Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2016
Hierbij zend ik u het Jaarverslag Pre-implantatie Genetische Diagnostiek (PGD) Nederland
over het jaar 20151. Dit is het jaarverslag van het samenwerkingsverband van PGD-vergunninghouder Maastricht
Universitair Medisch Centrum met de drie PGD-transportcentra, te weten het Universitair
Medisch Centrum Utrecht, het Universitair Medisch Centrum Groningen en het Academisch
Medisch Centrum te Amsterdam. Het jaarverslag is digitaal te lezen via https://www.pgdnederland.nl/jaarverslagen.
De hoofdboodschap is dat PGD Nederland innoveert. De groeiende kennis over genetische
oorzaken van aandoeningen, nieuwe technologische mogelijkheden en telkens nieuw voorkomende
ethische dilemma’s zorgen voor een dynamische PGD-praktijk. PGD Nederland streeft
naar alsmaar betere kwaliteit van zorg, dichtbij huis.
Het jaarverslag bevat wederom uitgebreid cijfermateriaal en overzichten van indicaties.
Er is sprake van een lichte toename van het aantal verwijzingen voor PGD ten opzichte
van 2014. Zoals verwacht is er ook een stijging van het aantal paren dat startte met
een PGD-behandeling. In 2015 waren dat 329 paren, 36 meer dan in 2014. Er zijn 14
indicaties voorgelegd aan de Landelijke Indicatiecommissie PGD.
Het jaarverslag verwijst tevens naar onderzoek naar de gezondheid van kinderen die
via PGD geboren zijn. Dit onderzoek is op mijn verzoek via ZonMw uitgezet. Ik maak
graag van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over de resultaten van
de eerste fase. In dit onderzoek is gekeken naar het verloop van de zwangerschappen
via PGD, in totaal 439 tot en met 2014. Daarnaast is de fysieke en neuropsychologische
gezondheid van een groep van ongeveer vijftig vijfjarige PGD-kinderen onderzocht.
Ongeveer even zo grote controlegroepen bestonden uit kinderen die via in vitro fertilisatie
(ivf) zijn geboren en kinderen die na natuurlijke conceptie zijn geboren in gezinnen
waar het risico bestond dat de kinderen een erfelijke aandoening zouden krijgen. Ook
is onderzocht hoe het besluitvormingsproces is ervaren, ongeacht of de paren kozen
voor PGD, voor natuurlijke conceptie met prenatale diagnostiek of voor natuurlijke
conceptie zonder verder medisch ingrijpen.
Uit de geanalyseerde zwangerschappen kan geconcludeerd worden dat het risico op aangeboren
afwijkingen of ongunstige perinatale uitkomsten bij PGD-zwangerschappen vergelijkbaar
is met het risico gemiddeld in Nederland. Ook de fysieke gezondheid van de onderzochte
groep PGD-kinderen is niet afwijkend vergeleken met de controlegroepen. Datzelfde
geldt voor de psychomotore ontwikkeling, de neuropsychologische ontwikkeling en de
sociaal-emotionele ontwikkeling. Wel leek iets meer probleemgedrag gerapporteerd te
worden voor PGD-kinderen, maar meer onderzoek met meer kinderen is nodig om dit werkelijk
vast te kunnen stellen. Daarnaast werd een neiging tot overbescherming gevonden bij
PGD-moeders in vergelijking met de controles. Dit bleef echter binnen acceptabele
grenzen en meer onderzoek is nodig om deze trend al dan niet te kunnen bevestigen.
Het onderzoek wees daarnaast uit dat de besluitvorming rondom PGD als complex wordt
ervaren. De eerlijke voorlichting en counseling werden gewaardeerd. Het merendeel
is tevreden over hun besluit, of ze nou kozen voor PGD of niet en of het traject de
gewenste uitkomst had of niet. Meer dan de helft van de paren die kozen voor een PGD-behandeling
hebben deze als (erg) zwaar ervaren. Met name de psychologische belasting speelt daarin
een rol, maar ook fysiek en praktisch kan de behandeling zwaar zijn.
Deze uitkomsten bevestigen in mijn ogen dat paren niet lichtzinnig kiezen voor PGD
en dat de alternatieven serieus overwogen worden. Ik vind het geruststellend dat deze
uitkomsten wijzen op een normale gezondheid en ontwikkeling van PGD-kinderen. Maar
de groepen zijn nog te klein om met zekerheid conclusies te trekken. Vandaar dat in
de tweede fase de cohorten worden uitgebreid en de kinderen op latere leeftijd nog
eens worden onderzocht. De tweede fase van het gezondheidsonderzoek eindigt in 2019.
Daarnaast verwacht ik begin 2018 en eind 2019 de uitkomsten van het ethisch onderzoek,
dat ook onderdeel is van dit project. Te zijner tijd zullen de resultaten via de website
van ZonMw publiek worden gemaakt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers