32 317 JBZ-Raad

Nr. 479 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2017

Met deze brief bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een aanvulling aan op de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 6 en 7 juli in Tallinn. Deze aanvulling betreft een annotatie op de onderwerpen migratie en dataretentie. Voor die onderwerpen zijn inmiddels, na aanbieding van de geannoteerde agenda aan uw Kamer, discussiedocumenten verschenen.

Migratie

1. Toepassing van de beginselen van verantwoordelijkheid en solidariteit

= discussie

De Europese Raad van 15 december 2016 heeft de Raad verzocht tijdens het Maltees voorzitterschap consensus over de herziening van het asielbeleid van de EU te bereiken. Tijdens de Europese Raad van 22 en 23 juni hebben de regeringsleiders geconstateerd dat dit niet is gelukt en dat het werk nu onder het inkomende Ests voorzitterschap moet worden voortgezet. Voortbouwend op de verkennende discussie tijdens de informele JBZ-Raad van 26 en 27 januari 2017 in Valletta, verschillende – eveneens informele – besprekingen in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) en daaropvolgende discussies in de JBZ-Raad, heeft het Ests voorzitterschap bevestigd deze opdracht te zullen overnemen en het dossier betreffende verantwoordelijkheid en solidariteit verder te willen brengen. Zoals ook bericht aan beide Kamers der Staten-Generaal in de geannoteerde agenda’s en verslagen van de JBZ-Raad van 27 en 28 maart 2017 (Kamerstuk 32 317, nrs. 461 en 464) en de JBZ-Raad van 18 mei 2017 (Kamerstuk 32 317, nrs. 467 en 473), is het niet gelukt om onder het Maltees voorzitterschap overeenstemming over dit onderwerp te bereiken. Het krachtenveld blijft zeer verdeeld, waarbij sommige lidstaten zich verzetten tegen een mechanisme met een verplichtend en/of automatisch karakter, andere lidstaten – waaronder Nederland – zijn kritisch wanneer afspraken juist te vrijblijvend zijn en/of het mechanisme te traag is, en een aantal lidstaten waakt voor expliciete (additionele) verantwoordelijkheid die wordt neergelegd aan de buitengrenzen.

In reactie op de motie Sjoerdsma is met de Tweede Kamer gedeeld dat het kabinet zich geen invulling van het concept van «effectieve solidariteit» in migratiekader kan voorstellen zonder serieuze en verplichtende resultaten. Uitgangspunten voor het kabinet in deze discussie zijn dat niet getornd kan worden aan bestaande afspraken (zoals over herplaatsing) noch dat twijfel kan bestaan over de manier waarop we in de Unie besluiten nemen. Het kabinet wil voorkomen dat er een à la carte-model ontstaat. Dat betekent dat er een resultaatsverplichting op de afspraken rust waaraan alle lidstaten in bepaalde mate moeten bijdragen – en bijvoorbeeld niet enkel middels inzet van personeel of financiële middelen, maar ook door ten minste een minimum aan herplaatsing van asielzoekers – afhankelijk van de behoeften van de lidstaat die ondersteuning nodig heeft. Ook is het van belang dat een eventueel mechanisme wordt verankerd in een helder wetgevingskader en dat het mechanisme snelle reactie op situaties van verhoogde instroom zonder lange besluitvormingsprocedures mogelijk maakt.

Het inkomende Estse voorzitterschap zal tijdens deze informele bijeenkomst de aanwezige Ministers informeren over de te volgen aanpak om dit vraagstuk tot een bevredigende oplossing te brengen. Estland stelt voor om dit via bilaterale consultaties te doen, om daarna in het najaar op een JBZ-Raad de uitkomsten hiervan te presenteren. Nederland ziet geen bezwaar tegen deze voorgestelde werkwijze en kan deze ondersteunen. Het Nederlandse standpunt met betrekking tot de toepassing van de beginselen van verantwoordelijkheid en solidariteit zullen in dit proces steeds langs bovenstaande lijnen worden overgebracht aan het Voorzitterschap.

2. Terugkeer

= discussie

De Ministers zullen tijdens dit agendapunt spreken over de uitdagingen op het gebied van terugkeer. Het inkomende Estse voorzitterschap constateert dat daadwerkelijke terugkeer achterblijft gelet op de uitdagingen die bestaan op het gebied van migratie. Daarom stelt het inkomend Voorzitterschap dat aanvullende inspanningen moeten worden ondernomen om deze uitdagingen nog beter het hoofd te bieden door de terugkeerpraktijk op korte termijn te verbeteren. Hierbij worden enkele concrete actiepunten genoemd, zoals het volledig operationaliseren van de terugkeertaken van de Europese grens- en kustwacht en concrete opvolging van de Aanbeveling van de Commissie van 7 maart 2017 met betrekking tot terugkeer. Over deze Aanbeveling is uw Kamer geïnformeerd in de geannoteerde agenda en het verslag van de JBZ-Raad van 8 en 9 juni 2017. Daarnaast vindt het inkomende Estse voorzitterschap het van belang om de relatie tussen asielbeleid en terugkeerbeleid nadrukkelijker te adresseren om de effectiviteit van deze twee beleidsterreinen te verhogen. De Ministers zullen spreken over het sneller afgeven van een terugkeerbesluit aan afgewezen asielzoekers en ook zullen de Ministers stilstaan bij het concept veilige derde landen.

Nederland zal tijdens de bijeenkomst benadrukken dat, naast het verbeteren van de tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving, ook bij de lopende onderhandelingen over het GEAS-pakket de effecten op terugkeer nadrukkelijk moeten worden betrokken, zoals bij de bepalingen over vreemdelingenbewaring en over herhaalde asielaanvragen. Ook zal Nederland de wens tot een gerichte herziening van de terugkeerrichtlijn opnieuw ter tafel brengen en wijzen op de noodzaak van verbetering van de samenwerking met derde landen.

Dataretentie

= discussie

In het discussiedocument dat het Estse voorzitterschap voor het onderwerp dataretentie heeft voorbereid, wordt een korte uiteenzetting gegeven van de stand van zaken rond de besprekingen in de ad hoc raadswerkgroep dataretentie. Het Estse voorzitterschap heeft twee vragen geformuleerd die in feite strekken tot het verkrijgen van steun voor voortzetting van de besprekingen in de raadswerkgroep. Zoals ik bij eerdere gelegenheden heb aangegeven, is het arrest van het Hof van Justitie niet alleen van betekenis voor Nederland maar ook voor de andere lidstaten van de Europese Unie. Overleg met de andere lidstaten is van belang voor de wijze waarop opvolging aan het arrest wordt gegeven. Nederland is dan ook voorstander van voortzetting van de besprekingen. De verwachting is dat hierover tussen de lidstaten consensus zal bestaan.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven