Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2021
Hierbij informeer ik uw Kamer over de uitspraak van het Europese Hof op 15 april over
het Nederlandse verzoek tot nietigverklaring van het pulsverbod1.
De uitspraak
Het Europese Hof heeft geoordeeld dat de Uniewetgever met de vaststelling van het
pulsverbod, zoals opgenomen in de Verordening Technische Maatregelen, geen Unierechtelijke
bepalingen heeft geschonden. Uitgangspunt voor het Europese Hof is dat de Uniewetgever
op visserijgebied niet verplicht is om zijn wetgevende keuzes, uitsluitend te baseren
op de beschikbare wetenschappelijke en technische adviezen, maar over een ruime beoordelingsbevoegdheid
beschikt om de verschillende betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechterlijke
toets is volgens het Hof beperkt tot de vraag of de Uniewetgever bij het instellen
van het verbod een overduidelijke vergissing heeft gemaakt. Volgens het Europese Hof
is daarvan geen sprake. Daarbij stelt het Hof dat de wetenschappelijke en technische
adviezen over pulsvisserij weliswaar positief zijn over pulsvisserij, maar ook nog
wijzen op resterende risico’s.
Dit betekent dat het pulsverbod, als onderdeel van de genoemde verordening, in stand
blijft. Er is na deze uitspraak geen mogelijkheid om in beroep te gaan. Alleen een
wijziging van de Verordening Technische Maatregelen kan soelaas bieden. Een dergelijke
wijziging wordt de komende periode niet verwacht.
Wat betekent dit voor de vissers?
Dit is een grote teleurstelling voor de pulsvissers, dat begrijp ik. Bij de voortgangsrapportage
komende zomer over de Verordening Technische Maatregelen, waar het pulsverbod onderdeel
van is, blijven we pleiten voor deze methode van visserij, die volgens wetenschappelijk
onderzoek duurzamer is dan de traditionele boomkor. Helaas is het pulsverbod daar
niet mee van tafel. Zoals ik vandaag met de visserijsector heb besproken is dit verbod
één van de redenen om samen met de sector te werken aan de toekomst. Zoals de Kamer
weet vind ik het belangrijk dat de vissers perspectief geboden wordt. Het pulsverbod
is immers een van de vele uitdagingen die deze sector kent. Zoals ik in mijn appreciatie
bij het advies van mevrouw Burger voor een duurzame kottervisserij op de Noordzee
heb vermeld (Kamerstuk 29 675, nr. 194) is het stimuleren en versnellen van innovaties één van de speerpunten, waar ik de
middelen uit het Noordzeeakkoord voor zal inzetten. Het ontwikkelen van een vervangend
tuig voor de tongvisserij heeft hierbij hoge prioriteit. Verschillende partijen binnen
de sector zijn al bezig met het ontwikkelen en testen van alternatieve tongtuigen.
Die ontwikkelingen steun ik van harte met de hoop dat hier op termijn een economisch
en ecologisch duurzaam tongtuig uit voortkomt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten