Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 september 2015
In het Algemeen Overleg over pensioenonderwerpen van 3 september jl. heb ik aangekondigd
dat er onderzoek wordt gedaan naar de gevolgen van de huidige lage rente en het besluit
van De Nederlandsche Bank om de ultimate forward rate (ufr) aan te passen. Op verzoek
van uw Kamer meld ik in deze brief wanneer ik de resultaten van het onderzoek naar
de Tweede Kamer kan verzenden en welke aspecten het onderzoek in kaart zal brengen.
De afgelopen dagen heb ik overlegd met de verschillende betrokkenen bij het onderzoek,
te weten de Stichting van de Arbeid, de Pensioenfederatie, de Nederlandsche Bank en
het Centraal Planbureau. Alle betrokkenen streven naar een zo vroeg mogelijke afronding
van het onderzoek. Ik streef ernaar om de resultaten van het onderzoek op 7 oktober
naar uw Kamer te zenden.
Het onderzoek geeft inzicht in de gevolgen van de aanpassing van het financieel toetsingskader,
de veranderde marktomstandigheden en het besluit over de ufr, voor de dekkingsgraad,
de premie en de pensioenrechten en – aanspraken. Daarbij is sprake van zowel een kwalitatieve
als kwantitatieve duiding van de feiten. Er wordt gekeken naar de periode t/m 2020
met als startdatum 1 januari 2015, inclusief de premievaststelling voor 2021. Deze
periode is gekozen vanuit enerzijds de ingangsdatum van het nieuwe ftk en anderzijds
de effecten die zich voordoen in 2021 voor pensioenfondsen die de premie in 2015 voor
vijf jaar vastgezet hebben.
Het doel van het onderzoek is in beeld te brengen wat de effecten zijn van de lage
rente en wat de rol van de aangepaste ufr daarin is. De resultaten van het onderzoek
geven een zo feitelijk mogelijke weergave van de hierboven geschetste gevolgen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma