32 156 Monumentenzorg

Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2014

Op 3 maart 2014 stuurde ik u het antwoord op de vragen van de leden Lucas (VVD), Aukje de Vries (VVD), Jacobi (PvdA) en De Rouwe (CDA) over het behoud van de monumentenstatus molen «Windlust» (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1375). Daarin heb ik aangegeven een definitief besluit te nemen over de monumentenstatus nadat ik het advies van de Raad voor Cultuur heb ontvangen.

Met deze brief informeer ik u over mijn besluit om de molen «Windlust» af te voeren van de Rijksmonumentenlijst1.

Procedure

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: de RCE) is overeenkomstig het monumentenbeleid in juni 2013 de procedure gestart om de molen «Windlust» af te voeren van de Rijksmonumentenlijst. De RCE heeft de eigenaar daarvan op de hoogte gesteld en de gemeente Kollumerland c.a. en de Raad voor Cultuur om advies gevraagd.

Adviezen

De Raad voor Cultuur heeft mij bij brief van 29 april 2014, evenals de gemeente Kollumerland c.a in haar brief van 3 december 2013, geadviseerd de molen «Windlust» niet af te voeren van de Rijksmonumentenlijst. Beide adviezen spreken over ernstig verlies van de bouwhistorische waarde van de molen door de brand en erkennen dat het historische bouwwerk verloren ging, maar brengen ook naar voren dat de werktuigbouwkundige functie en de beeldwaarde voor het dorp Burum behouden blijven door de reconstructie van de molen. Zowel de Raad voor Cultuur als de gemeente Kollumerland c.a. achten deze waarden voldoende om de status van rijksmonument te behouden.

Besluit

Met de eigenaar, de gemeente en de bewoners van Burum betreur ik ten zeerste dat de molen «Windlust» door de brand in april 2012 verloren is gegaan. Ik begrijp dat de molen in het dorp Burum altijd een bijzondere positie heeft gehad en dat de teloorgang van de molen door het dorp als gemis wordt ervaren. Ik heb dan ook grote waardering voor de betrokkenheid van de eigenaar en de bewoners van Burum bij de molen en ik begrijp het belang dat zij hechten aan de reconstructie ervan.

Door de brand is de oorspronkelijke molen, het historische object dat rijksmonument is geworden, echter verloren gegaan waardoor de bouwhistorische waarde volledig teniet is gedaan. Er is dus geen sprake meer van materiële authenticiteit bij de gereconstrueerde molen. Materiële authenticiteit is juist de kernwaarde van een rijksmonument en zonder deze is bescherming op grond van de Monumentenwet 1988 niet gerechtvaardigd. Bescherming als rijksmonument en de daaraan verbonden rijkssubsidie voor onderhoud, is niet bedoeld voor een nieuw gebouw dat verrijst in plaats van het oorspronkelijke historische object, ook niet als dat een knappe kopie is.

Met de gemeente Kollumerland c.a. en de Raad voor Cultuur ben ik het eens dat door de reconstructie van de molen de werktuigbouwkundige functie en de beeldwaarde voor het dorp Burum en de omgeving weer aanwezig zijn en dat deze zaken op zichzelf ook belangrijk zijn. Maar omdat de mogelijkheid om weer te kunnen malen en de beeldwaarde echter geen relatie meer hebben met de materiële authenticiteit van het feitelijke historische bouwwerk, de molen zoals deze voor de brand bestond, heb ik besloten de molen af te voeren van de Rijksmonumentenlijst. Het besluit daartoe heeft de RCE inmiddels verzonden aan de Monumentenstichting Kollumerland en Nieuw Kruisland, de eigenaar van de gereconstrueerde molen. Een kopie daarvan is ter informatie bijgevoegd.

Ik kan mij ten slotte goed voorstellen dat de werktuigbouwkundige functie en de beeldwaarde van de gereconstrueerde molen van zo grote waarde zijn voor het dorp Burum en de omgeving dat de gemeente Kollumerland c.a. in overweging neemt deze aan te wijzen als gemeentelijk monument.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven