Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2015
In het Algemeen Overleg Pensioenonderwerpen van 3 september jl. heb ik, in reactie
op vragen van een aantal leden van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
toegezegd u te informeren over de omvang van de groep mensen die in de afgelopen 3
jaar te maken heeft gehad met een korting vanwege de afkoop van een klein pensioen
en die niet valt onder het nieuwe regime van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
(hierna: Inkomensbesluit).
Ik heb uw Kamer eerder per brief geïnformeerd over het onderwerp van afkoop klein
pensioen.1 De Pensioenwet (PW) regelt dat een pensioenuitvoerder het recht heeft om een klein
ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer af te kopen. Dat kan op zijn vroegst twee
jaar na beëindiging van de deelneming, of eerder als de reguliere pensioendatum vóór
het verstrijken van die termijn van twee jaar ligt. Op het moment dat een klein pensioen
wordt afgekocht kan het zo zijn dat de AOW-leeftijd nog niet is ingetreden. Als er
dan ook een AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering wordt ontvangen bracht de SVB tot
1 december 2014, op basis van de toen geldende wetgeving, de afkoopsom in mindering
op de partnertoeslag en de Anw-uitkering in de maand waarin de afkoopsom werd uitbetaald.
Het ging om een eenmalige korting over één maand. Maximaal werd € 741 bruto aan partnertoeslag
en € 1.138 aan Anw gekort.
Op 19 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep in een negental tussenuitspraken
geoordeeld dat de SVB op zich correct heeft gehandeld door een afkoopsom klein pensioen
te korten op de AOW-partnertoeslag en de Anw-uitkering. De Raad was wel van oordeel
dat het in één keer korten van de afkoopsom leidt tot een onredelijk resultaat.
Ik heb er begrip voor dat mensen het korten van de afkoopsom als onredelijk kunnen
ervaren. Sinds 1 december 2014 geldt daarom een nieuwe regeling.2 Een afkoopsom van een klein pensioen wordt niet meer beschouwd als inkomen voor volksverzekeringen
en sociale voorzieningen die onder het Inkomensbesluit vallen. Indien een klein pensioen
wordt afgekocht blijft de afkoopsom volledig buiten beschouwing voor het bepalen van
het inkomen voor de uitkeringen waarop hoofdstuk 2 van het Inkomensbesluit van toepassing
is. Deze wijziging is in lijn met het keuzerecht zoals dat is vastgelegd in het amendement
Vermeij c.s.3 Alle nog op 1 december 2014 lopende bezwaar- en beroepzaken zijn door de SVB conform
het aangepaste Inkomensbesluit heroverwogen.
De nieuwe regeling geldt niet voor belanghebbenden voor wie het besluit onder een
ander geldend recht (vóór 1 december 2014) is vastgesteld en waarbij inmiddels sprake
is van een rechtens onaantastbaar besluit. Het is ongebruikelijk om terug te komen
op rechtens onaantastbare besluiten.4 Het alsnog herzien van rechtens onaantastbare besluiten kan precedentwerking hebben
voor andere situaties waarin het beleid wordt gewijzigd, ook buiten de afkoop van
kleine pensioenen. Hierbij kan gedacht worden aan wijzigingen van het beleid in relatie
tot bijvoorbeeld de fraudewet, het woonlandbeginsel en wijzigingen van fiscale wetgeving.
Hiernaast is een herziening met terugwerkende kracht relatief duur in de uitvoering.
De Tweede Kamer heeft verzocht de groep in beeld te brengen waarbij in 2013 en 2014
sprake is van rechtens onaantastbare besluiten. Van de maximaal 12.000 personen die
in 2013 en 2014 op de AOW-partnertoeslag zijn gekort vanwege een inkomensstijging
op of rond hun 65e jaar heeft de SVB niet vastgelegd of er sprake was van afkoop klein
pensioen of van een ander inkomen. Dat was op dat moment geen relevant onderscheid.
Het is de inschatting dat dit voornamelijk afkoopgevallen betreft. Hier moet echter
wel per geval een beoordeling op plaatsvinden. Daarnaast kan het in 2013 en 2014 in
totaal nog om circa 300 Anw-gerechtigden gaan. Op dit moment is derhalve nog niet
precies duidelijk wat de omvang is van een herziening en wat de kosten zouden kunnen
zijn. Ik breng dit nader in kaart.
Ik wil nader bezien of een herziening over de jaren 2013 en 2014 mogelijk is, zonder
dat er een precedentwerking ontstaat door terug te komen op rechtens onaantastbare
besluiten. Ik wil uw Kamer hier voor 1 januari 2016 nader over informeren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma