Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2012
Tijdens het Algemeen Overleg met Uw vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie
op 8 december over de JBZ Raad van 13–14 december stelde het Lid Schouw mij de vraag
hoe ik het discussiedocument over de Europese Contraterrorisme Strategie waardeer.1 Ik zei hem toe uw Kamer hierover schriftelijk te informeren.
Periodiek rapporteert de Europese Contraterrorisme Coördinator (CTC) – de heer De
Kerchove d’Ousselghem – over de voortgang ten aanzien van de CT-strategie en het daarbij
behorende actieplan. De CTC ziet een vijftal hoofduitdagingen in zijn discussienota:
-
– noodzaak om de veranderingen in de dreiging die uitgaat van terrorisme te blijven
doorgronden;
-
– versterking van de coherentie tussen het interne en externe optreden van de Unie;
-
– de technische respons op de veranderende dreiging en het belang van betere financiering
én organisatie van security research;
-
– verbetering van de transportveiligheid, en;
-
– aanpak van terrorismefinanciering.
Ik herken de aandachtspunten die de CTC signaleert. Alhoewel hij deze heeft geclusterd
in vijf thema’s, betreft het een zeer groot aantal aanbevelingen, ideeën en suggesties.
Het zou te vroeg zijn om deze nu allemaal gedetailleerd te behandelen. Temeer, daar
deze op hoofdlijnen zijn geformuleerd. Pas bij de uitwerking ervan zal ik in staat
zijn om de voorstellen afgewogen te beoordelen. Op het moment dat het voorzitterschap,
de Europese Commissie, lidstaten en/of de Europese Dienst voor het Externe Optreden
met uitgewerkte voorstellen komt(en), zal ik natuurlijk daarover met uw Kamer gedetailleerder
van gedachten wisselen. Dan kan ik u ook – bij een positieve beoordeling – informeren
op welke manier ik meen dat Nederland bij kan dragen. Desalniettemin stip ik hieronder
een aantal punten aan. Dit betekent overigens niet dat ik aan de andere punten minder
waarde hecht.
Met de CTC deel ik zijn hoop dat het nieuwe netwerk voor voorlichting en radicalisering
ons een dieper inzicht zal geven welke processen ten grondslag liggen aan de keuze
om geweld te gaan gebruiken. Net als de CTC kijk ik uit naar de komende mededeling
van DG Justitie over de externe dimensie. Mijns inziens kan deze mededeling behulpzaam
zijn bij een gecoördineerde inzet, bijvoorbeeld in relatie tot bevordering van de
rechtstaat, mensenrechten en strafrechtelijke aanpak in Noord Afrika en het Midden
Oosten. Ook op andere terreinen valt in de samenwerking met derde landen winst te
behalen. Bijvoorbeeld als het gaat om vervoersveiligheid. Op het terrein van onderzoek
naar veiligheid heeft de Europese Commissie met private partners het initiatief genomen.
In maart is er een conferentie op hoog niveau. Deze conferentie zal zich buigen over
de onderzoeksinspanning op het terrein van veiligheid in het kader van het achtste
Kaderprogramma («Horizon 2020»). Ik juich deze publiek-private samenwerking van harte
toe. In Nederland wordt dit bijvoorbeeld ook in toenemende mate gedaan op het terrein
van cyber security.
Er zijn twee prioriteiten waaraan ik hecht en die nauwelijks in dit stuk van de CTC
naar voren komen: bevordering van cyber security en het tegengaan van «nieuwe vormen»
van terrorisme. Ik licht deze punten hieronder kort toe.
Niet alleen vanuit het oogpunt van terrorismebestrijding, maar ook vanuit bestrijding
van georganiseerde misdaad, zijn extra inspanningen ter bevordering van cyber security
nodig. Er wordt in het stuk kort gerefereerd aan het belang van een uniform Europees
beleid ten aanzien van cyber en het beperken van de afhankelijkheid van externe actoren
op dit gebied, maar het blijft bij deze constatering.
In het document wordt tevens kort stilgestaan bij andere vormen van extremisme dan
religieus geïnspireerd extremisme. Daarbij wordt, verwijzend naar de recente incidenten
in Noorwegen (juli 2011) en Duitsland (november 2011), met name stilgestaan bij de
dreiging vanuit rechtsextremistische hoek. Hierbij wordt echter voorbijgegaan aan
«nieuwe vormen» van extremisme, zoals die bij de aanslagen in Noorwegen: een combinatie
van anti-Islam, anti-links en antimulticulturalisme. Deze vorm van extremisme verdient
op Europees niveau meer aandacht, mede met het oog op een effectieve aanpak van potentiële
«lone wolves».
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten