32 175 Huwelijks- en gezinsmigratie

Nr. 47 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2012

Met deze brief voldoe ik aan de toezegging van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel naar aanleiding van de motie van de leden Van Dam (PvdA) en Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD) van 11 oktober jl.1. In deze motie werd de minister gevraagd om de Tweede Kamer te informeren over het aantal verblijfsaanvragen dat tussen 1 oktober 2012 en 1 december 2012 is gedaan voor verblijfsdoelen die met de wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 per 1 oktober jl. (Stb. 2012, 148) zijn komen te vervallen (toelating ongehuwde partners, verruimde gezinshereniging en ouderenbeleid).

Tevens voldoe ik met deze brief aan mijn toezegging aan de Tweede Kamer gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie op 28 en 29 november jl., om de Kamer voor het kerstreces te informeren over de planning van de wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, waarmee zal worden teruggekeerd naar het toelatingsbeleid voor ongehuwde partners zoals dat gold tot 1 oktober 2012.

Tot slot zal ik in deze brief ingaan op de tijdens genoemde begrotingsbehandeling ingediende en aangehouden motie van het lid Van Tongeren (GL) c.s. inzake verruimde gezinshereniging2.

1. Motie Van Dam-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

Tussen 1 oktober 2012 en 1 december 2012 zijn 194 adviesaanvragen gedaan voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor alle per 1 oktober jl. vervallen verblijfsdoelen. Het gaat hier om adviesaanvragen en niet om aanvragen waarmee de procedure voor gezinsmigratie wordt gestart. In geen van deze gevallen is nog een advies uitgegaan.

In dezelfde periode werden in totaal 60 aanvragen gedaan voor een machtiging tot voorlopig verblijf of een verblijfsvergunning op grond van de verblijfsdoelen zoals die tot 1 oktober golden. Hiervan betroffen 45 aanvragen het verblijfsdoel «verblijf bij ongehuwde partner», 11 aanvragen betroffen «verruimde gezinshereniging» en 4 aanvragen werden gedaan op grond van het «ouderenbeleid».

Op deze 60 aanvragen is nog niet beslist. De toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft in het VAO Opschorting eisen van gezinsmigratie van 11 oktober jl. verklaard dat het gelet op de doorlooptijden zeer onwaarschijnlijk zou zijn dat voor 1 december jl. op deze aanvragen zou zijn beslist. Dit is inderdaad nog niet gebeurd.

In het Regeerakkoord is vastgelegd dat voor gezinshereniging een duurzame en exclusieve relatie volstaat. Dit houdt in dat het partnerbeleid zoals dat gold vóór 1 oktober 2012 opnieuw wordt ingevoerd. Inhoudelijk betekent dit dat zal worden teruggekeerd naar het beleid ten aanzien van ongehuwde partners,

Het terugkeren naar het toelatingsbeleid voor ongehuwde partners zoals dit heeft gegolden tot aan de wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) van 1 oktober jl. vergt wijziging van deze Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

2. AMvB inzake toelating van ongehuwde partners

De noodzakelijke wijziging van het Vb houdt een aanpassing in van artikel 3.14 Vb waarin de groep rechthebbenden wordt bepaald. Tevens komt de zogenoemde trouwvergunning te vervallen. Ik stel mij voor met de wijziging een spoedprocedure te volgen. Nu de AMvB het terugkeren naar voormalig beleid inhoudt, zal ik de ACVZ en de Raad voor de Rechtspraak vragen of zij het uitbrengen van advies in dit geval nog noodzakelijk achten.

Mijn streven is gericht op inwerkingtreding van de wijziging in de eerste helft van april 2013.

Aangezien er nu concreet zicht is op een AMvB zie ik bij wijze van overgangsmaatregel aanleiding tot toepassing van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit artikel biedt de mogelijkheid om in die gevallen waarin de dwingend geformuleerde regeling in het Vb niet tot een billijke uitkomst leidt, toch tot vergunningverlening over te gaan op basis van de omstandigheden van het geval.

Dit betekent dat ik voornemens ben om in de periode tussen nu en de inwerkingtreding van de AMvB op adviesaanvragen voor een mvv die betrekking hebben op de toelating van ongehuwde partners, met toepassing van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 een positief advies af te geven, vanzelfsprekend mits aan de overige voorwaarden voor gezinsmigratie is voldaan.

Ook op aanvragen voor een mvv of verblijfsvergunning op basis van een ongehuwde relatie, gedaan tussen 1 oktober jl. en de datum van inwerkingtreding van deze AMvB, zal ik positief beslissen met toepassing van artikel 3.13, tweede lid van het Vreemdelingenbesluit 2000, mits aan de overige voorwaarden voor gezinsmigratie is voldaan.

Het partnerbeleid waaraan ik zal toetsen is het partnerbeleid uit artikel 3.14, onderdeel b, Vreemdelingenbesluit 2000 zoals dat nog luidde op 30 september 2012, evenals deel B, hoofdstuk 2, paragraaf 4, van de Vreemdelingencirculaire 2000 zoals deze nog luidde op 30 september 2012.

Op aanvragen (voor advies) voor de andere vervallen verblijfsdoelen zal een negatieve beslissing volgen.

3. Motie Van Tongeren c.s.

Tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie dienden de leden van Tongeren, Schouw, Krol en Gesthuizen een motie in. In de motie wordt gevraagd om de mogelijkheid tot gezinsmigratie niet in de weg te staan in het geval afhankelijke grootouders en meerderjarige kinderen zouden moeten achterblijven. Deze motie is aangehouden in afwachting van een inhoudelijke reactie van mijn kant. De motie gaat ervan uit dat het beleid ten aanzien van verruimde gezinshereniging mogelijk wordt afgeschaft. Dit beleid is echter per 1 oktober jl. al afgeschaft. In het Regeerakkoord is niet overeengekomen dat het beleid op dit punt een wijziging zou moeten ondergaan.

Vóór 1 oktober 2012 diende, om in aanmerking te kunnen komen voor verruimde gezinshereniging, het meerderjarige kind of de grootouder feitelijk te behoren tot het gezin en in het land van herkomst reeds te hebben behoord tot dit gezin én achterlating moest een onevenredige hardheid opleveren.

Daarnaast bestond beleid voor alleenstaande ouderen die zijn achtergebleven in het land van herkomst en die, na overlijden van de partner, naar hun kinderen in Nederland willen komen.

Beide mogelijkheden zijn per 1 oktober jl. afgeschaft.

Afschaffing van het beleid voor verruimde gezinshereniging betekent voor meerderjarige kinderen en andere bloedverwanten als grootouders, dat toelating alleen nog mogelijk is op grond van 8 EVRM. Er moet dan sprake zijn van «more than emotional ties» tussen de hoofdpersoon met rechtmatig verblijf in Nederland en de betrokken bloedverwanten.

In overige individuele gevallen kan, wanneer er sprake is van een bijzondere schrijnendheid, een beroep worden gedaan op mijn discretionaire bevoegdheid.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 32 175, nr. 44.

X Noot
2

Kamerstukken 2012/13, 33 400 VI, nr. 64.

Naar boven