32 317 JBZ-Raad

Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het verslag aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Luxemburg op 7 en 8 oktober 2013.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 7 en 8 oktober 2013 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

Veiligheid en Justitie

Gegevensbescherming: de Raad gaf de volgende richting mee aan de experts in de raadswerkgroep. Er is zeer ruime steun voor het One-stop-shop-beginsel. Een meerderheid van de lidstaten vindt dat op technisch niveau verder moet worden gewerkt aan het model van een «Lead Authority» met exclusieve, maar beperkte bevoegdheden. Dit is om een effectieve toepassing van de verordening te kunnen garanderen. Methodes van nabijheid voor burgers en het betrekken van nationale toezichthouders moeten verder worden uitgewerkt en ten slotte moet op technisch niveau worden gekeken welke bevoegdheden aan de European Data Protection Board (EDPB) moeten worden toegekend om dit gremium een effectieve rol te geven.

Eurovalsemunterij: de Raad bereikt een algemene oriëntatie met betrekking tot het voorstel.

Europees Openbaar Ministerie en Eurojust: er vond een eerste algemene gedachtewisseling plaats op politiek niveau met betrekking tot de verordening ter oprichting van een Europees openbaar ministerie (EOM) en de Eurojustverordening. De discussie concentreerde zich op het EOM. De meeste lidstaten beschouwen oprichting van een EOM als een positieve stap richting versterking van de aanpak van EU-fraude, maar tegelijkertijd werden door hen veel kanttekeningen bij de in de verordening voorgestelde structuur en exclusieve bevoegdheid van het EOM geplaatst. De lidstaten verwelkomden in zijn algemeenheid het voorstel tot versterking van de structuur van Eurojust.

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Vrij verkeer van personen: Het tussentijds verslag van de Commissie geeft met feiten en cijfers aan hoe klein de EU mobiliteit is en ook hoe weinig gebruik van sociale bijstand en sociale zekerheid wordt gemaakt door EU burgers. Tegelijkertijd erkent de Commissie dat de door de lidstaten gesignaleerde problematiek van misbruik en fraude aangepakt moet worden om het draagvlak voor het vrije verkeer van personen te behouden. Er is veel steun van andere lidstaten hiervoor. De Commissie stelt een 5 puntenplan voor en zal in december haar eindverslag presenteren.

Syrië: De Commissie, EASO, Frontex en lidstaten gaven overzicht van de inspanningen met betrekking tot Syrië. De Commissie waarschuwde voor het opdrogen van de EU geldkraan en voor een verdere toename naar 3,5 miljoen vluchtelingen en voor het bereiken/overschrijden van de opvangcapaciteit. Ook verschillende lidstaten gaven aan hun limiet te bereiken. Het aantal toegezegde hervestigingsplaatsen neemt langzaam toe. Een aantal lidstaten gaf aan mogelijk het regionaal beschermingsprogramma te steunen.

Lampedusa: De Raad was unaniem in de afschuw over de tragedie bij Lampedusa. De oproep van Italië tot een brede Taskforce werd breed gesteund. Wat het mandaat en reikwijdte van deze Taskforce zal zijn, was nog onduidelijk, maar de meest genoemde elementen zijn: meer samenwerking met (transit)landen in Middellandse Zee-regio, maar ook met landen van herkomst, een hardere aanpak van mensensmokkel, een versterkte inzet van Frontex, meer zoek- en reddingsacties en snelle in werkingtreding van Eurosur. Het Voorzitterschap concludeerde dat er een brede Taskforce moet komen die een actieplan uitwerkt. Dit onderwerp staat ook op de agenda van de Europese Raad van oktober.

Relocation Forum: De meningen over relocatie liepen uiteen, van voorstanders voor een verplichte vorm tot tegenstanders die er een pull factor in zien. Dit laatste was volgens de Commissie niet bewezen. Relocatie is in de ogen van de Commissie een echt solidariteitsinstrument.

Oostelijk partnerschap

De ministers van de Oostelijk Partnerschap-landen (Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne) gaven informatie aan de ministers van de lidstaten, over de inspanningen op het terrein van de hervormingen van het justitieel apparaat en een overzicht van al tot stand gekomen wetgeving. Er was een sterke wil aan beide zijden om de samenwerking voort te zetten. Ook wisselde men van gedachten over corruptie, de strijd tegen georganiseerde misdaad, cybercrime en migratie en mobiliteit. Op het terrein van immigratie en asiel, werd geconcludeerd dat dergelijke bijeenkomsten een goede gelegenheid zijn om informatie uit te wisselen. De vergadering ging akkoord met de tekst van de Gemeenschappelijke Verklaring.

I. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (Algemene verordening gegevensbescherming)

– oriënterend debat

Het Voorzitterschap gaf een toelichting op het voorliggende document waarin de ministers vier concrete vragen worden gesteld, te weten;

  • 1) Ondersteunen de lidstaten het principe van One-stop-shop om te komen tot een eenvoudige, snelle en consistente toepassing van de verordening?

  • 2) Kiezen de lidstaten ter uitwerking van de One-stop-shop voor model a) inzake een Lead Authority met exclusieve, maar beperkte bevoegdheden, of model b) een systeem van codecisie tussen nationale toezichthouders om tot een besluit te komen.

  • 3) Kunnen lidstaten instemmen met het verder uitwerken op technisch niveau van het nabijheidsbeginsel van burgers en het versterken van de betrokkenheid van de nationale toezichthouders in het besluitvormingsproces.

  • 4) Op welke manier kan de EDPB (Europese Data Protectie Board) worden toegerust om een consistente toepassing van de verordening te garanderen?

Het Voorzitterschap verzocht de Commissie en de lidstaten om duidelijk richting te geven aan het technisch niveau ter uitwerking van deze vragen.

Standpunt van de CIE

De Commissie verzocht de Raad om «spijkers met koppen te slaan» en benadrukte dat dataprotectie een zeer belangrijk onderwerp is voor burgers en bedrijfsleven. Op 21 oktober 2013 zal het Europees Parlement gaan stemmen over het dataprotectie pakket. Het is belangrijk dat de Raad ook een besluit neemt op de Raad van december 2013 en het dossier moet worden afgerond vóórdat het nieuwe Europees Parlement begint, aldus de Commissie. De Commissie wees naar aanleiding van vraag 1) op het voorliggende, zeer belangrijke onderdeel van de verordening, het One-stop-shop beginsel. Burgers moeten daarmee in staat zijn om hun klachten altijd bij hun eigen nationale toezichthouder in te dienen, opdat ze niet naar andere lidstaten moeten reizen om daar hun klacht in te dienen. Eenheid in aanpak is voor de Commissie cruciaal.

In het voorstel krijgen de nationale toezichthouders de bevoegdheid om boetes op te leggen. De toezichthouders worden ook verplicht om samen te werken als in één team richting burgers en bedrijven. De Commissie gaf aan uiteraard ook een spanningsveld te zien tussen een Lead Authority en de nationale toezichthouder, maar daar moet een goede balans in worden gevonden.

Op de overige vragen antwoordde de Commissie als volgt.

Vraag 2) De Commissie steunt model a. De Lead authority moet echter wel voldoende bevoegdheden krijgen om de eigen rol waar te kunnen maken, dus inclusief een sanctiebevoegdheid.

Vraag 3) De Commissie stelde dat het nabijheidbeginsel vereist dat de burgers altijd bij hun eigen nationale toezichthouder een klacht moeten kunnen indienen. De Commissie gaf aan bij diverse lidstaten inspiratie te hebben opgedaan. De rol van de EDPB moet worden versterkt. Het nabijheidsbeginsel moet op technisch niveau uiteraard verder worden uitgewerkt, gaf de Commissie aan.

Vraag 4) De Commissie vroeg zich wel af of de versterking van de EDPB noodzakelijk moet gebeuren door de EDPB rechtspersoonlijkheid te verschaffen. De EDPB moet worden bekleed met adequate bevoegdheden om de rol te kunnen waarmaken.

De lidstaten gaven vervolgens antwoord op de 4 vragen van het Voorzitterschap.

Vraag 1) Ondersteunen de lidstaten het principe van One-stop-shop om te komen tot een eenvoudige, snelle en consistente toepassing van de verordening?

Bijna alle lidstaten, waaronder ook Nederland, gaven expliciet aan dat zij het One-stop-shop mechanisme onderschrijven.

Een paar lidstaten gaven aan nog wel fundamentele vragen te hebben bij het principe en konden er daarom (nog) niet mee instemmen.

Vraag 2) Kiezen de lidstaten ter uitwerking van de one-stop-shop voor model a) inzake een Lead Authority met exclusieve bevoegdheden, maar wel beperkt, of model b) een systeem van co-decisie tussen toezichthouders om tot een besluit te komen?

De meeste lidstaten gaven aan voor model a) te zijn. Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten gaf namens Nederland, met enkele andere lidstaten, specifiek aan te kiezen voor een Lead Authority met niet alleen administratieve bevoegdheden, maar ook corrigerende en sanctionerende bevoegdheden.

Minder lidstaten gaven aan voor model b) te zijn. Zij gaven aan dat dat model meer recht doet aan de onafhankelijkheid van de toezichthouders. Een paar lidstaten gaven aan niet te kunnen instemmen met een systeem dat besluiten oplevert welke rechtsgeldig zijn buiten de eigen landsgrenzen.

Sommige lidstaten gaven aan (ook) te kunnen leven met een combinatie van beide modellen. De beide modellen hoeven elkaar namelijk niet uit te sluiten.

Een lidstaat stelde voor om een derde model nader uit te werken waarin de nationale toezichthouder een advies opstelt voor de Lead Authority en dat laatstgenoemde uiteindelijk een besluit neemt.

Vraag 3) Kunnen lidstaten instemmen met het verder uitwerken op technisch niveau van het nabijheidsbeginsel van burgers en het versterken van de betrokkenheid van de nationale toezichthouders in het besluitvormingsproces?

De minister gaf namens Nederland, samen met veel andere lidstaten, aan dat het nabijheidsbeginsel en de betrokkenheid van hun lokale toezichthouders op technisch niveau nader moeten worden uitgewerkt, in het bijzonder bij het behandelen van een klacht. Een enkele lidstaat benadrukte dat alleen nationale toezichthouders eventuele boetes zouden mogen opleggen.

De minister gaf aan dat Nederland het burgerperspectief van groot belang vindt. Maar ook dat het ideaal om elke burger het recht te geven bij elke willekeurige toezichthouder een klacht in te dienen, praktisch onuitvoerbaar is. De burger moet kiezen. Nederland staat voor een praktische oplossing en pleit daarom voor een doorzendplicht. Dit houdt in: elke nationale toezichthouder kan altijd klachten van zijn burgers in ontvangst nemen, maar zendt deze klacht, al dan niet met een advies van de nationale toezichthouder, door ter behandeling aan de Lead Authority. Over de wijze waarop gaat Nederland graag nog nader de discussie aan, aldus de minister.

Vraag 4) Op welke manier kan de EDPB worden toegerust om een consistente toepassing van de verordening te garanderen?

Veel lidstaten gaven aan het belangrijk te vinden dat de EDPB wordt uitgerust met adequate bevoegdheden om zorg te dragen voor de eenduidige toepassing. Er werd echter ook gewaarschuwd voor het ontstaan van een «Super Agency» en een te grote case load voor de EDPB. Verdere opmerkingen betroffen onder meer: beperking van het toepassingsgebied, dat geen sprake kon zijn van een hiërarchische ondergeschiktheid van de toezichthouders aan de EDPB, en dat de EPDB geen beleidskeuzes moet maken.

De minister gaf aan dat Nederland het toedelen van enkele besluitvormde bevoegdheden aan de EDPB een goede denkrichting vindt. Wel moeten dan enige (juridische) vragen en punten worden geadresseerd, te weten: 1) Zeer beperkte en vastomlijnde bevoegdheid van de EDPB tot het nemen van bindende beslissingen 2) Alléén voor dat takenpakket rechtspersoonlijkheid van de EDPB binnen grenzen van het Unierecht 3) Er moet nader overleg volgen over de aard van de beslissingsbevoegdheden van de EDPB en 4) Er mag geen additionele financiering komen voor de EDPB.

Ook andere lidstaten hebben de nodige zorgen over de EDPB en willen dat de EDPB slechts beperkte (consultatieve) bevoegdheden krijgt en in ieder geval geen rechtspersoonlijkheid.

Weer andere lidstaten gaven expliciet aan dat dit onderwerp voor behandeling door de Raad, eerst verder op technisch niveau moet worden besproken.

Overige relevante opmerkingen

De minister herhaalde nogmaals het voor Nederland zeer belangrijke punt dat het huidige voorstel voor een verordening leidt tot te hoge administratieve lasten en nalevingskosten. Het is voor Nederland van essentieel belang dat daaraan veel wordt gedaan.

De Commissie ziet in de Raad duidelijk veel steun voor het one-stop-shop beginsel. De Commissie spreekt de hoop uit dat de JBZ-Raad van december kan gaan beslissen op dit onderwerp.

Conclusie Voorzitterschap

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad de volgende richtlijnen heeft gegeven voor de raadswerkgroepen: 1) Zeer ruime steun voor het one-stop-shop-beginsel. 2) Een meerderheid van de lidstaten vindt dat op technisch niveau verder moet worden gewerkt aan het model a) te weten een Lead Authority met exclusieve, maar beperkte bevoegdheden. 3) Methodes van nabijheid voor burgers en betrokkenheid van nationale toezichthouders moeten verder worden uitgewerkt en ten slotte 4): Op technisch niveau moet worden gekeken welke bevoegdheden aan de EDPB moet worden toegekend.

2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij

– Eerste lezing – Algemene oriëntatie

De Commissie verwelkomde het feit dat de Raad voortvarend aan dit voorstel, een van de prioriteiten van het Litouwse Voorzitterschap, heeft gewerkt. De Commissie hoopt echter dat de triloog op het punt van minimumstraffen, welke nu niet meer in het voorstel aanwezig zijn, verbetering brengt.

De Raad bereikte een algemene oriëntatie met betrekking tot het voorstel. Een enkele lidstaat gaf nog aan eveneens zeer teleurgesteld te zijn over het ambitieniveau van het voorstel en dat met name de sanctieniveaus te mager zijn. Een andere lidstaat gaf daarentegen aan zeer tevreden te zijn dat de minimumstraffen uit het voorstel zijn geschrapt.

3. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie;

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het EU-agentschap voor justiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

– Eerste lezing – presentatie en oriënterend debat

Commissaris van Justitie Reding lichtte het voorstel toe en gaf aan een «zero tolerance» beleid tegen EU-fraude te bepleiten. De oprichting van het Europees openbaar ministerie (voortaan: EOM) vormt daarvan een essentieel onderdeel. De Commissie heeft volgens haar in het voorstel voor een Europees Openbaar Ministerie aansluiting gezocht bij de nationale systemen in de lidstaten en heeft daarom gekozen voor een gedecentraliseerd en geïntegreerd model, met Europese elementen. Nationale officieren van justitie als gedelegeerde leden van het EOM werken op basis van hoofdzakelijk nationaal recht en brengen hun strafzaken aan bij de nationale rechter. Het centrale niveau bestaat uit de Europese aanklager, bijgestaan door vier plaatsvervangers. De Europees aanklager coördineert de activiteiten van de gedelegeerde leden van het EOM en geeft hen aanwijzingen in de strafzaken die ze behandelen. Hij kan ook zelf strafzaken behandelen. De Commissaris wees verder op de in de verordening opgenomen geharmoniseerde regels van strafvorderlijke aard in het voorstel. Dit betreft een catalogus van onderzoeksbevoegdheden waarover de leden van het EOM dienen te beschikken. De beoordeling over de toepassing ervan in een concrete strafzaak wordt getoetst aan het nationale recht van de desbetreffende lidstaat. De verordening bevat ook bepalingen die strekken tot waarborging van de procedurele rechten van verdachten.

Effectiviteit, onafhankelijkheid en verantwoording zijn voor de Commissie de kernpunten bij de oprichting van een EOM. Het voorstel voorziet volgens de Commissie bovendien in voldoende «checks and balances». Er is toezicht door de Raad en het Europees Parlement bij de benoeming van leden van het EOM en op diens begroting. Ten slotte stipte de Commissie nog het belang van het voorstel over Eurojust aan, dat dient ter versterking van de rol van Eurojust.

Twaalf lidstaten gaven aan zeer positief te staan tegenover de oprichting van het EOM. Het belang van aanpak van EU fraude werd door de ene lidstaat meer dan de andere benadrukt. De andere lidstaten waren minder uitgesproken, maar stonden in beginsel wel positief tegenover een EOM. Zij plaatsten tegelijkertijd veel kanttekeningen van ingrijpende aard bij nogal wat onderdelen van de verordening. Hiermee ontstaat de indruk dat het voorstel zoals het thans is gepresenteerd, niet de eindstreep zal halen. Enkele lidstaten gaven aan dat het voorstel nog onderwerp van discussie is in het nationale parlement. De Minister wees namens Nederland op de terughoudende positie van het Nederlandse parlement met betrekking tot de voorgestelde verordening. Hij vermeldde ook dat de Tweede Kamer het voorliggende voorstel afwijst, en gaf aan dat hij zich nog een standpunt over het EOM voorbehoudt. Verder plaatste hij de kanttekeningen, die hij in het Algemeen Overleg op 3 oktober 2013 in de Tweede Kamer heeft genoemd.

Tot de kanttekeningen van voorstanders behoorde, dat de mogelijkheden van Eurojust nog niet volledig lijken te zijn benut, en dat niet duidelijk was of het EOM in de vorm zoals door de Commissie voorgesteld, voldoende meerwaarde biedt. Enerzijds, werd aangegeven dat in grensoverschrijdende zaken nu knelpunten worden ervaren die alleen door een waarlijk Europees EOM kunnen worden opgelost, maar, anderzijds, werd ook betwijfeld of de mogelijke inspanningen van het nationale OM al volledig zijn benut.

Ook bij het geïntegreerde en gedecentraliseerde model, en in het bijzonder de rol van de Europese aanklager en zijn plaatsvervangers werden veel kanttekeningen geplaatst, zodat duidelijk werd dat de steun daarvoor niet groot is. Daarentegen was er wel steun voor de idee van de koppeling met de nationale systemen. Teneinde het zwaartepunt meer naar het nationale niveau te verleggen, werd gepleit voor een college waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn in plaats van een Europese aanklager met plaatsvervangers. In het college is dan voldoende kennis over het nationale recht van de lidstaten aanwezig en dat zal de effectiviteit van het EOM ten goede komen, aldus de voorstanders van dit model. Over de functie en taken van dat college liepen de meningen echter nogal uiteen.

Een andere kanttekening betrof de onafhankelijkheid van het EOM. De inrichting van het EOM moet zodanig zijn dat onafhankelijkheid van het nationale OM en de Europese instellingen zijn gewaarborgd, maar dat behoefde toch niet te betekenen dat het EOM los zou moet opereren van het nationale OM. Een verband tussen het EOM en het nationale OM werd juist van groot belang geacht.

Ten slotte, werd meermalen gewezen op de grenzen van artikel 86, lid 1, van het VWEU. Een lidstaat sprak expliciet uit dat de bevoegdheid van het EOM scherp moet worden afgebakend tot de delicten van de fraude richtlijn en dat daarbinnen het EOM zich niet met lichte feiten zou moeten gaan bezighouden.

Naast dit voorstel werd ook gewezen op het belang van het werk van Eurojust. Parallelle behandeling van dit voorstel aan het voorstel voor het EOM is belangrijk vanwege het nauwe verband tussen het voorstel voor het EOM en het voorstel voor Eurojust. Tegelijkertijd lijkt het voorstel ter zake het EOM de rol van Eurojust bij de aanpak van EU-fraude uit te sluiten. Het is van belang dat het EOM, Eurojust en OLAF straks goed met elkaar kunnen samenwerken. Er werden voorts twijfels geuit ten aanzien van de timing van het voorstel. De uitkomsten van de lopende evaluatie hadden moeten worden afgewacht. Maar ook werd opgemerkt dat het voorstel ambitieuzer mag zijn, en dat het streven om administratieve taken weg te nemen bij de nationale leden van Eurojust steun verdient. Over dit voorstel is nog veel discussie nodig volgens lidstaten. Zo werden zorgen geuit over de harmonisatie van bevoegdheden van de nationale leden van Eurojust, maar door enkele lidstaten werd die harmonisatie ook toegejuicht.

Met betrekking tot het voorstel voor een Eurojustverordening gaf de Minister aan dat Nederland de versterking van de rol van het Europees Parlement en het nationale parlement kan steunen. Versterking van de structuur van Eurojust is voor Nederland van belang, maar of het voorstel van de Commissie deze ambitie waarmaakt staat voor Nederland nog niet vast. De Minister vroeg aandacht voor de positie van de Raad en sprak zich uit tegen de harmonisatie van de bevoegdheden van de nationale leden van Eurojust.

4. Diversen

– Informatie van het Voorzitterschap over lopende wetgevingsvoorstellen

Richtlijn Europees onderzoeksbevel

Het Voorzitterschap gaf aan dat er nog twee trilogen zijn geagendeerd voor oktober 2013. Er zal een compromis met het Europees Parlement moeten worden gevonden op de bepalingen over de werkingssfeer, rechtsmiddelen en dataprotectie.

Richtlijn confiscatie

Met betrekking tot de richtlijn confiscatie en bevriezing van crimineel vermogen zijn er vier trilogen geweest en vindt een vijfde triloog plaats in oktober 2013. Het Voorzitterschap streeft naar een akkoord in 2013. De artikelen 4 (verruimde confiscatie) en 5 (confiscatie zonder strafrechtelijke veroordeling) behoeven nog aandacht. Het Voorzitterschap wees met name op het belang dat het Europees Parlement hecht aan een ambitieuze bepaling ter zake confiscatie zonder strafrechtelijke veroordeling.

MFK justitie-programma

Al in juni 2012 heeft de Raad een algemene oriëntatie bereikt op hoofdlijnen. Onder Iers Voorzitterschap heeft vervolgens een algemene triloog plaatsgevonden tussen Europees Parlement maar zonder resultaat. De kwestie van de gedelegeerde versus de uitvoeringshandelingen is een obstakel gebleken voor een akkoord. Op 6 september 2013 heeft onder het huidige Voorzitterschap een triloog plaatsgevonden. Een akkoord met het Europees Parlement lijkt dichterbij. Een knelpunt in de triloog blijft wel dat het Europees Parlement de onderdelen Justitie en Binnenlandse Zaken als één pakket wil behandelen. De Raad ziet dit anders. Het Justitie-programma is veel kleiner en werkt met een rechtstreekse sturing. Aan dit onderdeel moet nu voorrang worden gegeven. Het Voorzitterschap vroeg hulp van de lidstaten bij het duidelijk maken van deze inzet richting Europees Parlement.

Raad – niet wetgevende besprekingen

5. Diversen

De Commissie maakte melding van de grote conferentie Assises de la Justice op 22 en 23 november in Brussel. Bedoeling van deze conferentie is om ideeën te genereren over justitiële samenwerking binnen de EU de komende jaren. Hierbij komt onder meer rule of law aan de orde. Bij deze conferentie wordt onder meer ook de rechterlijke macht betrokken. Per 7 oktober zijn verschillende discussiepapers op de website van de Commissie gepubliceerd. De Commissie vroeg de lidstaten om een actieve inbreng tijdens de conferentie.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad – wetgevende besprekingen

6. Diversen – informatie van het Voorzitterschap over lopende wetgevingsvoorstellen

Het Voorzitterschap deelde mede dit agendapunt door te schuiven naar de volgende JBZ-Raad.

Raad – niet wetgevende besprekingen

6. Voorlopige regelingen om Cepol onder te brengen

De Raad nam het politieke besluit om de tijdelijke zetel van het agentschap Cepol (het EU college voor politie onderwijs) toe te kennen aan Hongarije. Vervolgens gaf het Voorzitterschap aan dat nu het proces voor besluitvorming door middel van de gewone wetgevingsprocedure moet worden opgestart.

7. Vraagstukken in verband met het vrije verkeer van personen – Tussentijds verslag van de Commissie

De Commissie presenteerde een tussentijds verslag met feiten en aantallen inzake het vrij verkeer van personen. Aanleiding was de bespreking tijdens de JBZ-Raad van juni 2013. De lidstaten hebben toen toegezegd informatie aan te leveren over de problematiek die zij ondervinden en de Commissie heeft de opdracht gekregen hiervan verslag uit te brengen aan de JBZ-Raad van december 2013 en een tussentijds verslag aan de JBZ-Raad van oktober 2013 uit te brengen.

De Commissie gaf in haar presentatie aan dat het vrij verkeer van personen door 56% van de Europeanen als grootste prestatie van de Europese integratie wordt gezien en dat 67% in dezelfde Eurobarometer aangeeft dat het vrije verkeer een economisch voordeel oplevert voor hun land. De feiten en aantallen zijn gebaseerd op informatie van Eurostat en op de door lidstaten ingediende informatie. In totaal hebben 19 lidstaten, waaronder Nederland, informatie aangeleverd voor het verslag. De Commissie plaatst hierbij een en ander in perspectief: mobiele EU-burgers behelzen 2,8% van het totaal van de EU-bevolking en er is slechts 0,29% mobiliteit tussen de lidstaten per jaar. Uit de door lidstaten geleverde informatie blijkt dat het aantal EU-burgers dat een beroep doet op het sociale bijstandsstelsel laag is vergeleken met de eigen onderdanen of de derdelanders. De meeste EU-burgers werken en dragen juist bij. De Commissie wees vervolgens op de bestaande regelgeving rondom toegang tot het sociale bijstandsstelsel en de mogelijke gevolgen die een beroep hierop kan hebben voor het verblijfsrecht. Vervolgens stelde de Commissie dat misbruik, vrij verkeer verzwakt. Zij is, even sterk als de lidstaten, voorstander van het bestrijden van misbruik. Hierbij wees zij op de bestaande mogelijkheden om het verblijf te beëindigen en eventueel een inreisverbod op te leggen.

De Commissie onderstreepte ook dat ze naar aanleiding van de rapportages van overlast, dakloosheid en belasting van de voorzieningen in gemeenten en steden, dit probleem zeer serieus neemt.

Vervolgens vroeg de Commissie de Raad een actieplan met de volgende 5 concrete acties te ondersteunen zodat de regels van het vrije personenverkeer de juiste balans houden tussen rechten en plichten. Er is geen noodzaak voor nieuwe wetgeving, wel behoefte aan verduidelijking van de huidige.

  • 1. Strijd tegen misbruik en fraude door middel van het Handboek schijnhuwelijken waar door de Commissie en door lidstaten aan wordt gewerkt;

  • 2. Samen met de Commissie en lidstaten een verduidelijking van het begrip «de plaats waar een persoon pleegt te wonen» in Verordening 883/2004;

  • 3. De Commissie stelt voor binnen het nieuwe ESF de prioriteit social inclusion te verhogen naar 20% (van 15%);

  • 4. Uitwisseling van best practices voor nationale uitvoerders van het ESF;

  • 5. De Commissie zal in voorjaar 2014 burgemeesters uitnodigen om uitdagingen te bespreken en best practices uit te wisselen. Daarnaast zal de Commissie een on-line tool ontwikkelen t.b.v. lokale ambtenaren die de vrij verkeer regels moeten toepassen.

Het Voorzitterschap wilde geen brede discussie, de Commissie presenteerde tenslotte pas het tussentijds verslag. Desalniettemin reageerden in totaal 16 ministers. De meeste lidstaten gaven aan dat vrij verkeer van personen een sleutelelement van de gemeenschappelijke markt is en dat de zorgen van de lidstaten en lokale overheden geadresseerd dienen te worden om de steun voor het vrij verkeer van personen te behouden.

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland een groot voorstander is van het vrij verkeer van personen. Niettemin gaat niet alles goed en is het zijn taak – en die van zijn collega-ministers in Nederland, zoals van SZW – om daar op nationaal niveau en in Europees verband op te acteren. Er blijkt nu dat er een bredere coalitie van lidstaten is die dit onderwerp op Europees niveau wil bespreken; meer dan alleen de vier briefschrijvers. Daarnaast blijkt ook dat het erg moeilijk is om de volledige omvang van de problematiek uitputtend in kaart te brengen en is de realiteit soms heftiger dan in cijfers uit te drukken. Vast staat in ieder geval dat er een probleem is. De Staatssecretaris stelde voor het werk dat de Commissie in samenwerking met de lidstaten uitvoert, voort te zetten, inclusief de voorstellen van vandaag en daarbij aandacht te besteden aan verduidelijking en – waar nodig – de bestaande handelingsperspectieven die lidstaten hebben te vergroten en nadrukkelijk ook de uitzetting en verruiming van sancties mee te nemen.

Ten slotte toonde de Raad brede steun voor de maatregelen die door de Commissie zijn voorgesteld. De Commissie gaf aan tijdens de JBZ-Raad in december het eindverslag te presenteren.

8. Syrië: bescherming van vluchtelingen, laatste ontwikkelingen

Het Voorzitterschap leidde de bespreking in en verwees naar de weer verslechterende situatie in Syrië en in de buurlanden. Volgens UNHCR zijn per 1 oktober twee miljoen vluchtelingen geregistreerd, een stijging met een half miljoen sinds juni. Het Voorzitterschap stelde dat lidstaten op de korte termijn moeten blijven doorgaan met het geven van financiële, humanitaire hulp en het verlenen van asiel aan Syrische asielzoekers. Ook wees het Voorzitterschap op het regionale beschermingsprogramma dat voor de (midden)lange termijn is bedoeld en meldde tot slot dat de Commissie op missie is geweest in o.a. Bulgarije om de contingency planning voor een verdere toename van instroom van Syriërs te onderzoeken. De Commissie gaf aan dat een derde van de Syrische bevolking is gevlucht of ontheemd en dit daarmee een van de grootste crises is.

UNHCR voorspelde dat tegen het einde van het jaar mogelijk 3 tot 3,5 miljoen vluchtelingen zich in de buurregio bevinden. De EU en de lidstaten zijn met bijna € 2 miljard veruit de grootste donor, maar het einde van de mogelijkheden voor 2013 komt in zicht. De Commissie wees op het verzoek van de UNHCR om humanitaire toelating van 10.000 en hervestiging van 2.000 Syrische vluchtelingen en noemde de specifieke lidstaten die hier gehoor aan hebben gegeven. Andere lidstaten werden opgeroepen hieraan een voorbeeld te nemen. Als de situatie in Syrië zich richting een protracted refugee situation ontwikkelt, zal meer hervestiging nodig zijn, mogelijk tot 30.000 in 2014. De Commissie steunde het idee van een conferentie hierover. Tot op heden hebben 50.000 Syriërs in de EU asiel gezocht, met name in Duitsland en Zweden. De Commissie prees de enorme inzet van deze twee lidstaten en wees op het grote verschil tussen de aantallen in de EU en de vele malen grotere aantallen die de buurlanden van Syrië opvangen.

Voor het geval de problematiek nog verder verergert en mede in het licht van het gevaar dat de opvangsystemen in bepaalde lidstaten onder te grote druk komen te staan, heeft de Commissie contingency gesprekken gevoerd. In de week voor de Raad is daarom een missie van de Commissie, gesteund door EASO en Frontex en in nauwe samenspraak met UNHCR en IOM, naar Bulgarije, Griekenland en Cyprus geweest. De Commissie gaf hierover een terugkoppeling. De situatie met name in Bulgarije is urgent want de verwachting is dat tot 10.000 personen uit Syrië asiel zullen vragen voor het eind van het jaar hetgeen tot een enorme druk op het opvangsysteem zal leiden en de behandeling van aanvragen zal vertragen. In Griekenland en Cyprus is de situatie niet zo urgent, maar ook daar zijn er zorgen over opvang en behandelcapaciteit.

Daarnaast gaf de Commissie aan tot op heden € 8 miljoen vrijgemaakt te hebben aan noodhulp vanuit het Europees Vluchtelingenfonds, maar dat de bodem nu zichtbaar is. Dergelijke financiële steun moet gekoppeld worden aan een toename van EASO-hulp inclusief behandelteams. De Commissie riep de lidstaten op positief te antwoorden op verzoeken van EASO. Echter, deze mogelijkheden kunnen wellicht niet voldoende blijken als de situatie in Syrië buitengewone inspanningen behoeft. In dit verband noemde de Commissie relocatie en de tijdelijke beschermingsrichtlijn.

EASO gaf aan dat de instroom van Syriërs nu in de top 3 van 15 lidstaten staat. Samen met Frontex en de Commissie bereidt EASO zich op elk scenario voor.

Frontex gaf aan veranderende en dezelfde routes naar EU te zien. Frontex maakt samen met EASO en de Commissie contingency plans.

Denemarken heeft het voortouw bij het uitvoeren van het regionaal beschermingsprogramma (RPP) dat begin 2014 start. Nederland, Verenigde Koninkrijk en mogelijk Zweden doen ook mee en Denemarken vroeg bredere steun van andere lidstaten. Het blijft een bescheiden programma, maar met de ambitie om verschil te maken.

Hierna gaven de lidstaten een korte weergave van de situatie in hun land.

Staatssecretaris Teeven stelde dat Nederland het belangrijk blijft vinden om de bescherming van Syrische vluchtelingen in de regio te versterken en solidariteit te betrachten met de buurlanden van Syrië. Nederland heeft € 59 miljoen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in de regio en aan ontheemden in Syrië. Ook neemt Nederland deel aan het hervestigingsprogramma van de UNHCR voor Syrische vluchtelingen. In totaal zijn er 250 plaatsen voor 2013 en 2014. Nederland riep andere lidstaten ook op een bijdrage te leveren. Daarnaast heeft Nederland een ruimhartig toelatingsbeleid voor Syrische asielzoekers. De afgelopen 12 maanden hebben ongeveer 1300 Syrische asielzoekers asiel gevraagd. Ook voor wat betreft de midden en langere termijn is Nederland bereid te investeren in de verbetering van de situatie van de Syrische vluchtelingen en zal deelnemen aan het regionale beschermingsprogramma, aldus de Staatssecretaris.

Het Voorzitterschap nam nota van alle inspanningen van de EU en de lidstaten en gaf aan dit punt te laten terugkomen in de Raad van december.

9. Lampedusa

Het Voorzitterschap leidde dit punt in met de verwijzing naar het verzoek van Italië om dit punt te agenderen en sprak zijn medeleven uit met de families van de slachtoffers en uit zijn solidariteit met Italië. De Italiaanse minister meldde dat de hulpoperatie nog steeds voortduurt; er zijn op het moment van vergaderen 232 doden geborgen en er zijn 150 personen gered. Italië dankte de Commissie en de lidstaten voor de steun en meldde dat de Voorzitter van de Europese Commissie samen met Commissaris Malmström de volgende dag Lampedusa zal bezoeken.

De Commissie bevestigde haar bezoek aan Lampedusa en gaf aan dat dit geen Italiaans, maar een Europees probleem is en dat meer inzet nodig is.

Frontex stelde dat de migratiedruk op dit moment groter is dan tijdens de Arabische Lente in 2011 en er bovendien nu meer gecompliceerde situaties in meer gebieden zijn. Frontex doet wat het kan met de bestaande middelen. Frontex gaf aan versterking van de praktische samenwerking in de MZ regio tussen verschillende kustwachten in het European Patrol Netwerk noodzakelijk te achten.

Hierna wisselden de ministers van gedachten over dit onderwerp, waarbij zich consensus aftekende over een op te richten taskforce.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de samenwerking met derde landen van transit en herkomst dient te worden geïntensiveerd, dat de inzet van Frontex in de Middellandse Zee-regio vergroot moet worden en dat dit ook geldt voor de strijd tegen de georganiseerde mensensmokkelaars. Daarna gaf het Voorzitterschap aan dat besloten is om een taskforce op te zetten die zich erop zal richten om zo snel mogelijk praktische maatregelen en instrumenten te identificeren die de EU al ter beschikking staan en die gebruikt zouden moeten worden in dergelijke situaties.

10. Eerste «Annual Relocation Forum», 25 September 2013

– Informatie van de Commissie

De Commissie deed kort verslag van het eerste relocatieforum van 25 september 2013 waarin van gedachten is gewisseld tussen lidstaten, de Commissie, EASO en UNHCR. De meningen over relocatie lopen uiteen, van voorstanders voor een verplichte vorm tot tegenstanders die er een pull factor in zien. Dit laatste is volgens de Commissie niet bewezen. Relocatie is in de ogen van de Commissie een echt solidariteitsinstrument.

De ervaringen van de EUREMA I en II pilotprojecten zijn ook besproken alsmede de mogelijkheid om bij het nieuwe AMF fonds van te voren aan te geven hoeveel plaatsen voor relocatie lidstaten zouden willen reserveren (pledgen). De Commissie deed een dringend beroep, met name aan lidstaten die weinig asielzoekers opvangen, om ruimhartig te pledgen.

EASO meldde dat de (enige) rechtsgrondslag voor relocatie in de EASO verordening staat. Deze beperkt zich tot relocatie van erkende vluchtelingen, dus na doorlopen van een asielprocedure. Relocatie is iets geheel anders dan hervestiging en relocatie geschiedt alleen op (dubbele) vrijwillige basis.

11. Capaciteit voor civiele GVDB-missies

Hoge Vertegenwoordiger Ashton gaf een korte toelichting op de civiele missies die de EDEO ontplooit. Tweeduizend mensen zijn hierbij betrokken, vooral uit de ministeries van justitie en binnenlandse zaken (bijvoorbeeld 231 juridische experts, 171 grensbeambten). Het meest bekend is de EULEX missie in Kosovo. De missies zijn vooral gericht op capaciteitsopbouw op het terrein van justitie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Vergt specifieke expertise en op dit punt komen er tekorten, bijvoorbeeld voor politiemensen in Kosovo, gaf mevrouw Ashton aan. Daarbij komen ook nog kosten voor veiligheid van deze mensen, dit betrof 40 miljoen euro vorig jaar. Deze kosten zullen nog toenemen bij verdere inzet in risicogebieden. Hier moet aandacht voor zijn bij de inzet.

De Hoge Vertegenwoordiger wees ten slotte op het belang van exit-strategieën. Hiervoor is meer aandacht nodig.

Door een lidstaat werd aangegeven dat het onderwerp «civil crisis management» ook thuishoort op de ER van december en dat JBZ-actoren beter moeten worden geraadpleegd bij voorbereiding van missies.

12. Diversen

– Resultaat van de informele bijeenkomst van de ministers van Binnenlandse Zaken van de Schengenlanden met landbuitengrenzen

– Informatie van Finland

Er werd kort verslag gedaan van de verklaring die is aangenomen door de ministers van Binnelandse Zaken van Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Slowakije, waarin een Ministerieel Forum is opgericht van lidstaten in de Schengenzone die een landbuitengrens hebben. Daarbij zijn onder meer onderwerpen als visumliberalisatie besproken.

– Grieks nationaal actieplan inzake asiel en migratie

– Informatie van Griekenland

Griekenland deed verslag van de stand van zaken van de uitvoering van het Griekse actieplan. De Commissie gaf aan vooruitgang te zien.

III. Oostelijk Partnerschap (OP)

Justitie-deel

Hervorming van het justitieel systeem

De Litouws Voorzitterschap van de EU (tevens Voorzitter voor deze bijeenkomst) onderstreepte dat samenwerking met de OP-landen op het terrein van justitie en binnenlandse zaken een absolute prioriteit is. De samenwerking tussen de EU en de OP-landen draagt bij aan de veiligheid van onze burgers.

Namens de Commissie wees Commissaris Reding op het belang van de Rule of Law en een onafhankelijk en efficiënt justitieel systeem. Om de doelstellingen van een onafhankelijk en efficiënt systeem te bereiken is het noodzakelijk een duidelijke strategie, aangevuld met een actieplan op te stellen. De meeste OP-landen zijn gestart met deze hervormingen. De Commissie verzekerde de OP-landen van steun in de vorm van expertise en ook op financieel terrein. Commissaris Reding wees in dit verband onder meer op het Justice Scoreboard waarmee alle lidstaten worden bekeken op efficiency.

De OP-landen gaven overzichten van de tot stand gekomen relevante wetgeving, onder meer op het terrein van selectie en onafhankelijkheid van magistraten, preventie van discriminatie, mandaat van de Ombudsman, hervorming van het strafrechtelijk systeem, inclusief de digitalisering van de diensten, het ontwikkelen van rechten voor slachtoffers gebaseerd op EU-standaarden en het jeugdrecht, procedures voor toewijzing van zaken en kortere doorlooptijden, overdracht van bevoegdheden van het Ministerie van Justitie naar de rechters, speciaal systeem voor gerechtsdeurwaarders, verbetering van het penitentiair systeem.

Een aantal EU lidstaten onderstreepte het belang van een onafhankelijk justitieel systeem en de Rule of Law. Er werd waardering uitgesproken voor de inspanningen die door de OP-landen worden ondernomen.

Justitiële samenwerking

Lidstaten maakten melding van onder meer regionale samenwerking in civiele en commerciële aangelegenheden.

Het Voorzitterschap concludeerde dat justitiële samenwerking gebaseerd moet zijn op wederzijds vertrouwen, waarbij mensenrechten en democratie belangrijke elementen zijn. Toetreding tot de relevante verdragen van de Raad van Europa is hierbij essentieel.

Recente ontwikkelingen m.b.t. dataprotectie en drugs

De concept Verordening en Richtlijn voor het EU dataprotectieregime alsook de recent uitgekomen concept Verordening over nieuwe psychotrope stoffen kunnen een bron van inspiratie vormen voor de OP-landen bij het ontwikkelen van wetgeving op die terreinen, aldus de Commissie.

De Secretaris-Generaal (SG) van de Raad van Europa deelde mee dat nu 54 staten partij zijn bij het Data Protectie Verdrag. Er zijn plannen om dit Verdrag te gaan moderniseren en aan te passen aan het digitale tijdperk. Naar verwachting beginnen de voorbereidingen in november 2013.

De SG wees ook op de werkzaamheden met betrekking tot drugs in de Pompidou group. Deze groep heeft als prioriteit landen te assisteren bij het opstellen van een nationale drug strategie en actie plan.

Een tweetal OP-landen meldde dat hun (nieuwe) dataprotectiewetgeving in overeenstemming is met de bepalingen van het Data Protectie Verdrag en EU-regelgeving.

Het Voorzitterschap concludeerde dat alle deelnemers voorstander zijn van samenwerking teneinde een veilige, justitiële ruimte op te bouwen. Het uitwisselen van ideeën verbetert het inzicht in elkaars systemen en inspanningen. Dit leidt tot betere samenwerking en het opbouwen van vertrouwen. Het justitie deel van de Gemeenschappelijke Verklaring werd door de Ministers goedgekeurd. De daarin neergelegde uitkomsten worden betrokken bij de uitkomsten van de aanstaande Top in Vilnius en worden meegenomen in richtsnoeren voor toekomstige samenwerking.

Binnenlandse Zaken-deel

Commissaris Malmström trad dit deel van de vergadering als medevoorzitter op. Voor het Litouws Voorzitterschap is versterking van de samenwerking met de OP-landen op het JBZ-terrein een prioriteit. Commissaris Malmström gaf aan van mening te zijn dat deze eerste gemeenschappelijke vergadering aantoont dat de samenwerking is versterkt. Zij benoemde kort de inspanningen op het terrein van migratie en mobiliteit en corruptie. Er wordt voortgang geboekt bij de onderhandelingen over de terug- en overname overeenkomsten en de visafacilitatie. Dit zijn voor de Commissie de belangrijkste thema’s voor de toekomst.

Bestrijding van corruptie

Commissaris Malmström noemde in vogelvlucht de EU inspanningen op het terrein van de aanpak van corruptie, en de werkzaamheden van de gezamenlijke panels. Voor de overeenkomsten inzake terug- en overname en visafacilitatie is (de aanpak van) corruptie een belangrijk onderwerp. Voor zowel de EU-lidstaten als de OP-landen is implementatie van regelgeving op dit punt de uitdaging.

Een enkel OP-land gaf aan dat de bestrijding van corruptie een prioriteit is en dat het daartoe in 2010 een strategie heeft vastgesteld.

Het Voorzitterschap stelde vast dat de samenwerking en de werkzaamheden in de panels inzake corruptie, en in het kader van de Raad van Europa, voortgezet moet worden.

Bestrijding georganiseerde misdaad

Het Voorzitterschap gaf informatie over de EU-beleidscyclus zware en georganiseerde criminaliteit. Op basis van SOCTA zijn negen prioriteiten voor de periode 2014–2017 vastgesteld. Het Voorzitterschap gaf aan van mening te zijn dat samenwerking met de OP-landen gebaseerd moet zijn op wederkerigheid en dat de nu bestaande bilaterale samenwerking verlegd moet worden naar multilaterale samenwerking.

De Commissie vulde aan door de procedure van de totstandkoming van de meerjarige strategische plannen en operationele actieplannen uit te leggen. Commissaris Malmström nodigde de OP-landen uit om te overwegen de EU-prioriteiten ook in hun nationale planning op te nemen. Ze noemde tot slot de onderhandelingen over de Europolverordening en wees met name op bepalingen over de samenwerking met 3de landen.

De OP-landen lichtten hun nationale planning, initiatieven en invoering van nieuwe wetgeving, toe. Een enkel OP-land deelde nadrukkelijk mede de gekozen EU-prioriteiten te ondersteunen. Ook de stand van zaken inzake de onderhandelingen van OP-landen over de samenwerking met Europol kwam aan bod. Een OP-land gaf aan dat het aannemen van wetgeving één ding is maar dat de knelpunten vaak liggen in de implementatie. Hierbij wordt door de Raad van Europa veel steun gegeven.

Een aantal lidstaten gaf aan het belang van versterking van de samenwerking te steunen. In de EU-beleidscyclus is samenwerking met derde landen een belangrijke component die hopelijk goed tot uitdrukking komt in de op te stellen operationele actieplannen. Er werd geopperd na te denken over een gemeenschappelijke bijeenkomst voor COSI – OP-landen om dit aspect aan de orde te stellen en gemeenschappelijke prioriteiten vast te stellen voor uitwerking in de operationele actieplannen.

Het Voorzitterschap concludeerde dat betere en snelle informatie-uitwisseling zeer belangrijk is bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en ook dat dreigingen snel moeten worden geïdentificeerd. Hij onderstreepte het belang van bijdragen door OP-landen aan SOCTA. Hun bijdragen leiden namelijk tot een adequatere opstelling van de dreigingsanalyse.

Cybercrime

Het Voorzitterschap merkte op dat de aandacht voor cyber toeneemt en dat bestrijding van cybercrime efficiënte internationale samenwerking vereist, ook met de OP-landen.

Commissaris Malmström gaf aan van mening te zijn dat de Boedapest Conventie een goede basis vormt voor het opstellen van nationale wetgeving. Het recent ingestelde cybercrime centre (EC3) bij Europol moet in de toekomst een coördinerende en ondersteunende rol spelen voor de lidstaten, maar ook voor de samenwerking tussen de lidstaten en derde landen. Ze wees op het toekomstige Interne Veiligheidsfonds waaruit projecten op het terrein van cybercrime gefinancierd kunnen worden. Ook onderstreepte de Commissaris het belang en de effectiviteit van de Global Alliance tegen seksueel kindermisbruik, waar gesproken wordt over samenwerking en een gezamenlijke aanpak.

De meeste OP-landen gaven aan een actieve agenda te hebben op dit onderwerp. Een enkel OP-land bevindt zich nog in een verkennend stadium, andere OP-landen zijn gestart met wetgeving op het gebied van kinderpornografie, of hebben dergelijke wetgeving net aangenomen. Vanuit de OP-landen werd ook het belang van de samenwerking in de Global onderstreept.

De Staatssecretaris gaf aan dat cybercrime voor Nederland een belangrijke prioriteit is. Nederland ondersteunt de analyse van Europol, die erin bestaat dat de aanpak van cybercrime het best geschiedt door het nemen van preventieve maatregelen in combinatie met een reactieve strafrechtelijke aanpak. Nederland is voorstander van een integrale aanpak, een publiek-private samenwerking en kennisdeling in de EU en in internationaal verband. Aan een wereldverdrag over cybercrime is wat Nederland betreft geen behoefte. Nederland heeft er wel behoefte aan om de Boedapest Conventie aan te vullen op het gebied van grensoverschrijdende opsporing.

Het Voorzitterschap concludeerde dat veel activiteiten plaatsvinden, ook in de OP-landen en dat continue ondersteuning wenselijk is. Alle aanwezigen onderstreepten het belang van samenwerking met Europol en EC3, en aansluiting bij de Global Alliance.

Migratie en mobiliteit

De Commissie benadrukte het belang van het Panel over Migratie en Asiel waar onder meer wordt gesproken over opvang en integratie van vluchtelingen, alsmede over terugkeer. Vervolgens gaf de Commissie een overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen over de terug- en overnameovereenkomsten en visafacilitatie- overeenkomsten en noemde Moldavië en Georgië als landen waar veel voortgang wordt geboekt. De inspanningen van deze landen ziet de Commissie als de succesfactor.

FRONTEX uitte tevredenheid over de samenwerking met de OP-landen met betrekking tot de versterking van de gemeenschappelijke grenzen en deelde mee dat zogeheten «working arrangements» zijn getekend met alle OP-landen en dat de afspraken met betrekking tot de implementatie nu worden uitgewerkt.

Een aantal landen gaf kort aan welke inspanningen zij momenteel leveren.

Een aantal lidstaten sprak vervolgens waardering uit voor de voortgang die geboekt wordt op dit dossier. Ook werd er in dit verband gewezen op het feit dat er geen automatisme bestaat om naar een volgende fase te gaan.

De Commissie gaf aan de voortgang van de samenwerking te steunen, waaronder ten aanzien van de implementatie van de overeenkomsten, regelgeving voor legale migratie en het voorkomen van illegale immigratie en mensenhandel.

Het Voorzitterschap concludeerde dat dergelijke bijeenkomsten een goede gelegenheid zijn om informatie uit te wisselen. Ook stelde het vast dat deze eerste JBZ-ministers bijeenkomst een positieve stap is die ook input kan bieden voor de Ministeriële Top voorzien voor november 2013. Het sprak de hoop uit dat dergelijke bijeenkomsten met enige regelmaat zullen plaatsvinden en dat inkomende voorzitterschappen dit op hun agenda plaatsen. Tot slot concludeerde het Voorzitterschap dat de Gemeenschappelijke Verklaring is aangenomen.

Naar boven