32 123 X
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2010

nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2009

Hierbij bied ik u aan, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, drie beleidsdocumenten voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, zoals vastgesteld door de Rijksministerraad. Het betreft respectievelijk het Jaarverslag van de Kustwacht over 2008, het Lange Termijn Plan 2009–2018 en het Activiteitenplan en Begroting (APB) 2010–2014.1

De Kustwacht is in 2008 geslaagd in haar doelstellingen om zichtbaar aanwezig te zijn in de samenleving, efficiënt te zijn in haar bedrijfsvoering en effectief in haar operaties. Uit het Jaarverslag van de Kustwacht blijkt dat zij in 2008 aansprekende operationele resultaten heeft geboekt, die samenhangen met een substantiële verbetering in de kwaliteit van het maritieme omgevingsbeeld door de combinatie van het walradarsysteem en de indienststelling van nieuwe maritieme patrouillevliegtuigen. Die resultaten zijn behaald in samenwerking met betrokken partners, binnen en buiten het Koninkrijk. De koppeling van inlichtingen, informatie, sensoren en middelen binnen de Kustwacht heeft een impuls gegeven aan informatie gestuurd optreden bij de Kustwacht. Bovendien versterkt deze werkwijze de samenwerkingsmogelijkheden met partners. Dat is ook van belang voor de continuïteit van de Kustwacht op langere termijn.

De Rijksministerraad heeft met het oog op deze continuïteit vorig jaar opdracht gegeven tot het ontwikkelen van een nieuw Lange Termijn Plan. Het Lange Termijn Plan 2009–2018 is daarvan het resultaat. Het LTP zet uiteen hoe de Kustwacht zich op de langere termijn moet ontwikkelen en welke financiële basis daarvoor nodig is. Het LTP omvat een omgevingsanalyse van mondiale en regionale ontwikkelingen, alsmede van staatkundige ontwikkelingen binnen het Koninkrijk, die van invloed zijn op de huidige werkomgeving en op de taakgebieden van de Kustwacht. Daarin staat de vraag centraal welke gevolgen deze ontwikkelingen hebben voor de taakuitvoering door de Kustwacht en welke aanpassingen de Kustwacht nodig heeft, kwantitatief of kwalitatief, om deze ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden. In het LTP is het ambitieniveau van de Kustwacht voor de komende jaren vastgesteld en is deze ambitie vertaald naar beleidskeuzes en beslispunten.

Uit het LTP blijkt dat op de taakgebieden van de Kustwacht (opsporing, handhaving en toezicht, dienstverlening) het beroep op de Kustwacht in de planperiode stijgt. Het belang van het maritieme domein neemt toe. Dit komt onder andere door meer justitiële aandacht voor de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, door de groei van het (commerciële) scheepvaartverkeer, door meer aandacht voor de bescherming van het (mariene) milieu, in het bijzonder beschermde vis- en natuurgebieden, en door de groei van het watersporttoerisme. De Kustwacht moet in staat zijn om al haar taken naar behoren uit te voeren. Daarom stelt het LTP een aanpassing van het operationeel vermogen van de Kustwacht voor. Deze aanvullingen leggen geen extra financieel beslag op de Landen van het Koninkrijk. Een deel van deze aanvullingen is immers al opgenomen in het Activiteiten Plan en Begroting 2010–2014 en de overige zullen budgetneutraal worden belegd in de (meerjarige) begroting van de Kustwacht. Voorstellen die grotere financiële gevolgen hebben, zoals de uitbreiding van het walradarsysteem naar de Bovenwindse eilandgebieden en de uitbreiding van de middelgrote varende capaciteit van de Kustwacht, zijn aangehouden voor nader onderzoek naar de haalbaarheid daarvan, mede tegen de achtergrond van de huidige financieel economische situatie.

Het APB 2010–2014 is het jaarlijkse beleidsdocument van de Kustwacht en beschrijft het beleid, de activiteiten en de begroting van de Kustwacht. De belangrijkste aandachtspunten van de Kustwacht in 2009 zijn:

• Voortzetting van de inspanningen op het gebied van drugsbestrijding, mensensmokkel en illegale immigratie;

• Versterking van de samenwerking met Frankrijk ten aanzien van de grensbewaking op Sint Maarten;

• Doorontwikkeling van het operationele concept van de Kustwacht op basis van beter inzicht in de maritieme omgeving en een verbeterde koppeling tussen informatiebronnen en inzet van Kustwachtmiddelen;

• Uitvoering van het personeelsbeleidsplan, met inbegrip van versterking van de kwaliteit van het personeel en een verbetering van de organisatorische betrokkenheid;

• Uitvoering van het Integriteitplan Kustwacht, met inbegrip van het opstellen van een integriteitstatuut, een beroepscode en een signaleringsregeling integriteit;

• Uitvoering van een evaluatie van de Formatiebrief 2005, met het oog op het in overeenstemming brengen van de actuele formatie met de organisatorische kaders in 2010.

De inwerkingtreding van de Rijkswet Kustwacht per 1 mei 2009 betekent een belangrijke versterking van de operationele slagvaardigheid van de Kustwacht. Met deze Rijkswet krijgt de Kustwacht onder meer zelfstandige strafvorderlijke bevoegdheden en een zelfstandige geweldsinstructie. De Rijkswet legt daarmee, ook met het oog op de toekomst, in het bijzonder de samenwerking in het kader van het verdrag van San José, een stevig fundament voor een effectieve maritieme rechtshandhaving in het Caribische deel van het Koninkrijk.

De Kustwacht heeft het afgelopen jaar wederom stevige operationele successen geboekt. De komende jaren staat de Kustwacht voor een nieuwe uitdaging, nu vermoedelijk meer beroep op de capaciteit van de Kustwacht zal worden gedaan dan voorheen. Daarnaast zal, als gevolg van de herschikking van de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk ook vanuit de BES eilanden op een grotere inspanning van de Kustwacht gerekend worden, bijvoorbeeld ten aanzien van de bescherming van de Saba bank. Ik verwacht dat de Kustwacht, als professionele organisatie, met een relatief geringe versterking van het operationele vermogen, met eigen bevoegdheden op grond van de Rijkswet en in samenwerking met partners binnen en buiten het Koninkrijk, ook in deze toenemende vraag zal kunnen voorzien.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven