32 317 JBZ-Raad

Nr. 168 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2013

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 7 en 8 maart 2013.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 7 en 8 maart 2013 te Brussel

Belangrijkste resultaten

Immigratie en Asiel

Roemenië/Bulgarije-Schengen

Het Voorzitterschap concludeerde dat er op dit moment geen basis is voor een besluit over volledige of partiële toepassing van het Schengenacquis op Roemenië en Bulgarije. Het punt zal later dit jaar terugkomen op de agenda met de bedoeling om de twee fasen benadering verder te verkennen.

Pakket Slimme Grenzen (Smart borders)

Commissaris Malmström gaf een presentatie van het pakket slimme grenzen, bestaande uit een voorstel voor een verordening voor een programma voor geregistreerde reizigers (RTP), een voorstel voor een verordening voor een in- en uitreissysteem (EES) en een voorstel voor wijziging van de Schengengrenscode. Lidstaten ontvangen de voorstellen over het algemeen positief. Kritische kanttekeningen zijn dat het voorstel voor EES pas na drie jaar voorziet in het opnemen van biometrische gegevens. Daarnaast gaf een aantal lidstaten aan dat het van belang is dat handhavingsdiensten ook toegang hebben tot de gegevens in de databanken. Lidstaten gaven verder aan te zullen letten op aspecten rond gegevensbescherming en de hoge kosten van de systemen.

Diverse wetgevingsvoorstellen

Het Voorzitterschap lichtte de voortgang van de onderhandelingen voor diverse wetgevingsvoorstellen toe en van het mobiliteitspartnerschap met Marokko.

Veiligheid en Justitie

SIS II

De datum voor de overgang naar SIS II, 9 april 2013, werd door de JBZ Raad met unanimiteit en 1 onthouding, aangenomen.

Gegevensbescherming

Een grote meerderheid van de lidstaten steunde het uitgangspunt dat de op te leggen verplichtingen moeten worden gekoppeld aan de risico’s van een bepaalde gegevensverwerking.

Het Voorzitterschap trok de volgende conclusies:

  • 1) Een meerderheid van de lidstaten is voor de verplichting om bij een hoog risico vooraf de nationale toezichthouder te consulteren over een bepaalde gegevensverwerking. Dit wel in samenhang met eventuele versoepelingen inzake de verplichtingen van een verantwoordelijke.

  • 2) Een optionele verplichting voor het aanstellen van een Data Protection Officer (DPO) kreeg de steun van een meerderheid van lidstaten, mits in samenhang met een eventuele versoepeling van verplichtingen voor de verantwoordelijke.

  • 3) Er is veel steun van de lidstaten voor gedragscodes en certificering. Gevraagd is tevens om te zoeken naar stimuli om dergelijke instrumenten toe te passen.

  • 4) Er is brede steun bij de lidstaten voor het verder uitwerken van criteria voor de risicobenadering.

  • 5) Er is tevens brede steun voor het verder verkennen van pseudonieme gegevensverwerking. Dergelijke gegevensverwerking kan, ook in het kader van «Justice for growth», mogelijk een goede balans zijn tussen de grondrechten en een vrij verkeer van informatie.

  • 6) De lidstaten gaven zeer brede steun aan de behoefte aan flexibiliteit voor de publieke sector. In dit kader zal onder meer artikel 6 van de verordening verder worden bestudeerd.

I. Gemengd Comité

1. SIS II

Het Voorzitterschap gaf aan dat het succesvolle einde van een lang en moeizaam proces in zicht is en dankte de lidstaten voor hun inzet. Eén lidstaat gaf aan zich van stemming te onthouden, vanwege twijfels bij die lidstaat over de «levensvatbaarheid» van SIS II.

Commissaris Malmström gaf aan dat SIS II eind maart volledig gereed is, maar vanwege Pasen is gekozen voor het opschuiven van de inwerkingtreding naar 9 april 2013.

Met unanimiteit is de datum van inwerkingtreding aangenomen.

2. Ontwerpbesluit van de Raad betreffende het kader voor de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en in Roemenië

Het Voorzitterschap gaf aan het begin van de discussie al aan dat er geen sprake is van de benodigde unanimiteit om tijdens deze Raad een besluit te kunnen nemen over de toepassing van het Schengenacquis op Roemenië en Bulgarije. Het Voorzitterschap had een compromisbesluit voorbereid om de personencontroles aan de zee- en luchtgrenzen af te schaffen, maar daarvoor is niet de benodigde steun. Wel is gesproken over de stand van zaken van het dossier en over hoe dit dossier de komende periode aangepakt zal worden.

Zowel de Roemeense als de Bulgaarse minister stelden dat beide landen veel hebben geïnvesteerd om de grensbewaking te verbeteren en zodoende te voldoen aan de vereisten om tot de Schengenzone te kunnen toetreden. Al in juni 2011 werd door de Raad geconstateerd dat Roemenië en Bulgarije aan de technische voorwaarden voldoen, maar toch zijn de binnengrenscontroles met beide landen nog niet opgeheven. Beide ministers verwoordden hun teleurstelling hierover, en stelden een duidelijk perspectief te willen hebben waar naar toe gewerkt kan worden op basis van het compromisvoorstel van een twee fasen benadering.

Enkele lidstaten gaven aan dat, hoewel Roemenië en Bulgarije vooruitgang hebben geboekt, de CVM rapporten nog tekortkomingen laten zien. Bovendien moet er breder worden gekeken dan alleen naar de technische criteria voor toetreding tot de Schengenzone. Daarom kan er tijdens deze Raad geen besluit worden genomen.

Enkele andere lidstaten zijn wel voorstander van het compromis van toetreding in twee fasen, en wat hen betreft kan er zo spoedig mogelijk worden besloten tot opheffing van de controles aan de zee- en luchtgrenzen met Roemenië en Bulgarije, aangezien beide landen volgens hen aan de technische criteria hebben voldaan. Andere lidstaten gaan nog een stap verder door te stellen dat ze al zouden kunnen instemmen met volledige toepassing van het Schengenacquis op Bulgarije en Roemenië tot Schengen, aangezien zij aan alle voorwaarden voldoen.

Namens Nederland gaf staatssecretaris Teeven aan de inspanningen van zowel Bulgarije als Roemenië te waarderen. Er is duidelijk vooruitgang geboekt bij de CVM-hervormingen. Ook is duidelijk dat nog veel werk te verzetten blijft. Op basis van het laatste CVM-rapport over Roemenië en de mondelinge presentatie over de voortgang van de hervormingen in Bulgarije, vindt Nederland het verstandig om tijdens deze Raad nog geen besluit te nemen en de volgende CVM-rapporten van december 2013 af te wachten. De staatssecretaris gaf aan er waarde aan te hechten om te bevestigen dat de onderlinge samenwerking met beide landen in de afgelopen tijd erg goed is geweest, en de discussie over Schengen heeft hier geen negatieve invloed op gehad. Op basis van de volgende CVM-rapporten zal Nederland bezien of de hervormingen voldoende duurzaam en onomkeerbaar zijn.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er geen besluit genomen kon worden, en dat de Raad eind 2013 terug zal komen op dit onderwerp om de mogelijkheden verder te verkennen op basis van de twee fasen benadering.

3. Slimme grenzen

Het Voorzitterschap verwelkomde het pakket dat een week eerder door Commissie is gepresenteerd. Deze voorstellen borduren voort op eerdere conclusies van de Europese Raad uit juni 2011 en de Commissiemededeling uit oktober 2011. Met de slimme grenzen voorstellen kunnen reizigers op soepele wijze de grens passeren, terwijl de veiligheid wordt gegarandeerd.

Commissaris Malmström stelde dat het pakket tot doel heeft om de Schengenruimte te versterken door derdelanders die de EU willen bezoeken te faciliteren met een programma voor geregistreerde reizigers (RTP), terwijl de veiligheid wordt verbeterd met een in- en uitreissysteem (EES). De Schengenruimte kent 18 000 grensovergangen en de Commissie verwacht dat het aantal reizigers naar de Schengenruimte zal zijn verdubbeld in 2030. Het proces van grenspassage moet daarom efficiënter en soepeler gaan verlopen zodat er geen lange rijen zullen ontstaan. Met het RTSP kunnen derdelanders die vooraf gescreend zijn met een snelle en enkele check de grens passeren, als aan alle voorwaarden is voldaan. Deelname door derdelanders gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het EES moet de grenscontrole veiliger maken. Met dit systeem wordt de stempelplicht vervangen door een elektronische registratieprocedure. Voor het eerst ontstaat er hiermee een «real time» beeld van welke derdelanders er aanwezig zijn in de Schengenruimte, en om personen te identificeren die legaal zijn ingereisd, maar niet tijdig zijn uitgereisd en geen reisdocumenten bij zich dragen. Het EES zal een waarschuwing uit doen gaan wanneer een reiziger niet tijdig is uitgereisd. Na een periode van drie jaar zal het systeem worden uitgebreid met biometrische gegevens van reizigers. Deze gegevens zullen zes maanden worden bewaard en vijf jaar in het geval dat iemand niet tijdig uitreist. De Commissie bevestigt dat de geldende regels voor de bescherming van persoonsgegevens hierop van toepassing zullen zijn, en realiseert zich dat bij dit project de lessen die geleerd zijn in andere grote IT-trajecten zoals SIS II en VIS, moeten worden meegenomen. Het IT-agentschap zal verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van het systeem. In het meerjarig financieel kader is voorzien in financiering van de ontwikkeling van het centrale en decentrale deel van het systeem, evenals voor de kosten van de eerste vier jaar onderhoud.

Veel lidstaten gaven aan blij te zijn dat de voorstellen zijn uitgebracht. Het merendeel van de interveniërende lidstaten gaf aan er veel belang te hechten dat het EES systeem vanaf het begin wordt uitgebreid met biometrische gegevens van reizigers, en dat handhavingsdiensten toegang krijgen tot het systeem. Ook werd door verschillende lidstaten aandacht gevraagd voor het kostenaspect. De systemen moeten zo efficiënt mogelijk worden ingericht, er moet een betere inschatting komen van de kosten, en de toegevoegde waarde moet duidelijk worden gemaakt met een goede kosten/baten analyse. In dit kader werd ook gerefereerd aan SIS II, waarvan de kosten in het begin danig zijn onderschat. Enkele lidstaten gaven aan dat de Europese fondsen die voor het systeem worden aangewend, volledig kostendekkend moeten zijn. Verder vroegen enkele lidstaten aandacht voor borging van gegevensbescherming, en voor het vermijden van onnodige administratieve rompslomp.

Staatssecretaris Teeven dankte de Commissie voor het buitengewoon degelijke werk dat is geleverd. Nederland heeft steeds met grote belangstelling uitgekeken naar de voorstellen, die van groot belang zijn voor de modernisering van het grensbeheer. Nederland vindt dat er een goede balans moet zijn tussen het veiligheidsbelang en het economisch belang van een vlotte en klantgerichte afhandeling van passagiersstromen. Mobiliteitsbevordering en bestrijding van illegale immigratie zijn voor Nederland belangrijke doelen van de voorstellen. Nederland acht het van belang dat beide voorstellen een zo beperkt mogelijke inbreuk maken op rechten, zoals dat op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Ten slotte wil Nederland niet dat de systemen leiden tot onnodige administratieve lasten voor de reiziger of de overheid.

Commissaris Malmström gaf aan dat de Commissie de lessen van SIS II heeft geleerd. De toegang door handhavingsdiensten moet worden bezien in het kader van gegevensbescherming. Het gaat om erg veel data, gebruik daarvan moet proportioneel zijn en daarom is het verstandig om de eerste twee jaar te gebruiken om ervaring op te doen, waarna een evaluatie kan plaatsvinden. Dat biometrie pas na drie jaar wordt opgenomen is onder andere op verzoek van enkele lidstaten, die aangaven dat een transitieperiode nodig is om alles op orde te krijgen. De kosten moeten worden afgezet tegenover de besparingen, waarvan er veel kunnen worden gerealiseerd. De Commissie heeft daar goed naar gekeken. Bovendien is in het nieuwe Interne Veiligheidsfonds voorzien in financiering van zowel de ontwikkelkosten als de onderhoudskosten gedurende de eerste vier jaar.

4. Diversen – informatie van het Voorzitterschap over lopende wetgevingsvoorstellen

Verordening 539/2001 inzake opschortingsmechanisme

Het Voorzitterschap gaf aan dat er naar een oplossing wordt gezocht om uit de impasse te komen waarin de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement (EP) zijn beland. Er zijn verschillende varianten voor het opschortingsmechanisme en het reciprociteitsmechanisme bedacht, maar het is moeilijk om een oplossing te vinden die acceptabel is voor alle lidstaten en voor het EP. Het Voorzitterschap gaf aan te verwachten dat de LIBE-commissie van het EP op korte termijn een standpunt zal aannemen. Het Voorzitterschap zet er nog altijd op in om een akkoord te bereiken in eerste lezing, maar daarvoor is meer flexibiliteit nodig.

Eurosur

Het Voorzitterschap deelde mede dat het actief is in onderhandeling met het EP. De laatste triloog heeft op 26 februari 2013 plaatsgevonden en er is substantiële voortgang geboekt. Het Voorzitterschap heeft er vertrouwen in dat in de komende maanden een akkoord zal worden bereikt, zodat Eurosur voor het einde van 2013 operationeel kan worden.

Technische wijziging Schengengrenscode

Het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper) heeft op 19 december 2012 ingestemd met het compromis tussen Raad en EP. Het EP zal de verordening pas definitief aannemen als er een oplossing is gevonden in het dossier Schengenbestuur.

Schengenbestuur: Schengenevaluatiemechanisme en wijziging Schengengrenscode inzake tijdelijke herinvoering binnengrenscontroles

Er zijn nog verschillende openstaande punten. De juridische diensten van de Raad, de Commissie en het EP hebben een eerste samenkomst gehad waar is gesproken over een voorstel voor een overbruggingsclausule. Als hier een oplossing voor is gevonden zal het dossier opnieuw worden besproken in de Raad. Het Voorzitterschap gaf aan mogelijkheden te zien om de onderhandelingen succesvol af te sluiten, maar het onderwerp ligt uiterst gevoelig.

Meerjarig Financieel Kader

Het Voorzitterschap meldde dat er eind 2012 een gedeeltelijke algemene oriëntatie is bereikt op de horizontale verordening (met algemene bepalingen voor de JBZ-programma’s) en het Interne Veiligheidsfonds. Het Voorzitterschap wacht nog op de Commissie voor meer informatie over de nadere invulling van de bedragen en informatie over de manier waarop zal worden voort gegaan.

Enkele lidstaten gaven aan – ondanks de gedeeltelijke algemene oriëntatie – niet met de huidige tekst van het Interne Veiligheidsfonds (onderdeel politiesamenwerking) te willen instemmen, omdat er in de verordening alleen rekening wordt gehouden met zee- en luchthavens en niet met passagiers- en goederenstromen over de landgrenzen. Bedreigingen komen volgens hen van alle kanten, niet alleen van zee. Alle grensovergangen zouden daarom moeten meetellen.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad – wetgevende besprekingen

5. Diversen – informatie van het Voorzitterschap over lopende wetgevingsvoorstellen

Gemeenschappelijk Europees asielstelsel

Het Voorzitterschap meldde dat het zich richt op voortgang in de besluitvorming met betrekking tot de richtlijn asielprocedures en de Eurodac-verordening in de onderhandelingen met het EP. Dit zal in dit stadium een kwestie zijn van geven en nemen, en het Voorzitterschap roept lidstaten op tot enige flexibiliteit. Het Voorzitterschap zal lidstaten op korte termijn consulteren.

Richtlijnen ICT en seizoenarbeiders

Het Voorzitterschap constateerde enige vooruitgang in de onderhandelingen met het EP, maar er bestaan nog steeds enkele inhoudelijke meningsverschillen.

Raad – niet wetgevende besprekingen

6. Veiligheidssituatie in de Sahel/Maghreb – implicaties voor de EU interne veiligheid

De EU Contra-Terrorisme Coördinator (CTC), de heer De Kerckhove, lichtte de volgende drie thema’s verband houdend met de veiligheidssituatie in de Sahel/Maghreb toe: 1) dreiging, 2) welke steun vindt al plaats en 3) mogelijke ondersteuning op het JBZ terrein.

Ten aanzien van 1) de dreiging noemde de CTC een aantal zorgelijke ontwikkelingen, onder meer de «Afrikanisering» van aan Al Qaida gerelateerde groepen in de gehele regio, de invloed van de salafistische jihadistische beweging onder de invloed van de gebeurtenissen in de landen van de Arabische Lente, de nexus tussen terrorisme en drugs, proliferatie van wapens en het groeiend aantal buitenlandse strijders («foreign fighters»), voornamelijk naar Libië en Syrië.

Wat betreft 2) de reeds bestaande inspanningen in de regio, merkte de CTC op dat een civiele respons nodig is naast het aanwezige militaire antwoord. Ook is meer aandacht in de regio nodig voor het voorkomen van radicalisering. Volgens de CTC zou 3) de JBZ-ondersteuning zich moeten richten op «foreign fighters» en hun reisbewegingen met behulp van passagiersgegevens (PNR) en analyses van Europol en Eurojust, bescherming van de vitale infrastructuur, bescherming van de luchtvaart (daartoe gesteund door de Commissie), radicalisering en recrutering en losgeld bij ontvoeringen.

De secretaris-generaal van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), de heer Vimont, noemde de militaire en veiligheidssteun van de EU trainingsmissie EUTM (500 personen waarvan de helft voor training van het leger van Mali en de helft voor de beveiliging). EUTM zal op termijn vervangen worden door een vredesmissie van de VN. Daarnaast is de routekaart voor de transitie van belang die als doel heeft de komende verkiezingen te ondersteunen en verzoening tussen de diverse groepen te bewerkstelligen. Tot slot wordt genoemd de steun via het IfS (Instrument for Stability) dat o.m. tot doel heeft de wederopbouw van het politie-apparaat te ondersteunen en het regionale programma voor de bestrijding van terrorisme, alsook Interpol-initiatieven. Vimont noemde als belangrijkste aandachtspunten de noodzakelijkheid van een complete risicoanalyse van de regio, coördinatie in de regio en uitwisseling van informatie tussen en coördinatie van bilaterale inspanningen van de lidstaten om overlap te voorkomen.

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland van mening is dat inspanningen ten aanzien van de opbouw van een veiligheidsapparaat in de regio en het versterken van de rechtsstaat van groot belang zijn. Hij ging in het bijzonder in op de risico’s van jihadreizigers richting met name Syrië. De aantallen zijn veel hoger dan die we tot voor kort kenden. Dat levert een grotere dreiging op en momenteel wordt in Nederland, op nationaal niveau, de situatie rond jihadreizigers geëvalueerd. Voor het monitoren van de reisbewegingen moet volgens de staatssecretaris maximaal gebruik gemaakt worden van de bestaande mogelijkheden voor informatie uitwisseling. Deze gegevens zouden beschikbaar moeten komen voor politie en veiligheidsdiensten. In dit verband moet bijvoorbeeld worden gedacht aan API en PNR. Tot slot gaf de staatssecretaris aan dat Nederland al sinds 2004 voorstander is van het opnemen van Hezbollah op de EU sanctielijst. De ontwikkelingen naar aanleiding van de aanslag in Bulgarije zouden hiervoor extra aanleiding kunnen geven.

Ook enkele andere lidstaten gaven net als Nederland aan dat voor het in beeld brengen van de reisbewegingen van de «foreign fighters» een systeem als PNR onontbeerlijk is. Veel lidstaten onderschreven het belang van aandacht voor vertrekkende en terugkerende jihadisten. Er werd gewezen op het belang van grensbewaking en een enkele lidstaat gaf aan dat prioriteit moet worden gegeven aan reisbewegingen in de regio en dat samenwerking met Turkije hiervoor van belang is. Er werd aandacht gevraagd voor de EU aanpak en bescherming van mensenrechten.

Frontex, Europol en Eurojust gaven een overzicht van hun inspanningen. De inspanningen van Frontex richten zich met name op de veiligheid aan de grenzen waarvoor de indicatie bestaat dat het veiligheidsrisico toeneemt. Europol is begonnen met het monitoren van de reisbewegingen van jihadreizigers op internet en op basis van de beschikbare databases bij Europol. Ook Eurojust besteedt aandacht aan jihadistische reisbewegingen.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er een duidelijke link bestaat tussen externe en interne EU veiligheid. Voor de JBZ-ondersteuning in de Sahel/Maghreb is coördinatie, samenwerking tussen de agentschappen en een regionale aanpak nodig. Met name in civiele missies moet de coördinatie van JBZ-inbreng, meer aandacht krijgen. In het najaar van 2013 komt dit onderwerp terug op de agenda.

7. Diversen

Conferentie op hoog niveau d.d. 29 januari 2013: lokale actoren in staat stellen gewelddadig extremisme tegen te gaan.

– Informatie van de Commissie

Commissaris Malmström onderstreepte kort het belang van dit onderwerp. De Commissie vindt het tijd om de huidige EU Strategie op dit terrein te herzien met meer nadruk op nauwe samenwerking tussen lidstaten en een benadering van onder op, zo dicht mogelijk bij de experts in de praktijk. De Commissie hoopt op Raadsconclusies over dit onderwerp in juni 2013.

Instellen van een platform in Bogota voor de uitwisseling van informatie over Trans-Atlantische cocaïnehandel

– Informatie Spaanse delegatie

Dit initiatief van Spanje werd door die lidstaat toegelicht. Spanje onderschept van alle lidstaten de grootste hoeveelheid cocaïne, te weten 40% van het totaal binnen de EU. Met dit platform worden volgens Spanje twee doelstellingen gediend: (1) de noodzakelijke samenwerking van alle lidstaten met elkaar, op het terrein van drugsbestrijding, in het bijzonder de aanpak van cocaïnehandel en (2) het intensiveren van het uitwisselen van strategische informatie. In dit platform in Bogota zullen daar al werkzame functionarissen van lidstaten en van de Commissie samenwerken. Het platform lijkt op de initiatieven in Dakar en Accra en brengt verder geen kosten met zich mee. Spanje zal de lidstaten afzonderlijk nader informeren.

Partnerschap voor mobiliteit EU-Marokko

– Informatie van de Commissie

Commissaris Malmström informeerde de Raad over het politieke akkoord dat de Commissie met Marokko heeft bereikt voor een mobiliteitspartnerschap. De Commissaris noemde het een succes, en verwees in het bijzonder naar de passages over bestrijding van mensenhandel, readmissie van derdelanders en bestrijding van illegale migratie. De procedure voor visumfacilitatie kan pas worden gestart als de EU interne procedures zijn afgerond en het akkoord als verdrag is ondertekend. De Commissie wil voor de ondertekening te zijner tijd een bijeenkomst met ministers van lidstaten en de Marokkaanse minister. De Commissie gaf aan te hopen dat dit akkoord een vervolg kan krijgen in andere Noord-Afrikaanse landen, zoals Tunesië.

III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (Algemene verordening gegevensbescherming)

– oriënterend debat

Namens de Commissie gaf Commissaris Reding aan blij te zijn met de geboekte vooruitgang in de eerste acht weken van het Ierse Voorzitterschap. Ze noemde drie principes die voor het debat tijdens deze Raad van belang zijn:

Ten eerste. Het behoud van een hoog niveau van gegevensbescherming. Dit betreft bijvoorbeeld de pseudonieme persoonsgegevens. De bescherming mag op dit punt niet worden verlaagd en de Commissie wees erop dat voor verandering van het Commissie-voorstel op dit punt unanimiteit is vereist in de Raad. Het is duidelijk dat anonieme gegevens buiten het voorstel vallen. Bij pseudonieme data ligt dit moeilijker aangezien hierbij nog steeds privacyrisico’s blijven bestaan, bijvoorbeeld door gebruik van een e-mail adres dat een link geeft naar een persoon. Voorkomen moet worden dat gebruik van pseudonieme persoonsgegevens een Trojaans paard wordt voor de niet-toepassing van de voorwaarden die de Verordening stelt. Dit is een punt dat ook wordt geadresseerd door EP-rapporteur Albrecht. Het EP en de Raad lijken hier min of meer een gelijke positie in te nemen.

Ten tweede, de uitzonderingen voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). De Verordening voorziet daarin en het EP wil deze uitzonderingen nog versterken. De Data Protection Officers (DPO’s) vervullen in het systeem van de Verordening een belangrijke rol. Deze DPO’s zijn verplicht voor ondernemingen, tenzij het MKB-ondernemingen betreft waar gegevensverstrekking geen kernactiviteit is. De Commissie is blij dat het comité van nationale toezichthouders dit standpunt van de Commissie deelt. Wat betreft het maken van onderscheid tussen risiconiveaus merkte Reding op dat dit mogelijk is, maar dat het wel zinvol moet zijn. Het maken van onderscheid moet gebeuren op basis van standaardcriteria, aangezien verdere complexiteit van de regels zorgt voor extra administratieve lasten.

Ten derde, het voorkomen van te veel administratieve formaliteiten.

Commissaris Reding gaf verder aan voorstander te zijn van de risicobenadering, maar benadrukte dat de verordening wel een eenvoudig instrument moet blijven.

Wat betreft de flexibiliteit voor de publieke sector, stelde de Commissie dat het huidige voorstel reeds genoeg flexibiliteit kent. De Commissie is wel bereid om samen met de Raad te kijken naar verdere flexibiliteit op concrete onderdelen.

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland van mening is dat een data protectie impact assessment een zeer geschikt instrument is om de risico’s te kunnen vaststellen en daar, in de vorm van maatwerk, verplichtingen voor de verantwoordelijke aan te verbinden. De staatssecretaris vroeg ook nadrukkelijk de aandacht voor de onderlinge samenhang tussen de voorgestelde instrumenten.

Diverse lidstaten gaven aan zich zorgen te maken over de administratieve lasten van het voorstel. Het is belangrijk dat de voordelen van deze verordening voor burgers en bedrijven zo duidelijk mogelijk worden gemaakt.

Enkele lidstaten stelden voor zich vast, dat de Raad nog ver verwijderd is van consensus op het hervormingspakket. Zij waarschuwden voor inadequate besluitvorming in juni van dit jaar.

Het Voorzitterschap legde een aantal onderdelen van het voorstel voor zodat de Raad deze kon nalopen ten behoeve van het geven van richting aan de verdere onderhandelingen.

Veel lidstaten complimenteerden het Voorzitterschap voor het verrichte werk.

Verplichting tot voorafgaande raadpleging van de nationale toezichthouder bij een risicovolle gegevensverwerking:

Veel lidstaten kunnen zich daarin vinden. Een groot aantal van deze lidstaten vindt dat dit gepaard zou kunnen gaan met een vermindering van de administratieve verplichtingen.

Staatssecretaris Teeven deelde mede dat Nederland twijfels heeft bij dit instrument. Een dergelijke consultatie kan leiden tot de nodige rechtsonzekerheid voor de verantwoordelijke.

Optionele of verplichte aanstelling van de Data Protection Officers (DPO):

De optionele aanstelling van een DPO werd door de meeste lidstaten, waaronder Nederland, gesteund. Er werd gewezen op de kosten van een DPO. Een handvol lidstaten is voor een verplichte aanstelling. Een enkele lidstaat zou de aanstelling van een DPO willen koppelen aan het risico van de gegevensverwerking van bepaalde categorieën van klanten en/of organisaties. Hoe groter het risico bij deze categorieën, hoe eerder de verplichting om een DPO aan te stellen.

Toepassing van goedgekeurde gedragscodes of certificering:

De meeste lidstaten steunden dit onderdeel van het voorstel. Velen vroegen het Voorzitterschap om goed te kijken naar stimuli om gedragscodes op te stellen, waarin ook aandacht moet zijn voor een duidelijk sanctieregime.

Verdere ontwikkeling van criteria voor de risicobenadering:

De meeste lidstaten gaven aan deze verdere ontwikkeling te ondersteunen. Een enkele lidstaat pleitte voor een systeem van drie niveaus van risico’s met daaraan verbonden verplichtingen en lasten.

Verdere uitwerking van het gebruik van pseudonieme persoonsgegevens:

Veel landen gaven er hun steun aan om dit concept nader uit te werken. Dit voorstel wordt in de Raad breed gesteund.

Concrete flexibiliteit voor de publieke sector door in de verordening een aparte basis te scheppen voor nationale wetgeving op dit gebied:

De meeste lidstaten gaven steun aan de gekozen richting.

Enkele lidstaten meldden dat zij als instrument de voorkeur geven aan een richtlijn in plaats van een verordening. Zo wil een lidstaat bijvoorbeeld zijn bestaande structuren in de zorg en de sociale zekerheid in stand kunnen houden, medische dossiers uitzonderen, ruimte houden voor fraudebestrijding en de administratieve lasten zo laag mogelijk houden.

Er was aandacht voor de positie van openbare registers en rechtbanken, het opslaan van gegevens in archieven, fraudebestrijding en voor gegevensoverdracht naar derde landen. Een paar lidstaten pleitten voor een aparte bepaling in de verordening inzake publieke toegang tot officiële documenten.

Het Voorzitterschap concludeerde als volgt: Een grote meerderheid van de lidstaten steunt het uitgangspunt dat de op te leggen verplichtingen moeten worden gekoppeld aan de risico’s van een bepaalde gegevensverwerking.

Een meerderheid van de lidstaten is voor de verplichting om bij een hoog risico vooraf de nationale toezichthouder te consulteren over een bepaalde gegevensverwerking. Dit dan wel in samenhang met eventuele versoepelingen inzake de verplichtingen van een verantwoordelijke.

Een optionele verplichting voor het aanstellen van een DPO kreeg de steun van een meerderheid van de lidstaten. Ook hier in samenhang met een eventuele versoepeling van verplichtingen voor de verantwoordelijke. Er was veel steun voor gedragscodes en certificering vanuit de lidstaten. Het verder uitwerken van criteria voor de risicobenadering vindt brede steun bij de lidstaten. Ook het verder verkennen van pseudonieme gegevensverwerking kan rekenen op brede instemming. Dergelijke gegevensverwerking kan mogelijk een goede balans zijn tussen de grondrechten en een vrij verkeer van informatie.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de behoefte aan flexibiliteit voor de publieke sector zeer breed wordt gesteund door de lidstaten. Het is uiteraard wel van belang dat zowel de private als de publieke sector zorgvuldig met persoonsgegevens omgaan. Tenslotte stelde het Voorzitterschap dat een aantal lidstaten de juridische vorm van het instrument ter discussie heeft gesteld, maar dat een dergelijke discussie pas kan plaatsvinden nadat de volledige inhoud van het instrument is behandeld.

2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij

– Presentatie door de Commissie/Oriënterend debat

Commissaris Reding lichtte het voorstel toe en benadrukte het belang van een stevig instrumentarium ter bescherming van de euro. Volgens de Commissie heeft de Europese Centrale Bank gepleit voor verdergaande harmonisatie van sancties, waaronder ook minimumstraffen. De Commissie stelt dan ook voor de meest ernstige gedragingen minimumstraffen voor. Commissaris Reding wees op het feit dat er ruimte blijft bestaan voor de rechter om in een concreet geval van de minimumstraf af te wijken.

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland zich op het standpunt stelt dat het probleem van de valsemunterij een versterking van het strafrechtelijke instrumentarium rechtvaardigt. Nederland verwelkomt daarom het voorstel. De staatssecretaris gaf ook dat Nederland niet positief is over alle voorgestelde aanvullende maatregelen. Dat geldt eerst en vooral voor het voorstel om minimumstraffen te introduceren. De staatssecretaris benadrukte dat Nederland daarover – in het kader van de PIF-richtlijn – al duidelijk is geweest: Nederland wijst het voorstel voor minimumstraffen af. Nederland wil blijven werken met de gebruikelijke systematiek van minimale maximumstraffen, aldus de staatssecretaris. Hij gaf tot slot aan dat Nederland de overige voorstellen vanuit een positieve grondhouding benadert. Wel moet nog goed worden gekeken naar de voor de strafvorderlijke maatregelen gekozen rechtsgrondslag. Ten aanzien van de rechtsgrondslag de maakte een andere lidstaat dezelfde opmerking.

Ook veel andere lidstaten verwelkomden het voorstel, maar wezen de minimumstraffen nadrukkelijk af. Er werd verwezen naar de raadsconclusies van 2002, waarin de Raad zich heeft uitgesproken tegen minimumstraffen.

Enkele lidstaten gaven aan voorstander te zijn van minimumstraffen.

Er werd nog gewezen door enkele lidstaten op het feit dat op nationaal niveau het aantal zaken van valsemunterij afneemt.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er steun is voor het voorstel in zijn algemeenheid, en dat de meerderheid van de lidstaten de minimumstraffen afwijst.

3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken

– Bevestiging van het met het Europees Parlement bereikte akkoord

De Raad stemde in met de voorliggende tekst van het met het Europees Parlement bereikte akkoord.

Raad – niet wetgevende besprekingen

4. Diversen

- Informatie van het Voorzitterschap over lopende wetgevingsvoorstellen

Richtlijn toegang tot raadsman

Het Voorzitterschap deelde mede optimistisch te zijn dat met het EP een akkoord kan worden bereikt voor het einde van het Ierse Voorzitterschap. De Commissie voegde toe dat drie punten nog openstaan in de onderhandelingen: vertrouwelijkheid, derogaties en «remedies».

Richtlijn Europees onderzoeksbevel

De onderhandelingen waren geschorst sinds juni vorig jaar. Het Voorzitterschap deelde mede dat een eerste triloog is gepland voor eind maart 2013.

Richtlijn confiscatie

Het Voorzitterschap deelde mede dat de stemming in het EP is uitgesteld tot eind maart 2013.

Meerjarig Financieel Kader

Dit betreft het Justitie-deel van het MFK. Het Voorzitterschap lichtte toe dat de Raad al eerder een gedeeltelijke algemene oriëntatie heeft bereikt, met uitzondering van de nadere invulling van de bedragen en de financiering van aspecten van drugsbeleid in het Justitie Programma. Een compromis tussen Raad en EP is thans in de maak. Voor het Rechten en Burgerschap Programma staan nog twee trilogen gepland.

Naar boven