Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2014
Op 3 maart 2014 stuurde ik u het antwoord op de vragen van de leden Lucas (VVD), Aukje
de Vries (VVD), Jacobi (PvdA) en De Rouwe (CDA) over het behoud van de monumentenstatus
molen «Windlust» (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1375). Daarin heb ik aangegeven een definitief besluit te nemen over de monumentenstatus
nadat ik het advies van de Raad voor Cultuur heb ontvangen.
Met deze brief informeer ik u over mijn besluit om de molen «Windlust» af te voeren
van de Rijksmonumentenlijst1.
Procedure
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: de RCE) is overeenkomstig het monumentenbeleid
in juni 2013 de procedure gestart om de molen «Windlust» af te voeren van de Rijksmonumentenlijst.
De RCE heeft de eigenaar daarvan op de hoogte gesteld en de gemeente Kollumerland
c.a. en de Raad voor Cultuur om advies gevraagd.
Adviezen
De Raad voor Cultuur heeft mij bij brief van 29 april 2014, evenals de gemeente Kollumerland
c.a in haar brief van 3 december 2013, geadviseerd de molen «Windlust» niet af te
voeren van de Rijksmonumentenlijst. Beide adviezen spreken over ernstig verlies van
de bouwhistorische waarde van de molen door de brand en erkennen dat het historische
bouwwerk verloren ging, maar brengen ook naar voren dat de werktuigbouwkundige functie
en de beeldwaarde voor het dorp Burum behouden blijven door de reconstructie van de
molen. Zowel de Raad voor Cultuur als de gemeente Kollumerland c.a. achten deze waarden
voldoende om de status van rijksmonument te behouden.
Besluit
Met de eigenaar, de gemeente en de bewoners van Burum betreur ik ten zeerste dat de
molen «Windlust» door de brand in april 2012 verloren is gegaan. Ik begrijp dat de
molen in het dorp Burum altijd een bijzondere positie heeft gehad en dat de teloorgang
van de molen door het dorp als gemis wordt ervaren. Ik heb dan ook grote waardering
voor de betrokkenheid van de eigenaar en de bewoners van Burum bij de molen en ik
begrijp het belang dat zij hechten aan de reconstructie ervan.
Door de brand is de oorspronkelijke molen, het historische object dat rijksmonument
is geworden, echter verloren gegaan waardoor de bouwhistorische waarde volledig teniet
is gedaan. Er is dus geen sprake meer van materiële authenticiteit bij de gereconstrueerde
molen. Materiële authenticiteit is juist de kernwaarde van een rijksmonument en zonder
deze is bescherming op grond van de Monumentenwet 1988 niet gerechtvaardigd. Bescherming
als rijksmonument en de daaraan verbonden rijkssubsidie voor onderhoud, is niet bedoeld
voor een nieuw gebouw dat verrijst in plaats van het oorspronkelijke historische object,
ook niet als dat een knappe kopie is.
Met de gemeente Kollumerland c.a. en de Raad voor Cultuur ben ik het eens dat door
de reconstructie van de molen de werktuigbouwkundige functie en de beeldwaarde voor
het dorp Burum en de omgeving weer aanwezig zijn en dat deze zaken op zichzelf ook
belangrijk zijn. Maar omdat de mogelijkheid om weer te kunnen malen en de beeldwaarde
echter geen relatie meer hebben met de materiële authenticiteit van het feitelijke
historische bouwwerk, de molen zoals deze voor de brand bestond, heb ik besloten de
molen af te voeren van de Rijksmonumentenlijst. Het besluit daartoe heeft de RCE inmiddels
verzonden aan de Monumentenstichting Kollumerland en Nieuw Kruisland, de eigenaar
van de gereconstrueerde molen. Een kopie daarvan is ter informatie bijgevoegd.
Ik kan mij ten slotte goed voorstellen dat de werktuigbouwkundige functie en de beeldwaarde
van de gereconstrueerde molen van zo grote waarde zijn voor het dorp Burum en de omgeving
dat de gemeente Kollumerland c.a. in overweging neemt deze aan te wijzen als gemeentelijk
monument.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker