Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 32317 nr. 420 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 32317 nr. 420 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2016
Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 9 en 10 juni 2016 in Luxemburg en een recent monitoringsoverzicht (2e kwartaal 2016) van JBZ-dossiers aan1. Bij de geannoteerde agenda (punt 10.b) is voorts het rapport met de uitkomsten van de «High level meeting on cyber security» d.d. 12 en 13 mei 2016 gevoegd2.
In de geannoteerde agenda treft u bij wetgevende voorstellen het interinstitutionele dossiernummer aan. De beschikbare documenten voor het betreffende dossier kunnen met dat nummer worden geraadpleegd via Extranet, de online databank voor Raadsdocumenten alsook via de online databank Eur-lex voor EU-wetgeving en -publicaties. Met dat nummer kan tevens worden nagegaan in welke Raadswerkgroep het voorstel op dat moment wordt behandeld, alsmede de stand van zaken in de Raad.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff
Gemengd Comité
– implementatie EU-Turkije Verklaring 18 maart 2016
– Ontwikkelingen in het Centraal Middellandse zeegebied
= uitwisseling standpunten
Tijdens deze JBZ-Raad zullen de voortgang van de implementatie van de Verklaring van de EU en Turkije en de ontwikkelingen op de Centraal Middellandse Zeeroute worden besproken.
Implementatie EU-Turkije Verklaring – Vanaf 20 maart jl. worden de afspraken uit deze Verklaring daadwerkelijk uitgevoerd. De Commissie werkt intensief samen met de Griekse en Turkse autoriteiten aan de uitvoering van de afspraken die beogen een einde te maken aan de irreguliere migratie van Turkije naar de Europese Unie, en in het bijzonder Griekenland, en in plaats daarvan reguliere migratie van Syrische vluchtelingen vanuit Turkije naar Europa mogelijk maakt. Het kabinet verleent actieve steun aan de aanpak van de Europese Commissie. Op 17 mei jl. heeft het kabinet de Tweede Kamer uitvoerig bericht over de uitvoering van de afspraken tussen de EU en Turkije.3 Daarnaast stond de uitvoering van de afspraken tussen de EU en Turkije ook geagendeerd op de JBZ-Raad van 20 mei jl., waarover de Kamers middels het verslag zijn geïnformeerd.
Het kabinet acht het noodzakelijk dat meer landen toewijding tonen met betrekking tot hervestiging vanuit Turkije en spreekt de lidstaten hier, ook in zijn rol als Raadsvoorzitter, op aan. Daarnaast is het van belang dat lidstaten zich inzetten om zo snel mogelijk de behandeling af te ronden van de uitvoeringsprocedure van het vrijwillig humanitair toelatingsmechanisme.4 Tijdens de Raad zal bovendien stil worden gestaan bij de uitvoering van de Griekse asielprocedures.
Centraal Middellandse Zeeroute – De ontwikkelingen op deze route worden nauwlettend gemonitord. Er zijn vooralsnog geen signalen voor verlegging van de Oostelijke Mediterrane route als gevolg van de EU-Turkije Verklaring. Tevens is er nu geen reden om aan te nemen dat de samenstelling en omvang van de migrantenstroom vanuit Noord-Afrika veel verschilt ten opzichte van vorig jaar. Tijdens de JBZ-Raad van 20 mei jl. onderschreef het merendeel van de lidstaten dat er meer moet gebeuren in de relatie met landen van herkomst en doorreis, met daarbij specifiek aandacht voor versterkte inspanningen op het terrein van terugkeer. De Commissie zal, specifiek in het kader van de externe dimensie, concrete voorstellen doen in haar mededeling die begin juni verschijnt.
Tijdens de JBZ-Raad van 20 mei jl. heeft de Raad een algemene oriëntatie vastgesteld ten aanzien van het Commissievoorstel tot verbetering van het opschortingsmechanisme, waarover de Kamers zijn bericht in het verslag.5 Het Europees Parlement heeft op 23 mei jl. een rapporteur aangewezen. Zodra het Europees Parlement een positie heeft bepaald, kan de triloog aanvangen.
Tijdens deze JBZ raad zal gesproken worden over de commissievoorstellen inzake visumliberalisatie voor Georgië, Oekraïne, Turkije en Kosovo. Mogelijk zullen de lidstaten tijdens deze JBZ-Raad besluiten tot visumliberalisatie voor Georgië. Zoals op 15 april jl. in een BNC-fiche aan de Kamers is gemeld, voldoet Georgië volgens de Commissie aan alle benchmarks voor visumliberalisatie en sluit Nederland zich aan bij dit oordeel. Het Europees Parlement heeft op 25 april jl. een rapporteur aangewezen. Op deze JBZ-Raad is geen besluitvorming voorzien over het visumliberalisatietraject voor Oekraïne, Ministers zullen van gedachten wisselen over het voorstel. De Commissie heeft op 20 april jl. een voorstel tot visumliberalisatie voor Oekraïne gepresenteerd, waarover de Kamers via een BNC-fiche zijn geïnformeerd. Het Europees Parlement heeft op 23 mei jl. een rapporteur aangewezen. Op deze JBZ-Raad is evenmin besluitvorming voorzien over het visumliberalisatietraject voor Turkije. Lidstaten zullen door de Commissie worden geïnformeerd over de voortgang ten aanzien van het vervullen van de benchmarks. Tijdens de JBZ-Raad van 20 mei jl. vroegen lidstaten aan de Commissie om schriftelijk te rapporteren over de openstaande benchmarks. De Commissie zal naar verwachting aan dit verzoek tegemoet komen op een moment dat besluitvorming over visumliberalisatie voor Turkije aan de orde is. De Kamers zullen hierover langs gebruikelijke weg worden geïnformeerd. Het Europees Parlement zal het voorstel van de Commissie in behandeling nemen zodra de Commissie schriftelijk bevestigt dat aan alle benchmarks is voldaan. Op deze JBZ-Raad is voorts geen besluitvorming voorzien over het visumliberalisatietraject voor Kosovo, Ministers zullen van gedachten wisselen over het voorstel. De Commissie presenteerde op 4 mei jl. een voorstel tot visumliberalisatie voor Kosovo, het kabinet zal de Kamers hierover begin juni middels een BNC-fiche informeren. Het Europees Parlement heeft op 23 mei jl. een rapporteur aangewezen. Voor elk visumliberalisatietraject geldt dat het aan de Raad en het Europees Parlement is om in te stemmen met de verschillende Commissievoorstellen.
Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0269 (COD)
= Voortgangsrapportage
De Raad zal op de hoogte gesteld worden van de stand van zaken van de bespreking van de voorstellen uit het slimme grenzenpakket. Het Voorzitterschap heeft een eerste lezing van de voorstellen in de werkgroep afgerond. De Raad zal zich in de komende weken over de compromisvoorstellen buigen.
Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0310 (COD)
= voortgangsrapportage
De Europese Raad van 18 en 19 februari jl. heeft verzocht om onder het Nederlands Voorzitterschap tot een politiek akkoord te komen inzake het voorstel voor een Europese grenswacht. Op 6 april jl. heeft de Raad (in Coreper) een mandaat vastgesteld om de triloog te starten.6 Tijdens deze JBZ-Raad zal het Voorzitterschap de voortgang op dit dossier toelichten.
Leden van de LIBE-commissie van het Europees Parlement hebben amendementen op het ontwerpverslag van de rapporteur ingediend, waarover op 30 mei jl. gestemd is. De triloog met het Europees Parlement is inmiddels aangevangen, met als doel een politiek akkoord onder het Nederlands Voorzitterschap te bewerkstelligen.
Raad wetgevende besprekingen
Zie onder punt 2.
Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0269 (COD)
= Voortgangsrapportage
Zie onder punt 3.
Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0310 (COD)
= voortgangsrapportage
Zie onder punt 4.
Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken van lopende onderhandelingen over wetgevingsvoorstellen.
De Commissie zal tijdens dit agendapunt de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel presenteren, zoals gepubliceerd begin mei.7 De Kamers zullen hier spoedig een BNC-fiche over ontvangen.
Raad niet-wetgevende besprekingen
– implementatie EU-Turkije Verklaring 18 maart 2016
– Ontwikkelingen in het Centraal Middellandse zeegebied
= uitwisseling standpunten
Zie onder 1.
a. EU-VS ministeriële bijeenkomst, Amsterdam, 1-2 juni 2016
= informatie van het Voorzitterschap
Onder dit agendapunt zal het Voorzitterschap een terugkoppeling verzorgen van de EU-VS ministeriële bijeenkomst die op 1 en 2 juni in Amsterdam gehouden is. Dit betreft een reguliere, halfjaarlijkse bijeenkomst op ministerieel niveau tussen de EU (waarbij de Raad vertegenwoordigd wordt door het Voorzitterschap en het inkomend Voorzitterschap) en de VS. Tijdens de ministeriële bijeenkomst van 1-2 juni werd gesproken over de samenwerking tussen de EU en de VS en actuele ontwikkelingen op het gebied van migratie, de aanpak van terrorisme en cybercrime, gegevensbescherming, strafrechtelijke samenwerking en grensoverschrijdende criminaliteit. Tijdens de bijeenkomst vond ook de ondertekening van het Parapluverdrag plaats (zie hierover ook de Kamerbrief «tekening Parapluverdrag EU-VS vs 13 mei 2016» d.d. 20 mei jl.).
b. Terugkoppeling uit de Hoogambtelijke bijeenkomst over Cybersecurity, Amsterdam, 12-13 mei 2016
= informatie van het Voorzitterschap
Op 12 en 13 mei vond in Amsterdam in het kader van het Nederlandse EU voorzitterschap de «High Level Meeting on Cyber Security» plaats. De aanwezigen uit de publieke sector, de private sector en wetenschap keken vooruit naar de snelle ontwikkelingen op digitaal vlak en de kansen en dreigingen voor cybersecurity die deze met zich meebrengen. Het rapport met de uitkomsten van deze bijeenkomst zal, in vervolg op het cybersecurity agendapunt tijdens de Informele JBZ-raad in Amsterdam op 25 januari, aan de JBZ worden aangeboden met mondelinge toelichting door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het rapport is als bijlage bijgevoegd bij deze agenda.
De recent afgeronde EU-richtlijn over Netwerk- en Informatiebeveiliging (NIB richtlijn) werd gezien als belangrijke EU-brede basis voor toekomstige cybersecurity samenwerking. Voortvarend implementatie daarvan is hierom wenselijk. Gezien de snelle ontwikkelingen in het digitale domein was er daarnaast brede steun voor blijvende aandacht op politiek niveau voor cybersecurity. Samenwerking tussen de EU-lidstaten en met de private sector is hiervoor noodzakelijk. Behalve bovenstaande conclusies is tijdens de bijeenkomst ook het Nederlandse «Responsible Disclosure»-beleid als nuttige best practice onder de aandacht gebracht. Daarnaast is gesproken over standaardisering en certificering op cybersecurity-gebied. Ook is er aandacht gegeven aan het belang van onderwijs en campagnes voor awareness.
c. Werkprogramma inkomend Slowaaks Voorzitterschap
= presentatie Slowakije
Het inkomend Slowaaks Voorzitterschap zal diens programma voor de tweede helft van 2016 toelichten. De inhoud van dat programma is op het moment van aanbieden van deze geannoteerde agenda nog niet bekend.
Raad wetgevende besprekingen
Interinstitutioneel dossiernummer: 2013/0255 (APP)
= Gedeeltelijke algemene oriëntatie
Het Voorzitterschap is voornemens een deelpakket artikelen voor te leggen aan de JBZ-Raad van 9 juni a.s. met het oog op het bereiken van gedeeltelijke algemene oriëntatie. Hiermee zijn de onderhandelingen niet beëindigd. Het deelpakket artikelen dat aan de JBZ-Raad zal worden voorgelegd en dat is terug te vinden in doc. 9799/16, omvat de bepalingen over de relatie tussen het EOM en andere EU-organisaties, de financiële, personele en algemene bepalingen, de bepalingen over het case management systeem van het EOM, de dataprotectiebepalingen en de bepaling over alternatieven voor vervolging. Uit de voetnoten in het document blijkt dat enkele lidstaten en de Commissie bij individuele artikelen in het deelpakket ook nog inhoudelijke voorbehouden hebben, waarbij het niet de verwachting is dat deze tijdens de JBZ-Raad kunnen worden opgeheven. Waarschijnlijk zal de uitkomst van de bespreking in de JBZ-Raad dan ook zijn dat er «broad conceptual support» voor het pakket zal zijn, maar geen formele instemming. Nederland zal, zoals bij drie eerdere gelegenheden is gebeurd, hoe dan ook niet kunnen instemmen met het voorliggende deelpakket. Dat laatste is in overeenstemming met de strekking van de motie Van Oosten/Segers (TK, 2014–2015, 32 317, nr. 302). Het Nederlandse eindoordeel wordt pas geformuleerd aan de hand van het totaalpakket aan afspraken.
Interinstitutioneel dossiernummer: 2012/0193 (COD)
= Voortgangsrapportage/beleidsdebat
Zoals in het verslag over de JBZ-Raad van 4 en 5 december 2015 is aangegeven, heeft de Raad het voorstel van het Luxemburgse Voorzitterschap voor vervolgstappen in dit dossier aanvaard. Deze hielden in (1) het verduidelijken van aard en omvang van btw-fraude, (2) bezien of, en zo ja hoe btw-fraude onder de reikwijdte van de PIF-richtlijn kan worden gebracht, en (3) beantwoording van de vraag of de nationale autoriteiten of het Europees Openbaar Ministerie bevoegd zou(den) moeten zijn bij de vervolging van btw-fraude. Daaraan is onder het Nederlandse voorzitterschap uitvoering gegeven.
Als eerste stap heeft een gecombineerde vergadering van de btw-experts en de strafrechtelijk experts van lidstaten plaats gevonden, waarin uitvoerig is besproken wat fraude met btw inhoudt, maar ook hoe deze in de lidstaten wordt bestreden langs administratieve en strafrechtelijke weg. Tegelijkertijd zijn de btw-experts geïnformeerd over de inhoud en doelstelling van de richtlijn. Op basis hiervan zijn in een tweede vergadering door de strafrechtelijke experts de mogelijkheden onderzocht van een eventuele opname van een omschrijving van strafbaarstelling van fraude met btw. Uitgangspunten daarbij waren dat de administratieve bestrijding van btw fraude niet geraakt wordt door de strafbaarstelling en dat alleen ernstige vormen van fraude met btw onder de strafbaarstelling dienen te vallen. De belangrijkste uitkomst van dit overleg was dat de eventuele strafbaarstelling alleen de zogeheten carrouselfraude, waarbij door gebruikmaking van de btw-regels in het intracommunautaire verkeer veel btw ten onrechte niet wordt afgedragen, dient te omvatten en dat bovendien de schade ten minste 1.000.000 euro te bedragen. In een derde overleg van de strafrechtelijke experts is over formuleringen van deze strafbaarstelling gesproken en over een mogelijke bevoegdheid van het EOM. Er is een aantal elementen uitgewerkt dat als basis kan dienen voor verder overleg met het Europees Parlement over de richtlijn. Ten aanzien van het EOM is afgesproken dat een bevoegdheid van het EOM voor zaken betreffende fraude met btw niet in de EOM-verordening kan worden gecreëerd, maar uitsluitend aan de onderhavige richtlijn kan worden ontleend.
De opname van een strafbaarstelling van fraude met btw is door de Raad in zijn gezamenlijk akkoord over de richtlijn in 2013 uitgesloten. De Commissie en het Europees Parlement zijn ferm voorstander van opname van de strafbaarstelling en voelen zich gesteund door het arrest van het Hof van Justitie in de Taricco-zaak van september 2015. De triloog met het Europees Parlement over de richtlijn ligt sinds juni 2015 stil en in december 2015 toonde de Raad mede ten gevolge van het arrest de bereidheid om de btw kwestie nogmaals te onderzoeken door middel van het bovenstaande proces. In Coreper is gebleken dat een aanzienlijk deel van de lidstaten bereid is om via opname van een strafbaarstelling toegespitst op carrouselfraude een compromis te bereiken met het Europees Parlement, maar dat een aantal lidstaten die samen een blokkerende minderheid kunnen vormen, de afwijzende houding handhaaft.
Aan de Raad wordt een verslag over de werkzaamheden voorgelegd. De Raad zal het al dan niet opnemen van een beperkte strafbaarstelling van fraude met btw in de richtlijn nogmaals bespreken met het oog op de verdere behandeling van het dossier.
Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0002 (COD)
= Voortgangsrapportage/beleidsdebat
De Commissie heeft op 18 januari 2016 het voorstel tot aanvulling van het Europese Strafregister Informatiesysteem (ECRIS), waarbinnen informatie over veroordelingen van EU-burgers en derdelanders wordt uitgewisseld, uitgebracht. De aanvulling betreft een efficiëntere en daardoor systematische uitwisseling van justitiële documentatie van derdelanders. Dit houdt – in het kort – het volgende in. Er komt een geautomatiseerd systeem met behulp waarvan een lidstaat waarin een strafzaak loopt tegen een derdelander kan nagaan of en zo ja in welke lidstaat, betrokkene eerder is veroordeeld. Nadat de lidstaat dit heeft achterhaald, kan hij bij de betrokken lidsta(a)t(en) de justitiële documentatie opvragen. Behalve voor strafprocedures kan justitiële documentatie overigens ook worden opgevraagd ten behoeve van, wat in Nederland heet, de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag. Commissaris Jourová heeft het voorstel tijdens de ontbijtbespreking van de informele raad van 26 januari gepresenteerd, waarbij het brede steun kreeg. Sedertdien is het voorstel langs twee sporen behandeld. De Commissie heeft bijeenkomsten voor technische experts georganiseerd over het te gebruiken geautomatiseerde systeem en in de Raadswerkgroep is de juridische tekst uitgebreid besproken. Inmiddels is gebleken dat het door de Commissie voorgestelde gedecentraliseerde IT-systeem niet bruikbaar is en, na enige besprekingen, dat een gecentraliseerd systeem nodig is. Daarin zullen de alfanumerieke gegevens en de vingerafdrukken van veroordeelde derdelanders worden opgeslagen voor de bevraging door de lidstaten met het doel te achterhalen in welke lidsta(a)t(en) de derdelander tegen wie een strafprocedure loopt voorkomt in de justitiële documentatie. Het systeem werkt op hit-no hit basis en geeft dus uitsluitend aan in welke lidsta(a)ten betrokkene voorkomt in de justitiële documentatie. Daarna kan, zoals hierboven al is aangegeven, bij die lidsta(a)t(en) de justitiële documentatie worden opgevraagd. De bespreking van de juridische tekst verliep aanvankelijk heel voorspoedig, maar is vertraagd door de herhaalde besprekingen over het te gebruiken IT systeem. De keuze voor een gecentraliseerd systeem leidt er bovendien toe dat de juridische tekst aanzienlijk moet worden uitgebreid met bepalingen die het systeem beschrijven, maar ook het gebruik, het beheer, de beveiliging ervan en uiteraard de gegevensbescherming. Aan de Raad wordt nu een bericht van het verloop van de besprekingen voorgelegd en gevraagd de keuze voor het centrale systeem te bespreken.
Het voorstel geniet brede steun van de lidstaten, waaronder van Nederland. Het Europese Parlement heeft het voorstel in behandeling en uit de eerste berichten daarover valt af te leiden dat het Commissievoorstel ook daar wordt verwelkomd.
a. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud.
Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0287 (COD)
= Beleidsdebat
In december 2015 heeft de Europese Commissie twee richtlijnvoorstellen gepubliceerd over de levering van 1) digitale inhoud, zoals e-boeken, films, muziek en software en 2) de online verkoop van goederen. De regels hebben betrekking op de voornaamste rechten en verplichtingen van consumenten en handelaren. Te denken valt aan de rechten van de consument als het product na levering niet in overeenstemming blijkt met de koopovereenkomst (non-conformiteitsregels). In het Europees Parlement zijn de richtlijnvoorstellen toegelicht door experts en de Commissie, en zijn de standpunten van nationale Parlementen besproken. Er is nog geen ontwerprapport opgesteld. Tijdens de JBZ-raad van 10 en 11 maart 2016 heeft een overgrote meerderheid van de lidstaten kenbaar gemaakt te willen beginnen met de bespreking van de richtlijn over de levering van digitale inhoud. Een reden hiervoor is dat het onderzoek naar de effectiviteit van de bestaande Europese regelgeving omtrent consumentenkoop en garanties – de Richtlijn koop en garantie van consumptiegoederen8 – in het kader van de REFIT-evaluatie9 nog gaande is. De eerste resultaten van dit onderzoek worden komend half jaar verwacht en de bedoeling van zowel de Raad als de Commissie is dat deze zullen worden meegenomen bij de bespreking van het voorstel over de online verkoop van goederen. In vervolg hierop heeft het Nederlandse Voorzitterschap ingezet op een zorgvuldige bespreking van de richtlijn over de levering van digitale inhoud met als doel te bezien of overeenstemming zou kunnen worden bereikt over kernelementen. De inhoudelijke bepalingen van dit voorstel zijn in vijftien vergaderdagen één keer volledig doorgesproken in de Raadswerkgroep. Hier werd in een constructieve sfeer duidelijk dat de lidstaten de totstandkoming van een richtlijn betreffende de levering van digitale inhoud nadrukkelijk ondersteunen. Mede gelet op de zeer technische aard van de voorgestelde regeling is meer tijd nodig voor verdere bespreking.
Er is niettemin al sprake van brede overeenstemming over de onder het Nederlandse Voorzitterschap geïdentificeerde kernelementen. Op hoofdlijnen ziet deze overeenstemming op de doelstelling en de reikwijdte van de richtlijn en op de constatering dat de voorgestelde regeling op een aantal concrete punten zal moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat sprake is van een juiste balans tussen de belangen van consumenten en handelaren. Dit resultaat is verankerd in een voorzitterschapsdocument met basisprincipes en concrete richtsnoeren voor de verdere bespreking van de regeling, dat tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 juni 2016 ter bekrachtiging wordt voorgelegd in een beleidsdebat. Met de verwachte aanvaarding van dit document wordt het fundament gelegd voor de Europese regelgeving over de levering van digitale inhoud, worden de hoekstenen van die regelgeving al duidelijk zichtbaar en wordt de weg geplaveid voor spoedige voortgang op dit dossier na het Nederlandse Voorzitterschap. Daarmee wordt een belangrijke impuls afgegeven aan zowel de goede werking van de interne markt als een hoger niveau van consumentenbescherming.
Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0059 (CNS)
b. Voorstel voor een verordening van de Raad tot het aangaan van nauwere samenwerking betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
Interinstitutioneel dossiernummer: 2016/0060 (CNS)
= algemene oriëntatie
Dit betreft voorstellen waarvoor op grond van de Goedkeuringswet bij het Verdrag van Lissabon geldt dat het parlement instemmingsrecht heeft. Bij brief van 30 mei jl. heb ik beide Kamers der Staten-Generaal formeel verzocht om instemming. Beide Kamers hebben eerder al ingestemd met een nagenoeg gelijke tekst.
Met deze concept-verordeningen zal uitvoering worden gegeven aan de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijk recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren (zowel huwelijksvermogenstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde paren). De verordeningen bevatten regels van internationaal privaatrecht inzake het toepasselijk recht, de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake (huwelijks)vermogensrechtelijke geschillen tussen echtelieden of geregistreerd partners afkomstig uit twee verschillende lidstaten. De verordeningen bevatten geen materieel inhoudelijke bepalingen inzake huwelijken of geregistreerd partnerschap. De voorstellen zijn genderneutraal geformuleerd en behandelen huwelijk en geregistreerd partnerschap zoveel mogelijk gelijk.
Nederland heeft verzocht om nauwere samenwerking op dit gebied omdat het tijdens de JBZ-Raad van begin december 2015 niet mogelijk bleek om op basis van unanimiteit tot Uniebesluitvorming te komen en voor de onder Luxemburgs voorzitterschap tot stand gekomen compromisvoorstellen veel draagvlak bestond. Bij brief van 15 januari 2016 van de Minister van Veiligheid en Justitie is het Nederlandse parlement verzocht om instemming met het indienen van het verzoek tot nauwere samenwerking. Deze instemming is door beide Kamers verleend.
Over de publicatie van de verordeningen is het parlement geïnformeerd bij brief van 4 maart 2016 in de vorm van een aanvulling op de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 10 en 11 maart 2016. Het bij de voorstellen behorende BNC-fiche hebben beide Kamers op 18 maart ontvangen. Zoals aan beide Kamers gemeld bij de brief van 29 april jl. waarin zij zijn geïnformeerd over de voortgang in dit dossier zijn de concept-verordeningen- conform de wens van de om de nauwere samenwerking verzoekende lidstaten – inhoudelijk gelijk gebleven aan de compromisvoorstellen die in de JBZ-Raad van afgelopen december ter besluitvorming voorlagen en waarmee uw Kamer indertijd heeft ingestemd. De voorstellen zijn enkel tekstueel aangepast om aan te geven dat het nu gaat om besluitvorming in het kader van nauwere samenwerking. Daarnaast zijn er nog enkele kleine, technische onvolkomenheden rechtgezet die bij het omzetten van de compromisvoorstellen van december jl. in de nu voorliggende voorstellen waren geslopen. Na afronding van de juridisch-linguistische revisie is de Nederlandse versie van de concept-verordeningen op 30 mei beschikbaar gesteld op het EU-extranet.
Achttien lidstaten hebben thans aangegeven te willen deelnemen aan deze nauwere samenwerking. Inzet van Nederland is gericht op het voortvarend en met grote zorgvuldigheid begeleiden en, zomogelijk nog onder Nederlands Voorzitterschap afronden, van de besluitvorming over de voorstellen tot nauwere samenwerking.
Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0269 (COD)
= Beleidsdebat en algemene oriëntatie
Het Nederlandse Voorzitterschap zal in het belang van de bestrijding van criminaliteit en terrorisme streven naar een algemene oriëntatie op de JBZ-raad van bovengenoemde Richtlijn. Op 18 november 2015 heeft de Commissie een voorstel tot herziening van de vuurwapenrichtlijn openbaar gemaakt (COM(2015)750). Aanleiding vormden de terroristische aanslagen in Parijs vorig jaar.
Doel van de richtlijn is de interne markt beter te laten functioneren door regels uniformer door lidstaten uit te laten voeren. Tegelijkertijd worden in de richtlijn hogere en strengere Europese standaarden vastgelegd. Het betreft de regels rond wapenverkoop, het bezit van bepaalde vuurwapens, de mogelijkheden voor het ombouwen van alarmwapens naar vuurwapens en markering van essentiële onderdelen van vuurwapens. Als gevolg van het feit dat de richtlijn met de herziening een bredere werking krijgt zullen nationale bepalingen moeten worden herzien. Belangrijk element van het voorstel is de verbetering van informatie-uitwisseling tussen lidstaten voor onder andere traceerbaarheid van een vuurwapen en geweigerde wapenverloven. Wat voor vuurwapens geldt, geldt in het kader van de richtlijn ook voor munitie en wezenlijke onderdelen van vuurwapens.
Het tot op heden bereikte resultaat is op punten duidelijker dan het oorspronkelijke Commissievoorstel. De markeringsvereisten voor nieuwe en geïmporteerde vuurwapens wordt flink opgeschroefd waardoor de traceermogelijkheden voor de politie in de toekomst aanzienlijk toenemen. De definitie van wapenmakelaar is verbeterd ter voorkoming van duplicatie met de definitie voor de wapenhandelaar. Daarnaast worden musea en verzamelaars ook duidelijker binnen het bereik van de richtlijn gebracht waarmee voor hen een uitzonderingspositie wordt geschapen. Veel concreter is uitgeschreven waar het elektronische register van de politie (In Nederland Verona) aan moet voldoen en hoe het zich dient te verhouden tot de verplichte registratiesystemen van wapenhandelaren. De tekst wordt op voorstel van de Raad nu in overeenstemming gebracht met de gegevensbeschermingsregels. Belangrijk resultaat is dat de omschrijving van te verbieden semi-automatische vuurwapens is vervangen door heldere, criteria, zodat semi-automatische vuurwapens in combinatie met bijvoorbeeld een groot magazijn, die daardoor een groot aantal patronen achter elkaar kunnen afvuren, worden verboden. Bovendien is bepaald dat bij overtreding in ieder geval het onderliggende wapenverlof wordt ingenomen. Analoog aan de Nederlandse situatie worden reproducties van antieke vuurwapens, waaronder bijvoorbeeld revolvers, niet meer vrijgesteld. Eveneens analoog aan de Nederlandse situatie en ten einde tegemoet te komen aan onder andere de belangen van wapenverzamelaars, worden binnen strenge kaders een aantal uitzonderingen gecreëerd voor de aankoop en het bezit van categorie A vuurwapens (in principe). Hiermee worden ook de aanvankelijk voorziene negatieve administratieve en financiële gevolgen van de richtlijn aanzienlijk beperkt. Op een aantal onderwerpen blijft de nationale wetgeving leidend. Er is door alle lidstaten en door het Voorzitterschap rekening gehouden met de belangen van musea, verzamelaars, jagers en sportschutters.
De triloog zal naar verwachting na het zomerreces kunnen starten als ook het Europees Parlement zijn rapport afgerond zal hebben.
– Informatie van het Voorzitterschap over wetgevende dossiers
Het Voorzitterschap zal informatie geven over de stand van zaken van de onderhandelingen van diverse wetgevende dossiers. Discussie is niet voorzien.
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd in de geannoteerde agenda’s voor de JBZ-Raad los van de agendering van de Raad, in te gaan op de stand van zaken rond van onderhandelingen over het voorstellen voor een richtlijn betreffende voorlopige rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (COM(2013)824).
Voorlopige gefinancierde rechtsbijstand (niet geagendeerd in deze JBZ-Raad)
Tijdens de JBZ-raad van 12 en 13 maart 2015 is een algemene benadering vastgesteld. Deze houdt op onderdelen een beperking in van het Commissievoorstel. Hiermee heeft de Raad zijn positie bepaald voor de onderhandelingen met het Europees Parlement. Zeven lidstaten hebben weliswaar ingestemd met dit mandaat, maar hebben in een verklaring aangegeven dat zij teleurgesteld zijn over de mogelijkheden om uitzonderingen te maken op het recht op voorlopige gefinancierde rechtsbijstand. Op 6 mei 2015 heeft het Europees Parlement zijn positie voor de onderhandelingen met de Raad bepaald. Het Europees Parlement wenst de richtlijn op substantiële onderdelen juist verder uit te breiden dan het voorstel van de Commissie. Nadat de posities van de Raad en het Europees Parlement waren bepaald is de triloog in juli 2015 gestart en deze loopt door onder het Nederlandse Voorzitterschap. Inzet hierbij is om tijdens het Nederlandse Voorzitterschap zo veel mogelijk voortgang in de onderhandelingen te bereiken.
Ontwerprichtlijn terrorismebestrijding
Na de aanbieding van de ontwerprichtlijn op 2 december 2015 is op 11 maart 1016 een algemene oriëntatie bereikt. Het Europees Parlement heeft op 6 juni zijn positie voor de onderhandelingen met de Raad bepaald. De triloog kan nu beginnen. De inzet blijft om tijdens het Nederlandse Voorzitterschap zoveel mogelijk voortgang te boeken in de onderhandelingen zodat de aanvaarding van de richtlijn op korte termijn kan worden gerealiseerd.
Raad niet-wetgevende besprekingen
= uitwisseling standpunten / aanneming
Het Nederlandse Voorzitterschap heeft het verbeteren van informatie-uitwisseling aan de hand van concrete en meetbare afspraken bovenaan de agenda geplaatst. Dit was kernonderwerp van de informele JBZ-Raad van 25 en 26 januari 2016. Het belang hiervan is nogmaals benadrukt na de aanslagen in Brussel op 22 maart 2016. De Europese Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken hebben op 24 maart in een gezamenlijke verklaring aangegeven dat het essentieel is dat Europese en internationale databases op het gebied van veiligheid, reisbewegingen en migratie systematisch worden gevoed en gebruikt en dat interoperabiliteit van deze databases wordt verbeterd. Bouwend op initiatieven van het Nederlandse EU-Voorzitterschap in het kader van terrorismebestrijding, grensmanagement en rechtshandhaving en aan de hand van de Commissiemededeling «Krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid» is de discussie hierover voortgezet tijdens de JBZ-Raad van 21 april jl.
Om concreet uitvoering te geven aan de verklaring van Ministers, de prioriteit van het kabinet en de wensen van het Nederlandse en Europese Parlement heeft het Voorzitterschap een routekaart opgesteld waarin een coherent kader voor informatie-uitwisseling en informatievoorziening in het EU Justitie en Binnenlandse Zaken domein wordt geboden. De routekaart bevat een groot aantal acties om de informatie-uitwisseling en informatievoorziening op de gebieden migratie, grensmanagement, terrorisme en rechtshandhaving te versterken. Centraal staan hierbij 1) de kwaliteit van informatie, 2) de behoeftes van eindgebruikers zoals politiebeambten, grensbewakers, officieren van justitie en anderen die informatie vergaren, verwerken, delen en opvolgen en 3) het optimaal benutten van bestaande informatiesystemen -en processen. Daarbij zijn het volledig eerbiedigen van gegevensbescherming en andere grondrechten evenals een voortdurende investering in wederzijds vertrouwen op alle niveaus voorwaarden.
De Raad wordt verzocht een politieke verplichting aan te gaan om de acties uit te voeren en zich te committeren aan het systematisch vullen en consistent gebruiken van Europese en internationale informatiesystemen. De afspraken zijn hiermee niet vrijblijvend. Aan de Raad wordt voorgesteld om de uitvoering van de acties te monitoren via het comité operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid (COSI), in samenwerking met de EU Contra Terrorisme Coördinator en de Europese Commissie.
= uitwisseling standpunten
Tijdens deze Raad zal de EU contra-terrorisme coördinator (EU CTC) een presentatie geven over het vullen en gebruik van Europese en internationale databases en informatievoorzieningen. Naar verwachting zal de EU CTC ingaan op de bijdrages van de lidstaten aan deze systemen en knelpunten in de informatie-uitwisseling belichten. Nederland is sterk voorstander van dergelijke monitoring van de kwantiteit en kwaliteit van informatie-uitwisseling en het gebruik van systemen door de lidstaten. Met de Routekaart (agendapunt 12) wordt voorgesteld om structurele monitoring in te stellen. Naar verwachting zal de Raad hiermee instemmen.
Voorts geeft het Nederlandse Voorzitterschap tijdens dit agendapunt een toelichting op de verdere intensivering van de samenwerking tussen EU-veiligheidsdiensten. Ook worden de positieve ontwikkelingen rondom de realisatie van het CTG-platform en -database toegelicht. Zowel de database als het platform bevinden zich op het hoofdkantoor van de AIVD in Zoetermeer. Doel van de intensivering van de samenwerking is het verwerven van een beter zicht op de zogenaamde terroristische strijders en het, waar mogelijk, verijdelen van eventuele aanslagplannen.
= uitwisseling standpunten
Ter implementatie van de Europese Veiligheidsagenda zijn door het Nederlands Voorzitterschap activiteiten benoemd voor de eerste helft 2016. De Raad heeft tijdens de JBZ-Raad van 3-4 maart jl. het overzicht met werkzaamheden gesteund, omdat het een goede basis vormt voor monitoring en coördinatie van de implementatie van de herziene Interne Veiligheidsstrategie van de EU. Het Voorzitterschap zal een stand van zaken geven over de implementatie van de activiteiten die gepland waren. Er is goede vooruitgang geboekt met de implementatie van de herziene interne veiligheidsstrategie.
Het Nederlandse Voorzitterschap heeft prioriteit gegeven aan acties aangaande de ontwikkeling van de routekaart voor de uitwisseling van informatie, de strijd tegen terrorisme, en een geïntegreerde aanpak van georganiseerde misdaad. Hieronder vallen de bestuurlijke aanpak, aanpak van mensenhandel en mensensmokkel, aanpak cyber crime, financieel rechercheren en Europese Forensische Ruimte. Ook de Commissie heeft in de afgelopen maanden een groot aantal wetgevingsvoorstellen en mededelingen gepresenteerd die bijdragen aan de implementatie van de interne veiligheidsstrategie, met name over de slimme grenzen pakket met een voorstel voor een Entry / Exit System (EES), de wijziging van de Schengengrenscode, de European Grens- en Kustwacht, de mededelingen over versterkte informatiesystemen voor grenzen en veiligheid en over de uitvoering van de Europese Veiligheidsagenda.
Het Slowaaks voorzitterschap zal de werkzaamheden omtrent de implementatie van de herziene interne veiligheidsstrategie voortzetten, zoals is afgesproken in het trio-Voorzitterschapsprogramma.
= beleidsdebat
= aanneming concept Raadsconclusies
Het Nederlandse Voorzitterschap zal aan de JBZ-Raad voorstellen voor besluitvorming inbrengen die zijn ontwikkeld na overleg op technisch niveau ten aanzien van een vergroting van de effectiviteit van de bestrijding van het crimineel gebruik van cyberspace. Raadsconclusies over «improving criminal justice in cyberspace» worden ter aanname voorgelegd aan de Justitieministers. Daarnaast wordt een discussienotitie voorgelegd waarin aan de Justitieministers politieke aanwijzingen worden gevraagd over twee thema’s waar voor een goed vervolg meer politieke richting is gewenst. Voorts worden ter aanname Raadsconclusies voorgelegd over de oprichting van een Europees Justitieel Cybercrime Netwerk, ondersteund door Eurojust.
Tijdens de JBZ-raad van 3 en 4 december 2015 zijn de onderwerpen toegang tot elektronisch bewijs en grensoverschrijdende opsporing in cyberspace voor het eerst besproken. Tijdens de informele JBZ-Raad van januari 2016 hebben de Justitieministers hun politieke steun uitgesproken voor het ontwikkelen van actiepunten die een effectievere aanpak van cybercriminaliteit mogelijk maken, waaronder ook alternatieven ten opzichte van traditionele concepten van handhavende rechtsmacht. Na de terroristische aanvallen in Brussel op 22 maart 2016 hebben de JBZ-Ministers gezamenlijk de prioriteit om deze actiepunten op te pakken onderstreept.
Het Nederlands Voorzitterschap heeft onder de titel «Crossing Borders» op 7 en 8 maart 2016 in Amsterdam een expert-conferentie georganiseerd. Mede op basis van de conferentie zijn de raadsconclusies over «improving criminal justice in cyberspace» opgesteld.
De concept raadsconclusies over criminal justice in cyberspace, zien in grote lijnen op:
– het ontwikkelen van een gezamenlijk EU kader voor verzoeken aan private partijen voor het verkrijgen van bepaalde typen data. Hierbij wordt gestreefd naar synergie met de formulieren en instrumenten die binnen de EU voor rechtshulp al eerder zijn ontwikkeld en gangbaar zijn;
– het stroomlijnen en versnellen van de bestaande procedures voor wederzijdse rechtshulp (mutual legal assistance, MLA) en wederzijdse erkenning (mutual recognition) binnen de EU en met derde landen, onder andere door digitalisering van verzoeken en automatische vertaling hiervan, als ook het vergroten van kennis en vaardigheden van hen die in de lidstaten deze verzoeken behandelen;
– het herijken van de afspraken ten aanzien van handhavende rechtsmacht («enforcement jurisdiction») door te bezien welke onderzoekshandelingen onder welke voorwaarden mogen worden ingezet in cyberspace, in de gevallen waarin het huidige kader nog niet voorziet, onder andere wanneer de locatie van elektronisch bewijs of de oorsprong van een cyber aanval (nog) niet bekend of redelijkerwijs niet bekend te maken is.
In de voorbereidende besprekingen in radengroepen en hoogambtelijke comité»s hebben de lidstaten zich voornamelijk constructief uitgelaten ten aanzien van de algemene lijn van de raadsconclusies. Er is veel steun.
In vervolg op de raadsconclusies zal onder regie van de Commissie, in nauwe samenwerking met lidstaten en met andere zowel nationale als Europese instituties, op programmatische wijze uitvoering worden gegeven aan de in de raadsconclusies benoemde actiepunten en realisatieplanning.
Ten behoeve van deze verdere uitwerking worden de Justitieministers in een beleidsdebat gevraagd nadere politieke aanwijzingen te geven over mogelijke aanknopingspunten voor het vestigen van handhavende rechtsmacht anders dan de locatie van elektronische gegevens. Voorbeelden van een ander aanknopingspunt zijn onder andere de zogenoemde «business link», de situatie dat een internet service provider gericht diensten in een land aanbiedt, alsmede de vestigings- en, of verblijfplaats van slachtoffers. De Justitieministers worden verder gevraagd zich uit te spreken over het ontwikkelen van een gedifferentieerde aanpak bij het verkrijgen van gegevens. Het gaat om een onderscheid tussen niet inhoudelijke gegevens (abonnee en verkeersgegevens) en inhoudelijke gegevens (e mail, documenten, foto’s, etc.).
De concept raadsconclusies over een Europees Justitieel Cybercrime Netwerk omvatten het formaliseren van een al eerder gestart en met succes verlopen project waarin illegale handel op online handelsplaatsen werd aangepakt.
= aanneming
Het is vaak niet gemakkelijk voor burgers, bedrijven en juridische professionals om geschillen met een grensoverschrijdende karakter op te lossen, om de juiste informatie te vinden, om gegevens uit te wisselen of elkaar in een juridische context goed te begrijpen. Het Europese e-Justice programma heeft tot doel digitale voorzieningen te ontwikkelen die dit rechtsverkeer faciliteren. De tussenrapportage van het Meerjaren Europees e-Justice Actieplan geeft een overzicht van de voortgang van het programma en is geagendeerd voor aanneming door de Raad. Dit programma heeft brede steun van alle lidstaten, van de Europese Commissie en het Europees Parlement.
Nederland heeft zich de afgelopen jaren actief ingezet om van e-Justice een succes te maken en is heel tevreden over de voortgang die is geboekt. Aansprekende voorbeelden hiervan zijn het e-Codex-project, dat bouwstenen heeft opgeleverd voor veilige en betrouwbare communicatie tussen lidstaten (zie: e-codex.eu), de European Case Law Identifier (ECLI), waarmee het gemakkelijker is geworden om jurisprudentie uit het buitenland te vinden, het gebruik van videoconferentie en het verbinden van insolventieregisters en een zoeksysteem waardoor het gemakkelijk is een advocaat of notaris in het buitenland te vinden. De tussenrapportage biedt een volledig overzicht van de stand van zaken.
Op 19 en 20 mei 2016 heeft Nederland in Amsterdam een e-Justice/e-Codex-conferentie georganiseerd om het succes van e-Justice te vieren.
– (mgl) Hate speech online
= informatie van het Voorzitterschap
De Commissie zal een terugkoppeling geven van de derde Coördinatiebijeenkomst met lidstaten, IT-bedrijven en maatschappelijke organisaties in de context van de Dialoog met IT-bedrijven over online haatspeech, die op 31 mei 2016 plaatsvond in Brussel. De organisatie van deze bijeenkomst volgde op het Jaarlijkse Colloquium over Fundamentele Rechten over het onderwerp tolerantie en respect (voorkomen en bestrijden van antisemitisme en moslimhaat), waar lidstaten concludeerden dat samenwerking met IT-bedrijven noodzakelijk was om haatspeech op internet tegen te gaan en om maatschappelijke tegenspraak te bevorderen. De Commissie zal de JBZ-Raad informeren over een tussen de lidstaten, IT-bedrijven en maatschappelijke organisaties overeengekomen gedragscode voor de bestrijding van online haatspeech.
– EU-VS ministeriële bijeenkomst, Amsterdam, 1–2 juni 2016
= informatie van het Voorzitterschap
Zie onder agendapunt 12.a.
– Werkprogramma inkomend Slowaaks Voorzitterschap
= presentatie Slowakije
Het inkomend Slowaaks Voorzitterschap zal diens programma voor de tweede helft van 2016 toelichten. De inhoud van dat programma is op het moment van aanbieden van deze geannoteerde agenda nog niet bekend.
Het Nederlands Voorzitterschap zal tijdens het lunchoverleg op 9 juni met betrekking tot de rechten van slachtoffers aandacht vragen voor de noodzaak dat schadefondsen in lidstaten en andere organisaties, actief contact met elkaar zoeken en nauw met elkaar samenwerken. Met name na een terroristische aanslag is dat belangrijk. De discussie zal gaan over hoe de samenwerking kan worden verbeterd.
Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen.
Aan de hand van het REFIT-programma tracht de Europese Commissie EU-wetgeving eenvoudiger en goedkoper te maken. Zie hierover nader http://ec.europa.eu/smart-regulation/refit/index_nl.htm.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32317-420.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.