt bedoeld dat de relevante interoperabiliteitsverordeningen op het gebied van grenzen en visa en politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie5 worden geïmplementeerd, zodat de EU-informatiesystemen in onderlinge samenhang, op doelmatige wijze en met bijpassende waarborgen door autoriteiten kunnen worden ingezet voor het beter beheer van de buitengrens van het Schengengebied en voor verhoogde interne veiligheid binnen de EU.

Het Europees Politiepartnerschap heeft niet tot doel politiekorpsen uit andere lidstaten nieuwe grensoverschrijdende operationele bevoegdheden te geven. Dit komt mogelijk wel aan de orde in een voorstel van de Europese Commissie voor een «European Police Code» dat eind 2021 wordt verwacht. Op dit moment is hierover geen nadere informatie beschikbaar. Uw Kamer zal te zijner tijd middels de reguliere procedure van de BNC over de kabinetsinzet ten aanzien van deze voorstellen worden geïnformeerd.

Fundamentele rechten

a. Conclusies over het Handvest Grondrechten in de context van Kunstmatige Intelligentie en Digitale verandering

De leden van de CDA-fractie valt het op dat het kabinet aangeeft dat zij achter de inhoud van de Raadsconclusies staan mits er voldoende ambitie wordt vertoond. Kunt u dat verder uiteen zetten? Ook vragen deze leden of er een duiding kan worden gegeven van de context van Kunstmatige Intelligentie en Digitale verandering. Waar moeten de aan het woord zijnde leden dan aan denken? In hoeverre acht u het aannemelijk dat er daadwerkelijk Raadsconclusies worden aangenomen?

Er wordt elk najaar in EU verband onderhandeld over Raadsconclusies over de toepassing van het Handvest van de Grondrechten in het voorgaande jaar, waarbij de Raad zich uitspreekt over aandachtspunten en ambities op dit vlak. Dit jaar hebben de Raadsconclusies als thema digitale technologieën, AI en fundamentele rechten. Het onderhandelingsproces loopt momenteel nog. Nederland zet zich ervoor in dat ook de bredere context, zoals het belang van de democratische rechtsstaat in het algemeen en het belang daarvan voor het beschermen van fundamentele rechten in het bijzonder, in de tekst onderstreept wordt. Daarin trekken wij op met een grote groep gelijkgestemde lidstaten.

Vervolg van de Schrems II uitspraak

De leden van de CDA-fractie achten de Schrems II uitspraak als zeer ingrijpend voor de wijze waarop organisaties gegevens uitwisselen onder meer met dochterbedrijven of andere bedrijven buiten de EU. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor ondernemingen en deze leden vragen u dan ook hoe u dit ziet.

Zoals benoemd in de brief van 30 september jl. is de Minister van Rechtsbescherming zich bewust van de gevolgen voor het bedrijfsleven, maar ook voor andere organisaties. Met de uitspraak is een zeer complexe situatie ontstaan bij doorgifte naar de VS en andere derde landen.

Wordt er op Europees niveau gewerkt aan een tijdelijke overgangsperiode of betekent de Schrems II uitspraak daadwerkelijk dat bedrijven per direct niet meer gegevens mogen uitwisselen met landen die niet voldoende privacywaarborgen kennen?

Het ligt op het terrein van de onafhankelijke nationale toezichthouders om al dan niet een transitieperiode in te stellen. Zoals in de brief van 30 september jl. vermeld, heeft de EDPB eerder aangegeven hier geen aanleiding voor te zien.6 Het is aan de toezichthouders om te beoordelen of er aanleiding is om hierop terug te komen.

De Minister voor Rechtsbescherming wijst er voorts op dat, bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit (ex artikel 45 AVG) of instrumenten als SCC’s of BCR’s waarbij passende waarborgen worden geboden (artikel 46), in bepaalde specifieke gevallen7 internationale doorgiften gebaseerd kunnen zijn op de in artikel 49 AVG genoemde grondslagen.

In hoeverre kunnen bedrijven zelf nagaan of een land voldoende privacywaarborgen in wet- en regelgeving heeft opgenomen?

Wanneer bedrijven een doorgifte instrument inzetten, als bijvoorbeeld de SCC´s, moeten zij aanvullende maatregelen treffen om een passend beschermingsniveau te garanderen. Onduidelijkheid is nu ontstaan over wat deze »aanvullende maatregelen» in de praktijk betreffen. De AP heeft aan de Minister van Rechtsbescherming aangegeven dat er in EDPB verband wordt gewerkt aan handvatten om bedrijven en andere organisaties te informeren over welke maatregelen zij zouden kunnen treffen om SCC’s te kunnen blijven gebruiken. Deze richtsnoeren worden in oktober verwacht.

Kunt u aangeven of de Schrems II uitspraak enkel gevolgen heeft voor Amerikaans-Europese gegevensuitwisseling en dat met een werkbaar EU-VS Privacy Shield de problemen opgelost zijn, of dat Schrems II gevolgen heeft voor alle derde landen waar gegevens mee worden uitgewisseld?

Zoals nader toegelicht in de brief van 30 september jl. heeft de uitspraak van het Hof gevolgen voor de gegevensuitwisseling met alle derde landen voor zover bij die gegevensuitwisseling gebruik wordt gemaakt van SCC´s.

Hoe kan het dat onveranderd veel gegevens via Amerikaanse servers worden uitgewisseld, in strijd met privacy wetgeving?

Het is aan de onafhankelijke toezichthouders om toe te zien op de rechtmatigheid van internationale datastromen. Dit doen zij naar aanleiding van klachten die bij hen worden ingediend dan wel op grond van eigenstandig onderzoek.

De leden van de CDA-fractie vragen of u zich in de JBZ-raad ervoor hard wil maken dat de lijst van landen die wel een passende bescherming bieden wordt uitgebreid zodat er meer duidelijkheid komt. Voornoemde leden constateren namelijk dat deze lijst nog niet compleet is en dat er veel landen op dit moment ontbreken wat weer tot onduidelijkheid leidt bij ondernemingen.

Een adequaatheidsbesluit wordt pas genomen nadat de Commissie een toets heeft uitgevoerd zoals vervat in artikel 45 lid 2 AVG. Hierin wordt bepaald dat de Commissie onder meer de rechtsstatelijkheid en het bestaan van effectieve toezichthouders in het derde land in acht moet nemen. Deze toetsing is niet voor niets in de AVG opgenomen. Het is immers onwenselijk dat de gegevens van Europese burgers worden doorgegeven naar landen die geen passend beschermingsniveau bieden. Deze lijst kan dus niet zomaar worden uitgebreid en de Minister voor Rechtsbescherming zou dat ook onwenselijk achten.

Nederland heeft er in het verleden bij de Commissie op aangedrongen dat het kijkt naar het vaststellen van adequaatheidsbesluiten ten aanzien van landen die eerdergenoemde toetsing kunnen doorstaan. Hiervoor zal Nederland nogmaals aandacht vragen bij de Commissie. Daarnaast is het ook zo dat de Schrems-zaak mogelijk aanleiding geeft om, in het licht van de criteria van het HvJEU kritisch te kijken naar de reeds bestaande adequaatheidsbesluiten en het niveau van bescherming in de landen waar deze op toezien.

De aan het woord zijnde leden vragen u of het richtsnoer van de European Data Protection Board ook verschillende concrete opties zal bevatten waaruit bedrijven kunnen kiezen. Zo nee, wilt u zich daarvoor inzetten tijdens de JBZ-raad?

De EDPB is een koepel van onafhankelijke Europese toezichthouders. Het is bij de Minister voor Rechtsbescherming om die reden nog niet bekend wat er in de nog te publiceren richtsnoeren zal komen te staan.

EU-rechtsstatelijkheidsrapporten

De leden van de CDA-fractie vragen of u verwacht dat tijdens deze JBZ-raad al inhoudelijk gesproken wordt over het 2020 Rule of Law Report, dat op 30 september jl. gepresenteerd is. Bent u bereid zo spoedig mogelijk de Kamer te informeren over uw zienswijze ten aanzien van deze eerste versie van dit Europese rechtsstaat-instrument?

Het kabinet verwelkomt het nieuwe Commissierapport over de rechtsstaat in Europa. Dit is een belangrijke nieuwe stap ter versterking van onze Europese gereedschapskist op het gebied van de rechtsstaat. Het kabinet is voornemens om uw Kamer op korte termijn een nadere kabinetsreactie over dit eerste jaarlijkse rechtsstaatrapport te doen toekomen.

Rechtsstaat Polen

De leden van de CDA-fractie vragen of u voornemens bent tijdens deze JBZ-raad expliciet uw ongenoegen te uiten – zowel plenair als in bilaterale contacten – over de ontwikkelingen ten aanzien van de rechtsstaat in Polen, met name daar waar het gaat in de intimidatie en het afdoen van de onafhankelijkheid van rechters. Ook vragen deze leden of u overweegt om Nederland aan te laten sluiten bij de procedure die rechter Tuleya heeft aangespannen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dan wel bij enige andere procedure die Poolse rechters bij dit Hof hebben aangespannen.

Op de komende JBZ-raad staat de situatie van de rechtsstaat in Polen niet op de agenda. De Raad Algemene Zaken heeft hier vorige maand wel over gesproken, waarbij Nederland namens de drie Benelux-landen Polen heeft aangesproken op de bestaande zorgen aangaande de rechtsstaat, met name de ontwikkelingen ten aanzien van de rechterlijke onafhankelijkheid. Het Duits voorzitterschap is verder voornemens om op de Raad Algemene Zaken van december wederom een hoorzitting met Polen te agenderen in het kader van de artikel 7-procedure. Ook dan zal Nederland zijn zorgen overbrengen. Ook biedt de bespreking van de justitiële aspecten van rechtsstatelijkheid, die het Voorzitterschap voorziet voor de JBZ-raad van december, aanknopingspunten om deze zorgen naar voren te brengen.

Het kabinet zal zich beraden op mogelijke deelname aan de genoemde zaak voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg in het kader van de voortdurende kabinetsinzet op bescherming en bevordering van de rechtsstaat binnen de Europese Unie. Nederland zal hierover in overleg treden met gelijkgezinde lidstaten.

3. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie

De leden van de D66-hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken op de geannoteerde agenda en hebben naar aanleiding daarvan de volgende vragen.

Europees Politie Partnerschap – strategische weg voorwaarts

De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat er met het EUPP gewerkt wordt aan betere samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten in de EU. Zij delen de mening dat betrouwbare samenwerking en informatie-uitwisseling een vereiste is voor de verbetering van veiligheid binnen de EU. De aan het woord zijnde-leden kijken met interesse uit naar hoe concreet invulling zal worden gegeven aan het nieuwe partnerschap. Welke taken dient het EUPP volgens u toebedeeld te krijgen? Op welke wijze denkt u dat het EUPP zich zal onderscheiden van Europol?

De belangrijkste taak voor het Europees Politiepartnerschap is het veiliger maken van de Europese Unie door het beter met en op elkaar laten samenwerken door de rechtshandhavingsautoriteiten in de strijd tegen internationale georganiseerde misdaad.

Binnen het concept van het Europees Politiepartnerschap is een grote rol weggelegd voor Europol. Zo is in de JBZ-Raad van 6–7 juli jl. besproken dat in het bijzonder de vaardigheden van Europol, voor de ondersteuning van het operationele werk van de rechtshandhavingsautoriteiten bij het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit en terroristische en extremistische dreiging, dienen te worden versterkt. Europol moet als centrale hub in de positie worden gebracht dat ze haar mandaat voor ondersteuning van de autoriteiten in de lidstaten op het vlak van informatiedeling, analyse van informatie en ondersteuning van operationele activiteiten ten volle kan uitvoeren. Ook haar rol als centrale dienstverlener en platform op het terrein van cybersecurity en cybervaardigheden moet worden uitgebouwd. Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben gesteld dat Europol daartoe ook over de juiste middelen moet beschikken.

Digitale Justitie: Conclusies inzake toegang tot het recht – kansen van digitalisering grijpen

De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het belangrijk acht dat de Raadsconclusies benadrukken dat digitalisering niet ten koste mag gaan van beginselen van de rechtsstaat, fundamentele rechten en veiligheid. Kunt u aangeven welke taken AI niet zou mogen overnemen inzake toegang tot het recht? Waar ligt de grens?

Zoals aangeven in de Kamerbrief «artificiële intelligentie en algoritmen in de rechtspleging» die op 19 december 2018 naar de Eerste Kamer is gestuurd8, kan AI op diverse manieren worden gebruikt in de rechtspleging. Daarbij is het belangrijk om voor ogen te houden dat de toegang tot het recht meer omvat dan de toegang tot de rechter. Het gaat ook om toegang tot onder meer informatie, advies, en bijstand. Om tot een rechterlijke beslissing te komen, worden gegevens verzameld, relevante feiten geselecteerd, verzamelde data geanalyseerd, gewaardeerd, geïnterpreteerd en geduid. AI kan van dienst zijn in al die verschillende stadia. Bovendien kan AI worden ingezet om ondersteunende, administratieve en logistieke processen binnen de betrokken organisaties te versterken. Bij het toepassen van AI in al deze processen is het steeds van belang dat de beginselen van behoorlijke rechtspleging gerespecteerd worden en dat de rechtsstatelijke en maatschappelijke waarden die hier uitdrukking aan geven, gewaarborgd zijn. De mogelijkheden van AI worden zorgvuldig en behoedzaam verkent, waarbij de ontwikkelingen getoetst worden aan ijkpunten waarin onze rechtsstatelijke en democratische waarden tot uitdrukking komen. De grenzen voor de toepassing van AI in de rechtspleging worden langs die ijkpunten bepaald. Dit is eveneens in lijn met de «lerende aanpak» die Nederland eerder heeft bepleit in de kabinetsappreciatie op het witboek AI van de Europese Commissie.9

EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik

De aan het woord zijnde leden erkennen het belang om seksueel kindermisbruik effectiever te bestrijden. Echter hebben zij nog enkele vragen over de wijze waarop. Het kabinet stelt dat het uitgangspunt is «dat privacy en de beveiliging van elektronische communicatie voldoende gewaarborgd moeten blijven». Kunt u toelichten welke gevolgen de EU strategie zou kunnen hebben op encryptie, en hoe beveiliging van elektronische communicatie voldoende gewaarborgd wordt? Kan uiteengezet worden welke privacy waarborgen er precies zijn opgenomen in het voorstel? Hoe definieert u «strikt noodzakelijk» bij het verwerken van aangetroffen gegevens?

Het kabinet hecht aan een brede samenwerking met private partijen bij bestrijding van online seksueel kindermisbruik waarbij onder andere oplossingen worden verkend om rechtshandhavingsautoriteiten rechtmatige toegang te verlenen tot versleuteld bewijs. De Commissie stelt als uitgangspunt dat privacy en de beveiliging van elektronische communicatie voldoende gewaarborgd moeten blijven. Het kabinet ondersteunt de afbakening van de Commissie in deze discussie en zal de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen rondom dit onderwerp. De verkenning naar de oplossingen moet nog nader vorm krijgen.

Europees Openbaar Ministerie (EOM)

De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie de JBZ-raad zal informeren over de laatste stand van zaken betreffende de feitelijke start van het EOM. Wanneer zal de datum voor de feitelijke start van het EOM worden vastgesteld? Wat zijn de voorlopige uitkomsten wat betreft het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor het EOM? Steunt u het amendement van het Europees Parlement om het budget voor het jaar 2021 van het EOM op te hogen naar 55 miljoen euro?

De datum voor de feitelijke start van het EOM is nog niet officieel vastgesteld. De Commissie heeft nog niet bekend gemaakt wanneer dit besluit zal worden genomen, waarbij overigens zij aangetekend dat de Hoofdaanklager hiervoor eerst een voorstel moet doen. Het EOM is op dit moment nog niet volledig operationeel, maar al wel actief, in die zin dat het College bijvoorbeeld sinds begin september functioneert.

De Commissie heeft op 24 juni jl. voor het EOM een ontwerpbegroting van 37,7 miljoen euro (lopende prijzen) voor het jaar 2021 voorgesteld. In de conclusies van de Europese Raad van 21 juli jl.10 is opgenomen (onder nummer 83) dat het EOM voldoende middelen zal ontvangen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Goedkeuring van het Europees Parlement (bij meerderheid van zijn leden) is nodig voordat de Raad de MFK-Verordening definitief kan vaststellen. De Nederlandse inzet is dat het EOM adequaat toegerust is om zijn taken te kunnen vervullen. De bij de conclusies van de Europese Raad behorende bedragen voor het EOM voor 2021–2027 zijn nog niet verschenen. Het kabinet heeft hier navraag naar gedaan.

Fundamentele rechten

Verder merken de leden van de D66-fractie op dat er in raadsverband waarschijnlijk conclusies zullen worden aangenomen over de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in 2019. Zij lezen dat het kabinet deze conclusies kan steunen wanneer deze voldoende ambitie vertonen op het vlak van de democratische rechtsstaat. Waar doelt u dan precies op? Wat moet erin staan wil het kabinet instemmen? Welke andere lidstaten deelde de wens van Nederland voor diezelfde ambitie voor fundamentele rechten?

De snelle ontwikkelingen op het vlak van digitale technologieën en AI hebben belangrijke voordelen. Zo maakt digitale technologie het mogelijk dat veel maatschappelijke activiteiten en werk doorgang kunnen vinden in de context van de COVID-19 crisis. Digitale technologieën en AI kunnen echter ook invloed hebben op fundamentele rechten, zoals privacy, gegevensbescherming en non-discriminatie. Deze gevolgen worden steeds verder in kaart gebracht en de Raadsconclusies gaan in op de rol die de EU hierin speelt. Het onderhandelingsproces loopt momenteel nog en er kan om die reden niet nader worden ingegaan op het uiteindelijke resultaat. Nederland zet zich daarbij in voor een zo sterk mogelijke tekst waarin ook de bredere context, zoals het belang van de democratische rechtsstaat in het algemeen en het belang daarvan voor het beschermen van fundamentele rechten in het bijzonder, onderstreept wordt.

Vervolg van de Schrems II uitspraak

De leden van de D66-fractie horen graag, nu ook het Hof van Justitie van de Europese Unie aangeeft dat het Privacy Shield onvoldoende privacy waarborgen biedt, of de Commissie weer rond de tafel gaat met de Verenigde Staten? Hoe gaat de Commissie nu wel zorgen dat privacybescherming voldoende wordt gerespecteerd door de Verenigde Staten? Welke consequenties verbindt u aan de uitspraak van het Hof, nu bedrijven geen persoonsgegevens meer legaal kunnen doorgeven van de EU naar de Verenigde Staten om daar op te slaan?

De Commissie is nu al in gesprek met de VS over de mogelijkheden voor een nieuw adequaatheitdsbesluit. Daarbij zal de Commissie in het licht van de uitspraak van het HvJEU nagaan wat er nodig is om een passend niveau van gegevensbescherming te waarborgen, zoals vereist door de AVG. Het is uiteindelijk aan de Commissie om te toetsen of er afspraken met de VS kunnen worden gemaakt die het mogelijk maken om een nieuw en duurzaam adequaatheidsbesluit te nemen. Nederland heeft in dit proces geen eigenstandige verantwoordelijkheid.

Verder, wijst de Minister voor Rechtsbescherming erop dat de ongeldigverklaring van het Privacy Shield niet betekent dat er geen doorgifte meer mogelijk is, maar dat bedrijven en organisaties gebruik moeten maken van de andere doorgifte instrumenten die de AVG biedt, zoals de SCC’s of de gronden genoemd in artikel 49 AVG.

Digitale nalatenschap

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat digitale nalatenschap geagendeerd is voor de lunchbespreking. Voor al onze «fysieke» bezittingen regelt het erfrecht immers wie de erfgenaam is, maar op dit moment bestaan voor het digitaal nalatenschap geen duidelijke regels, noch via wetten, noch via jurisprudentie. Het is een juridisch doolhof. Kunt u verduidelijken wat de Nederlandse inzet bij de lunchbespreking zal zijn? Zal u pleiten voor Europese wetgeving voor de verwerking van persoonsgegevens en social-media accounts van overleden personen? Zo nee, waarom niet?

Ook vragen de leden van de D66-fractie hoe uitvoering is gegeven heeft aan de motie van het lid Den Boer c.s. (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 26) hieromtrent?

De lidstaten zijn door het Duits voorzitterschap geïnformeerd dat de JBZ-Raad fysiek in Luxemburg geen doorgang zal vinden; de Justitie-dag van de JBZ-Raad zal per videconferentie plaatsvinden. Dit betekent helaas dat de lunchbespreking inzake digitale nalatenschap komt te vervallen.

Het Duits voorzitterschap heeft het onderwerp over de digitale nalatenschap, mede namens Nederland, ook op ambtelijk niveau op de agenda gezet. Uit de eerste bespreking bleek dat vrijwel alle lidstaten openstaan voor een discussie over dit onderwerp en nader onderzoek. De inzet van Nederland is gericht op een verdere verkenning van de juridische knelpunten bij het erven van social media-accounts. Voor Europese wetgeving acht de Minister voor Rechtsbescherming het nu nog te vroeg, omdat de discussie over dit onderwerp relatief nieuw is. Nederland pleit daarom voor het instellen van een expertgroep op EU-niveau die onderzoekt in hoeverre «digitale» bezittingen net als «fysieke» bezittingen onder het huidige erfrecht vallen, of dat hiervoor aanvullende regels nodig zijn. Dit standpunt sluit aan bij het door de regering uitgezette onderzoek ter uitvoering van de motie Den Boer. De Universiteit van Amsterdam is bezig met een onderzoek om in kaart te brengen of en zo ja, hoe in juridische zin de digitale nalatenschap geregeld moet worden. De resultaten van dit onderzoek worden eind dit jaar verwacht. De Minister van Binnenlandse Zaken zal u hierover mede namens de Minister voor Rechtsbescherming informeren. Daarnaast heeft ter uitvoering van de motie een flitspeiling plaatsgevonden. Daaruit bleek dat nog relatief weinig mensen kennis hebben van het onderwerp digitale nalatenschap of daarmee zijn geconfronteerd, maar dat het belang ervan wel wordt onderkend. Naar aanleiding hiervan wordt de voorlichting over de digitale nalatenschap verbeterd.

EU-rechtsstatelijkheidsrapporten

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de eerste jaarlijkse EU-rechtsstatelijkheidsrapporten van de Commissie, uitgebracht op 30 september 2020. Kunt u met een uitgebreide kabinetsreactie komen op het rapport over Nederland? Kunt u toelichten hoe deze rapporten nu in de Raad de komende tijd besproken zullen worden? Wat is de inzet van Nederland hierbij?

Het kabinet verwelkomt het nieuwe Commissierapport over de rechtsstaat in Europa. Dit is een belangrijke nieuwe stap ter versterking van het instrumentarium van de EU op het gebied van de rechtsstaat. Het kabinet is voornemens om beide Kamers op korte termijn een nadere kabinetsreactie over dit eerste jaarlijkse rechtsstaatrapport te doen toekomen.

De horizontale trends en bredere ontwikkelingen in de EU die uit het rapport naar voren komen, zullen onderwerp zijn van bespreking in de Raad Algemene Zaken van oktober. Op de Raad Algemene Zaken van november zal vervolgens een begin gemaakt worden met de (roulerende) landspecifieke dialoog (of peer review) van de vijf eerste lidstaten: België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken en Estland. Het is de bedoeling om vervolgens ieder Voorzitterschap met vijf nieuwe lidstaten een landspecifieke dialoog te houden. Tevens staat het Commissierapport over de rechtsstaat geagendeerd voor de JBZ-Raad van december. Daar zal naar verwachting onder meer gesproken worden over de justitiële elementen van rechtsstatelijkheid.

Verder vernamen de leden van de D66-fractie uit de media dat Nederland tegen de Raadspositie heeft gestemd op 30 september 2020 t.a.v. het rechtsstaatmechanisme voor het MFK. Klopt dat? Zo ja, kunt u de redenen uiteenzetten waarom dat gedaan is? Welk aspect was met name problematisch voor Nederland? Wat wordt de inzet op dit dossier de komende maanden om alsnog een ambitieus rechtsstaatmechanisme te garanderen?

Dat klopt inderdaad. Een compromisvoorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening is gepresenteerd en voor de eerste keer besproken tijdens het Coreper van 30 september jl. Het Duitse voorzitterschap kreeg tijdens het Coreper van een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten het mandaat om op basis van dit compromisvoorstel de triloog met het Europees Parlement te starten om snel tot een akkoord te kunnen komen. Nederland heeft zich in Coreper uitgesproken tegen vaststelling van de Raadspositie. Naast Nederland waren meerdere lidstaten, deels om andere redenen, geen voorstander van het starten van de onderhandelingen met het Europees Parlement op basis van dit compromisvoorstel. Er was evenwel geen sprake van een blokkerende minderheid. Uw Kamer ontvangt spoedig een appreciatie van het compromisvoorstel.

Nederland zal zich blijven inzetten voor een sterke en effectieve conditionaliteit ten aanzien van rechtsstatelijkheid, in lijn met de moties van de leden Sjoerdsma en Van der Graaf11, van het lid Van der Graaf c.s.12, van de leden Jetten en Van Ojik13 en van de leden Mulder en Omtzigt14. Specifiek betreft het een directe koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, een zo breed mogelijke reikwijdte van de verordening en een effectieve besluitvormingsprocedure in de Raad met gekwalificeerde meerderheid.

4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

EU strategie bestrijding seksueel kindermisbruik

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de EU-strategie bestrijding seksueel kindermisbruik. Deze leden steunen de aanpak van seksueel kindermisbruik, vanzelfsprekend. Het is een verschrikkelijke praktijk die jonge levens verwoest. Dat verdient de aandacht, ook vanuit Brussel.

Toch merken de leden op dat juist Nederland koploper is in het hosten van kinderporno. Wil Nederland grote stappen zetten dan zal het in eerste instantie bij zichzelf te rade moeten gaan wat nodig is. Daarom zijn de leden van de SP-fractie erg benieuwd of u kan aangeven tegen welke internationale knelpunten u aanloopt bij de aanpak van seksueel kindermisbruik in Nederland. Wat zou de meerwaarde van de Europese aanpak bij die knelpunten kunnen zijn? Gezien de omvang van het probleem willen deze leden het belang van deze twee vragen extra benadrukken.

Het kabinet is zich zeer bewust dat veel online kindermisbruik materiaal in Europa op Nederlandse servers wordt gehost vanwege de prominente plek die Nederland inneemt op het gebied van digitale infrastructuur. Dit zegt misschien niets over de herkomst van het materiaal, maar feit is dat het zich wel op Nederlands grondgebied bevindt. Het kabinet zet daarom stevig in op de aanpak van online kindermisbruik materiaal.15 De Nederlandse benadering om online seksueel kindermisbruik tegen te gaan geschiedt langs een drietal lijnen: 1) een intensieve strafrechtelijke aanpak 2) publiek-private samenwerking om het internet te schonen van kinderpornografisch materiaal en 3) preventie om te zorgen dat kinderen geen slachtoffer worden van misbruik, mensen met pedofiele gevoelens niet de fout in gaan en het downloaden van kinderporno wordt voorkomen. Gezien de aard van het internet waarbij online materiaal naar servers in andere lidstaten kan worden verplaatst is een gezamenlijke EU aanpak essentieel. Het is van zeer groot belang voor de slachtoffers dat het materiaal nergens meer online staat.

De leden van de SP-fractie lezen in de EU-aanpak bestrijding seksueel misbruik dat de bestaande richtlijn ter bestrijding van seksueel kindermisbruik nog niet overal is geïmplementeerd. De Nederlandse regering zegt die richtlijn wel geïmplementeerd te hebben, maar in de EU-strategie staat beschreven dat de Europese Commissie nog met Nederland hierover in dialoog is. Wat houdt dit in en wat is de stand van zaken van die gesprekken? Kunnen deze leden opmaken uit het fiche van de regering dat volledige implementatie neerkomt op een wijziging van het wetsvoorstel seksuele misdrijven?

In het BNC-fiche heeft het kabinet aangegeven dat de EU-richtlijn 2011/93/EU met ingang van 1 maart 2014 is geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving. Hiermee is naar het oordeel van het kabinet sprake van volledige omzetting van de richtlijn. De Commissie heeft naar aanleiding van deze omzetting nadere vragen gesteld met betrekking tot de implementatie. Nederland is daarover momenteel in gesprek met de Commissie. Het wetgevingstraject tot modernisering van de wetgeving inzake seksuele misdrijven houdt geen verband met de implementatie van de richtlijn. De aanleiding hiervoor is nationaal van aard. In het licht van maatschappelijke, technologische en juridisch-technische ontwikkelingen wordt het nodig geacht de Nederlandse zedenwetgeving bij de tijd te brengen. Bij de inrichting van de nieuwe wetgeving wordt – uiteraard – rekening gehouden met de internationale verplichtingen op dit terrein. Gelet hierop neemt het wetsvoorstel het materiële beschermingsniveau, zoals dit na implementatie na de richtlijn 2011/93/EU in de huidige zedentitel tot stand is gebracht, tot uitgangspunt. Het voorziet wederom in strafbaarstelling van de in de richtlijn 2011/93/EU genoemde gedragingen en verbindt hieraan de minimale maximumstraffen die de richtlijn voorschrijft.

De leden van de SP-fractie lezen in de EU-aanpak dat er budgetten uit verschillende fondsen beschikbaar worden gesteld voor (technische innovatie in) de aanpak van seksueel kindermisbruik. Hoe kijkt u aan tegen dit voornemen van de Commissie? Zouden lidstaten niet zelf in staat moeten zijn om partners in de aanpak van seksueel kindermisbruik te financieren? Wat is nu eigenlijk het nut van dit rondpompen van geld van lidstaten naar Brussel en weer terug naar de lidstaten?

Financiële ondersteuning vanuit de EU staat niet in de weg aan dat lidstaten zelf partners financieren en initiatieven ondernemen om seksueel kindermisbruik aan te pakken. Financiering vanuit de EU kan er in bepaalde gevallen voor zorgen dat middelen efficiënter worden ingezet en het effect groter is dan de optelsom van inzet van de individuele lidstaten. EU-financiering stimuleert daarbij een gezamenlijke aanpak wat voorkomt dat elke lidstaat voor zichzelf aan de slag gaat. Daardoor leren medewerkers van de betrokken nationale organisaties elkaar kennen en vertrouwen, ontstaan er gezamenlijke werkwijzen en wordt de aanpak efficiënter. Gezien de ernst van het onderwerp en het belang van het beschermen van kinderen streeft het kabinet ernaar dat de inzet van financiële middelen een zo groot mogelijk effect hebben.

Daarnaast kondigt de Commissie aan een centrum voor de aanpak van seksueel kindermisbruik te openen. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe u de meerwaarde van een dergelijk centrum inschat. Zouden de lidstaten niet zelf in staat moeten zijn om preventie, hulp aan slachtoffers en rechtshandhaving te faciliteren? Waarom wordt deze kennis en expertise, in ieder geval op het gebied van rechtshandhaving, niet ondergebracht bij Europol of Eurojust? In andere woorden welke meerwaarde ziet u in dit nieuwe centrum?

De Commissie heeft aangekondigd mogelijk een Europees centrum op te richten aan de hand van een diepgaand onderzoek en een effectbeoordeling. Daarbij zijn de uitgangspunten van coördinatie om beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk te kunnen besteden en het maximaliseren van inspanningen door dubbel werk te voorkomen. Het kabinet is van mening dat het centrum juist met die uitgangspunten meerwaarde kan hebben. Het kabinet ziet meerwaarde in hub in het kader van preventie om onderzoek en expertise te ontwikkelen en verspreiden. Wat betreft hulp aan slachtoffers zal dit primair bij de lidstaten blijven liggen. De Commissie geeft aan dat het centrum zich zal richten op daar waar meerwaarde is op EU-samenwerking zoals onder andere het ondersteunen van lidstaten, uitvoeren van onderzoek en ondersteunen dat beeldmateriaal van internet wordt verwijderd door hier proactief op te zoeken en dit te melden bij bedrijven. Wat betreft EU-samenwerking op het gebied van rechtshandhaving speelt Europol een belangrijke rol. Het European Cybercrime Centre (EC3) van Europol steunt de rechtshandhavingsdiensten van de lidstaten bij het voorkomen en opsporen van seksueel kindermisbruik. Het biedt bijvoorbeeld hulp en expertise om grooming, online distributie van kinderporno en live-streaming van misbruik tegen te gaan. Het kabinet zal inzetten dat overlap moet worden voorkomen tussen het werk van EC3 en het mogelijke nieuwe centrum en dat het werk van EC3 en het mogelijke nieuwe centrum elkaar juist versterkt.

Enige tijd geleden zijn schriftelijke vragen gesteld over de visie van de regering op een vergewisplicht voor pornosites ter preventie van onder andere kinderporno. In de beantwoording van vraag 9 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 190) gaf de regering aan dat aanbieders van hostingdiensten, waaronder pornosites, niet verantwoordelijk zijn voor informatie die zij hosten, behalve als die sites kennis hebben van of redelijkerwijs behoren te weten dat de inhoud illegaal is. Dit geeft pornosites een vrij passieve rol in het voorkomen dat seksueel materiaal van minderjarigen wordt verspreid. Deze juridische verantwoordelijkheid zou, aldus de regering, voortkomen uit de Richtlijn voor elektronische handel. Bent u voornemens om de aangekondigde doorlichting en wijziging van de EU-strategie ter bestrijding van seksueel kindermisbruik aan te grijpen om de verantwoordelijkheid van pornosites te wijzigen in een actieve inspanning, bijvoorbeeld door middel van een vergewisplicht zoals waar hiervoor naar is verwezen, om illegale inhoud op hun sites te voorkomen? Graag een met redenen bekleedde reactie.

De Richtlijn elektronische handel wordt momenteel herzien; de Commissie heeft een pakket aan maatregelen aangekondigd onder de titel Digital Services Act. Dit biedt een mogelijkheid om ook naar de aansprakelijkheid van IT-platformen te kijken. Het kabinet zet zich in om meer verantwoordelijkheden voor het modereren van online content bij de platformen zelf neer te leggen, waarbij als uitgangspunt geldt dat hetgeen in de fysieke wereld niet is toegestaan ook op internet niet is toegestaan op internet.

Het Nederlands beleid is erop gericht om zo snel mogelijk onrechtmatige content offline te halen en dat waar deze samenwerking uit blijft, op Europees als nationaal niveau wordt inget op implementatie en naleving van bestaande maatregelen en – waar nodig – aanvullende maatregelen. Zoals het aanscherpen van een wettelijk kader. In dit kader wordt verwezen naar het wetgevingstraject om bestuursrechtelijk te kunnen ingrijpen bij internetbedrijven die zich onvoldoende aan de Notice-and-Takedown houden.

Europees Openbaar Ministerie (EOM)

De leden van de SP-fractie lezen in de EU-strategie voor de veiligheidsunie dat de Europese Commissie nog altijd voornemens is om het mandaat van het EOM uit te breiden. Daarnaast lezen zij dat OLAF, Europol, Eurojust en het EOM nauwer moeten samenwerken en de informatie-uitwisseling moeten verbeteren. Hoe kan dat, nu het EOM helemaal nog niet actief is? Concludeert u dan ook dat de Europese Commissie, die apolitiek zou zijn, wel degelijk een eigen politieke agenda lijkt te hebben in plaats van te kijken naar eventuele behoeften die er leven bij de lidstaten? Neemt u nadrukkelijk afstand van de voorgenomen plannen van de Europese Commissie om het mandaat van het EOM, in welke richting dan ook, uit te breiden in lijn met de motie van het lid Leijten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1360)?

Voor de reactie van het Kabinet op de EU-strategie voor de Veiligheidsunie en meer in het bijzonder de ambitie van de Commissie het mandaat van het EOM op termijn uit te breiden, verwijs ik u kortheidshalve graag naar het BNC fiche dat de Minister van Buitenlandse Zaken op 25 september jl. naar uw Kamer heeft gestuurd. Het standpunt van het kabinet blijft onverminderd dat een dergelijke uitbreiding op dit moment niet nuttig en nodig is en dat draagt het ook uit, conform de door u aangehaalde motie Leijten.

Het EOM is inderdaad nog niet volledig operationeel op dit moment, maar al wel actief, in die zin dat het College bijvoorbeeld sinds begin september functioneert. Ook zijn er eerste contacten vanuit het EOM met Eurojust, Europol en OLAF over hun toekomstige onderlinge samenwerking, dat wil zeggen na de formele start van het EOM, een verplichting tot samenwerking die volgt uit de EOM-Verordening overigens. Het is niet aan mij uitspraken te doen over het al dan niet veronderstelde politieke karakter van de Commissie, zoals uw vraag veronderstelt, maar het is ontegenzeggelijk een feit van het leven dat de Commissie uit hoofde van haar institutionele rol bepaalde beleidsmatige ambities heeft.

Vervolg van de Schrems II uitspraak

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie wat betreft EU-US Privacy Shield, de zogenaamde Schrems II-uitspraak. Deze uitspraak toont wat deze leden betreft aan hoe precair het uitwisselen van data tussen lidstaten is. Een adequaat stelsel van gegevensbescherming in zowel de EU als in derde landen is belangrijk, vooral in de digitale wereld van heden. De eerste Schrems-uitspraak toonde dit al aan. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze situatie zich opnieuw heeft voorgedaan? Hoe waardeert de regering deze situatie?

De verwachting van de Commissie, en van Nederland, was dat met name de instelling van een Ombudspersoon-mechanisme een belangrijke verbetering zou zijn, aangezien de verwachting niet gerechtvaardigd leek dat de Amerikaanse wetgever formeel bezwaar- en beroepsrecht aan Europese burgers zou willen toekennen. Dat is namelijk een afweging die de Amerikanen zelf moe(s)ten maken. Tegen de verwachtingen van de Commissie in heeft het EU Hof van Justitie dit onvoldoende geacht en mede als redengevend gevonden om het adequaatheidsbesluit over het EU-VS Privacy Shield ongeldig te verklaren.

Welke verwachtingen heeft de regering met betrekking tot de snelheid waarmee het EU-VS Privacy Shield weer in werking kan treden?

De Minister voor Rechtsbescherming verwijst hiervoor graag naar beantwoording van de soortgelijke vraag van de VVD-fractie (pagina 4–5). Zoals bekend, is het aan de Commissie om deze onderhandelingen te voeren. Tijdens de aankomende JBZ-Raad zal de Commissie meer inzicht geven in de status van deze onderhandelingen. Naar verwachting zal de Commissie hierbij ook ingaan op het voorziene tijdpad.

Is er een kans dat de Verenigde Staten helemaal niet adequaat bevonden kunnen worden op het gebied van gegevensbescherming?

De ongeldigverklaring van het adequaatheidsbesluit maakt dat het VS nu niet adequaat wordt bevonden in de zin van artikel 45 AVG. Dit betekent dat bedrijven en organisaties gebruik moeten maken van de andere doorgifte instrumenten die de AVG biedt. Het is voor nu vooral belangrijk dat er duidelijkheid ontstaat over de werking van deze alternatieve instrumenten, zoals de SCC´s.

Wat toont deze situatie aan met betrekking tot de afhankelijkheid van Nederland op dit gebied? Welke verantwoordelijkheid kan en moet Nederland nu zelf nog nemen als het gaat om het uitwisselen van persoonsgegevens, en het oordeel of een bepaald niveau van gegevensbescherming voldoende is?

Het is aan de Commissie om al dan niet een nieuw adequaatheidsbesluit te nemen en het is aan de EDPB om de werking van de andere doorgifte instrumenten op korte termijn te verduidelijken. Zoals ook in de brief van 30 september jl. aangegeven, heeft Nederland in deze beide processen momenteel geen eigenstandige verantwoordelijkheid.

RescEU

De SP-fractie heeft met verbazing kennisgenomen van de intentie om deel te nemen aan RescEU. Dit betreuren de leden zeer aangezien een motie van het lid Van Nispen (Kamerstuk 32 317, nr. 539) die dit moest voorkomen vorig jaar door de Kamer is aangenomen. Deze leden willen benadrukken dat zij voorstander zijn van samenwerking. Zeker bij rampen en crises. Solidariteit is dan van groot belang. Maar daarvoor is overdracht van bevoegdheden niet per definitie het beste, noch wenselijk. Deze leden vrezen dat het niet altijd effectief zal zijn als de Europese Commissie zich met een crisis gaat bemoeien in plaats van solidariteit faciliteert tussen lidstaten die acute hulp nodig hebben vanwege grote bosbranden of overstromingen. Voornoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de toelichting op het besluit om toch deel te nemen. Kunt u daarom een reconstructie maken van wat er zich tussen voornoemde motie op 12 februari 2019 en 25 september jl., de dag waarop de aanvraag van Nederland bij de Commissie is ingediend, heeft afgespeeld? Kunt u daarbij specifiek toelichten waarom het kabinet de betreffende motie naast zich neer lijkt te leggen.

Het Kabinet heeft conform de motie van het lid Van Nispen16 op 12 februari 2019 als enige lidstaat tegen de oprichting van RescEU gestemd, waarmee de motie is uitgevoerd. Daar het besluit over de oprichting van RescEU in 2019 bij meerderheid is genomen, blijft Nederland gehouden aan de regels inzake RescEU. Het kabinet heeft zich bij de ontwikkeling van RescEU steeds terughoudend opgesteld en daarbinnen steeds vastgehouden aan de balans tussen nationale verantwoordelijkheid en solidariteit bij de aanpak van ernstige rampen en crises.

In maart jl. hebben de ernstige gevolgen van de Covid-19 crisis de Commissie doen besluiten om de oprichting van RescEU medische response capaciteiten uit te breiden met onder andere medische beschermingsmiddelen en intensive care apparatuur. De lidstaten zijn om reden van de enorme impact van de Covid-19 crisis met dit voorstel akkoord gegaan. Daarnaast heeft de Commissie de lidstaten, onder wie Nederland, met een beroep op het solidariteitsbeginsel en omdat de nood hoog was, actief benaderd om deze medische voorraden snel te helpen opbouwen en te beheren. Zie in dezen ook de beantwoording van de vraag van de leden van SP in het verslag SO over de Informele Gezondheidsraad over de Covid-19 crisis van 15 april 202017. De Covid-19 crisis laat namelijk zien dat nationale capaciteiten mogelijk niet altijd voldoende kunnen zijn en dat een buffer zoals thans binnen het Europese civiele beschermingsmechanisme wordt opgebouwd nuttig kan zijn gedurende een ernstige crisis. Om die reden heeft het kabinet op 25 september het verzoek van de Commissie beantwoord, zie brief op 4 juni jl.18.

Wat zijn nu de doelstellingen van de in totaal 3 miljard euro voor RescEU?

Het voorgestelde budget van 3,5 miljard euro is bedoeld voor de versterking van het totale Europese civiele beschermingsmechanisme, voor de periode 2021–2027. Verdere uitwerking van dit bedrag zal in jaarlijkse werkprogramma’s plaatsvinden.

Hoe verhoudt RescEU zich tot EU4Health?

EU4Health is een nieuw programma van de Commissie voor de periode 2021–2024 met als doel om bij te dragen aan de verbetering van de gezondheidsstelsels van Lidstaten. Het Europese civiele beschermingsmechanisme en daarbinnen RescEU medische capaciteiten is beperkt tot response en bedoeld voor een bepaald type crisis.

Zijn er specifieke doelstellingen aan RescEU toegekend in verband met de bestrijding van corona? Gaat het programma ook nog steeds over brandweerwagens en blushelikopters met Europese vlaggen?

Het Europese civiele beschermingsmechanisme bestaat uit de onderdelen preventie, paraatheid en response. RescEU valt onder dit laatste onderdeel en heeft alleen betrekking op de volgende drie typen rampen of crises: ernstige bosbranden, ernstige medische en CBRN gerelateerde rampen. RescEU wordt ingezet als zogeheten «last resort» instrument, als nationale en andere capaciteiten om de ramp effectief aan te pakken, niet (meer) volstaan.

Hebben de leden van de SP-fractie het goed begrepen dat de Europese Commissie bovendien ook nog eens de mogelijkheid krijgt om zelf aanbestedingen te starten voor de aanschaf van bijvoorbeeld materiaal? Welke zeggenschap behouden lidstaten over de onderdelen van het programma? Bent u van mening dat de coronacrisis is gebruikt om verantwoordelijkheden, die tot de kern van verantwoordelijkheden van natiestaten behoren, af te nemen ten gunste van de Europese Commissie?

Met betrekking tot het voorstel tot aanpassing van het Europese civiele beschermingsmechanisme waarin een verbreding van het mandaat van de Commissie is voorzien, is het kabinet vooralsnog terughoudend en in afwachting van meer duidelijkheid van de Commissie over de noodzaak hiertoe.

In het besluit inzake het Europese civiele beschermingsmechanisme is vastgelegd dat crisisbeheersing in de eerste plaats een nationale verantwoordelijkheid is. Het huidige aanpassingsvoorstel heeft betrekking op het versterken van het Europese mechanisme. Zoals reeds meegedeeld, hanteert het kabinet ook bij dit aanpassingsvoorstel het uitgangspunt dat lidstaten hun sterke verantwoordelijkheid en bevoegdheid ten aanzien van crisisbeheersing behouden.

EU-rechtsstatelijkheidsrapporten

Op 30 september jl. was het eindelijk zo ver, na lang wachten en zelfs politieke onderhandelingen, is de rechtsstaatscheck gepubliceerd. Hongarije greep voorafgaand aan de presentatie van het rapport, het rapport aan om het ontslag van de Europese commissaris Jourová te eisen. Ook de onderhandelingen over het coronaherstelfonds en voorwaarden daaraan werden er met de haren bij gesleept. Het dreef de verwachtingen hoog op. Maar de rechtsstaatcheck blijkt een grote teleurstelling, aldus de leden van de SP-fractie. Zelfs de betreffende Eurocommissaris, Jourová, gaf in de richting van Polen en Hongarije aan dat het slechts als waarschuwing geldt voor de gevreesde artikel 7-procedure. De rechtsstaatscheck geldt dus slechts als waarschuwing en lost de Europese rechtsstaatscrisis niet op. Een gemiste kans, aldus deze leden. Zo lezen de aan het woord zijnde leden in de paragraaf over de Poolse rechtsstaat slechts dat die rechtsstaat onderwerp van discussie is en dat er een artikel 7-procedure is opgestart vanwege hervormingen van de rechterlijke macht. Niets nieuws. Het is voor de leden van de SP-fractie overduidelijk dat deze langverwachte check niet oplevert wat er was gehoopt. Hoe waardeert u deze rechtsstaatscheck? Wat had u er zelf van verwacht? Wat vindt u van de kritiek op Nederland en het grote aantal landen waarop stevige kritiek is geuit? Spreekt hier volgens u ook de urgentie van de problemen uit die door de leden van de SP-fractie in de vorige paragraaf al uiteen is gezet? Kunt u een perspectief schetsen?

Het kabinet verwelkomt het nieuwe Commissierapport over de rechtsstaat in Europa. Dit is een belangrijke nieuwe stap ter versterking van het instrumentarium van de EU op het gebied van de rechtsstaat. Het rapport bevat een grondige analyse en op punten kritische kanttekeningen. Het landerapport over Nederland schetst een positief beeld. Nederland heeft een robuuste rechtsstaat waarbinnen de checks and balances over het geheel genomen goed functioneren. Waar enkele aandachtspunten worden genoemd, wordt tevens gemeld dat Nederland hier reeds mee bezig is. Dit pakt het kabinet waar nodig nog verder op. Het rapport geeft een goede basis voor de lange termijn en een gedegen handvat om de dialoog over het beschermen en versterken van de rechtsstaat naast in de RAZ ook in de JBZ-Raad te bestendigen. Het kabinet is voornemens om uw Kamer op korte termijn een nadere kabinetsreactie over dit eerste jaarrapport te doen toekomen.

Rechtsstaat Polen

De leden van de SP-fractie vragen ook deze keer weer aandacht voor de rechtsstaat die in Europa onder druk is komen te staan. De situatie in Polen is inmiddels zo ver geëscaleerd dat de uitlevering tussen Polen en Nederland tot stilstand is gebracht. De Internationale Rechtskamer heeft het vertrouwen in de Poolse rechtsstaat opgezegd en de Poolse rechtsstaat betaalt met gelijke munt terug. Een gekidnapte, gehandicapte, Nederlandse jongen wordt hier het slachtoffer van. Een schande, zo spreken de leden van de SP-fractie uit. Maar zij benadrukken dat het ergste van deze situatie is dat dit er al lange tijd aan zat te komen en niemand iets deed. De Europese Raad kon het niet voorkomen, de Europese Commissie niet en natuurlijk het Europees Parlement niet. De bal ligt nu vanwege prejudiciële vragen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. Maar het kwaad is al geschiedt. Hoe kijkt u tegen deze bizarre situatie aan? Welke stappen gaat u zetten op korte termijn? Hoelang nog voordat er licht aan de horizon verschijnt? Actie is nodig, zo stellen deze leden, want anders escaleert de situatie verder.

Het kabinet maakt zich met de leden van de SP-fractie al lange tijd grote zorgen om de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen, met name die ten aanzien van de rechterlijke onafhankelijkheid. De gevolgen ervan blijven helaas niet beperkt tot Polen, maar doen zich tot in Nederland concreet voor. Het kabinet is bekend met de schorsing van de overlevering van twee Poolse verdachten door de Internationale Rechtshulpkamer van de Rechtbank Amsterdam (IRK), en de prejudiciële vragen die het hierover met spoed aan het Europees Hof van Justitie heeft gesteld. De Nederlandse regering neemt aan deze prejudiciële Hofzaak deel. In algemene zin tonen de vragen van de IRK aan dat het niet naleven van rechtsstaatbeginselen in één lidstaat heel praktische impact kan hebben en nu al heeft voor andere lidstaten, voor de samenwerking tussen de lidstaten en voor de EU-rechtsorde als geheel. De eerbiediging van de rechtsstaat is essentieel voor het kunnen bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en daarmee het functioneren van de Europese Unie, met name op het terrein van justitiële samenwerking. Als dat wederzijds vertrouwen wegvalt, zet dat de samenwerking op losse schroeven, hetgeen een ongewenste uitkomst is, niet alleen waar het gaat om het overleveringsverkeer met Polen, maar ook waar het andere vormen van justitiële samenwerking betreft. Voor een nadere reactie verwijst de Minister Justitie en Veiligheid naar de beantwoording naar aanleiding van het schriftelijk verzoek d.d. 11 september jl. dat aan uw Kamer is verzonden.

Het Duitse Voorzitterschap is voornemens om op de Raad Algemene Zaken in december wederom een hoorzitting met Polen te agenderen in het kader van de artikel 7-procedure. Nederland zal daar samen met gelijkgezinde lidstaten de grote zorgen met betrekking tot de rechtsstaat in Polen wederom aan de orde stellen. Ook bilateraal brengt Nederland deze zorgen waar mogelijk op, laatstelijk nog tijdens een bezoek aan Warschau eind september op ambtelijk niveau.

Brexit

De leden van de SP-fractie merken op dat een no-deal-Brexit aanstaande lijkt. Vanaf het moment van een Brexit hebben de Nederlandse politie-, veiligheids- en douanediensten geen toegang meer tot de informatie van de Britten en andersom. Ook het uitleveren van verdachten zal vanaf dat moment aanzienlijk meer tijd in beslag gaan nemen. Een no-deal-Brexit slaat een enorm gat in de samenwerking op het gebied van justitie. Heeft u oog voor dit scenario? Is in kaart gebracht wat de gevolgen zullen zijn voor de justitiële samenwerking met de Britten zodra ze de EU definitief verlaten? Zijn de informatiestromen nog wel gewaarborgd vanaf het moment van vertrek? Kunnen onze diensten hun werk nog wel doen als er samenwerking met de Britten is vereist? Zijn er allerlei (cruciale) processen die vertraging op kunnen gaan lopen? Weten de Nederlandse en Britse diensten elkaar nog wel te vinden na Brexit? Kunt u ingaan op deze zorgen?

Voor een onverhoopt no deal scenario geldt dat de samenwerking door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet direct geraakt wordt. Deze samenwerking vindt bilateraal plaats en in samenwerkingsverbanden die vooral buiten de EU kaders en structuren om lopen, zoals de Counter Terrorism Group (CTG). Wel vervallen in dit scenario de EU-instrumenten voor politiële en justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling in relatie tot het VK. Deze dragen nu bij aan een snelle en effectieve manier van samenwerken. Bij het ontbreken van afspraken hierover in het toekomstig partnerschap zal deels kunnen worden teruggevallen op beschikbare multilaterale verdragen, zoals van de Raad van Europa.

Voor een overzicht van de gevolgen van een no deal en de genomen maatregelen op dit terrein verwijst de Minister van Justitie en Veiligheid u naar de Kamerbrief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid over de gevolgen van de Brexit voor justitie en veiligheid19. Daarbij is van belang dat inmiddels het terugtrekkingsakkoord in werking is getreden, dat voorzieningen bevat waardoor vormen van samenwerking die voor het einde van de overgangsperiode zijn gestart ook na het aflopen daarvan op een ordelijke manier kunnen worden afgerond.

Ook bij een zorgvuldige voorbereiding door Nederland op een no deal Brexit zullen niet alle ongunstige gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU volledig kunnen worden opgevangen. De samenwerkingsvormen waarop kan worden teruggevallen zijn over het algemeen complexer en tijdrovender en vergen maatwerk. De Nederlandse voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om de politiële en justitiële samenwerking met het VK ook in de toekomst zo soepel mogelijk te laten verlopen en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1480

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1095

X Noot
3

Motie van de leden Asscher en Pieter Heerma (Kamerstuk 30 950, nr. 186), motie van het lid Jetten c.s. (Kamerstuk 30 950, nr. 203), gewijzigde motie van de leden Azarkan en Jetten (Kamerstuk 30 950, nr. 211), motie van het lid Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 35 164, nr. 10).

X Noot
5

COM (2017) 793 en COM (2020) 794

X Noot
8

Kamerstuk 34 775 VI, AH.

X Noot
9

Kabinetsappreciatie witboek over Kunstmatige intelligentie, bijlage bij Kamerstukken 26 643 en 32 761.

X Noot
10

EUCO 10/20

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1584

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1515

X Noot
13

Kamerstuk 35 403, nr. 4

X Noot
14

Kamerstuk 35 078, nr. 3

X Noot
15

BNC-fiche Mededeling EU-strategie bestrijding seksueel kindermisbruik, Kamerstuk 22 112, nr. 2926.

X Noot
16

Kamerstuk 32 317, nr. 539

X Noot
17

Kamerstuk 21 501-31, nr. 555

X Noot
18

Kamerstuk 25 295, nr. 386

X Noot
19

Kamerstuk 23 987, nr. 302

Naar boven