32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 204 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2014

Inleiding

Nederland heeft een sterk ontwikkeld stelsel van aanvullende pensioenen. Uit de Beleidsdoorlichting Pensioenen die ik in december jl. naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 30 982, nr. 16), blijkt dat het draagvlak onder het huidige pensioenstelsel onder druk staat. Er zijn demografische, economische, arbeidsmarktgerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen die vragen om een hernieuwde blik op het stelsel. Zo hebben langetermijnontwikkelingen zoals de vergrijzing, de veranderende relaties in de arbeidsmarkt en de individualisering gevolgen voor hoe je het pensioenstelsel kunt vormgeven. Fundamentele vragen komen daarbij op. Is ons huidige stelsel ook op langere termijn maatschappelijk houdbaar? Hoe zit het met de wensen die leven ten aanzien van pensioen? Hoe kan worden ingespeeld op de (intersectorale) arbeidsmobiliteit en de toenemende behoefte aan keuzevrijheid en maatwerk? Levert het huidige stelsel de best mogelijke kwaliteit in termen van doeltreffendheid, doelmatigheid en begrijpelijkheid? Het is belangrijk om daarover de dialoog te voeren.

Vormgeving van de dialoog

Pensioenen raken iedereen. Er zijn veel spelers op dit terrein, ieder met eigen invalshoeken en belangen. Gegeven het maatschappelijke belang van een goed pensioenstelsel zie ik het als mijn taak om te waarborgen dat alle belangen worden gehoord en meegenomen bij een oriëntatie op de toekomst. Van pensioendeskundigen en koepelorganisaties tot de mensen op straat.

De dialoog gaat in eerste instantie over wat wenselijk en haalbaar is op het gebied van aanvullende pensioenen. Het gaat daarbij om een aantal samenhangende fundamentele vraagstukken:

  • de wijze en mate van collectiviteit;

  • de gewenste ruimte voor maatwerk en keuzevrijheid;

  • de vorm en mate van solidariteit.

Deze thema’s staan niet los van elkaar: keuzes binnen één thema kunnen gevolgen hebben voor keuzemogelijkheden binnen een ander thema.

Als helderheid bestaat over de wat-vraag, is de logische vraag hoe dat te bereiken. Anders gezegd, de gemaakte keuzes op de thema’s hebben gevolgen voor hoe je het stelsel inricht. Dat raakt vraagstukken als eigendomsrechten, de positie van zzp-ers, maar ook elementen als het instrumentarium (onder andere de verplichtstelling en de doorsneepremie), ordening en rolverdeling (onder andere van de overheid, sociale partners en het individu), en de relatie met zorg en wonen. Daarom zal ook vroegtijdig moeten worden gestart met het nadenken over de vormgeving die nodig is om verschillende keuzes mogelijk te maken.

Activiteiten in de komende periode

De komende periode zal het kabinet in het kader van de toekomst van het pensioenstelsel in ieder geval de volgende activiteiten ontplooien:

  • Zelfstandigen: In het tweede kwartaal van 2014 komt het kabinet met een wetsvoorstel voor facilitering van een pensioenregeling voor zelfstandigen binnen de kaders van het huidige stelsel, zoals eerder aangekondigd.

  • Pensioen & wonen: In het voorjaar stuurt het kabinet u een brief over het voorstel van de RMU over pensioen en wonen. Hierin wordt verkend hoe zorgvuldige inpassing binnen de kaders van het huidige stelsel plaats kan vinden op zo kort mogelijke termijn. De inzichten uit wat er mogelijk is binnen het huidige stelsel neem ik ook mee in de analyse hoe deze onderdelen vorm kunnen krijgen in een toekomstig stelsel.

  • SER-advies: het kabinet heeft de SER verzocht om voor het einde van dit jaar met een advies te komen (bijgevoegd1). Met het advies van de SER krijgen sociale partners de gelegenheid om hun inzichten en visies over de toekomst van het stelsel in te brengen. Daarbij wordt ook de relatie tussen de vermogensopbouw voor pensioen, zorg en de eigen woning betrokken. Het advies van de SER vormt daarmee een belangrijk onderdeel van de dialoog.

  • Gesprekken en bijeenkomsten: Om de verschillende wensen en belangen in de maatschappelijke omgeving te inventariseren en duiden zal worden gesproken met onder andere sociale partners, pensioenuitvoerders, wetenschappers, vertegenwoordigers van ouderenorganisaties, toezichthouders en andere kennisinstituten.

  • Doorsneepremie: De doorsneepremiesystematiek leidt volgens het recente CPB-rapport over de doorsneepremie steeds vaker tot knelpunten. Het kabinet zal onderzoeken hoe omgegaan kan worden met (eventuele) aanpassingen van de doorsneepremie en zal daartoe verschillende beleidsvarianten concreet uitwerken (waarbij onder andere generatie-effecten, mogelijke transitiepaden en juridische vraagstukken worden betrokken).

De inzichten uit deze verschillende onderdelen zullen worden verwerkt in een hoofdlijnennotitie die u in het voorjaar van 2015 zal bereiken. Een notitie waarin verbindingen worden gelegd tussen de thema’s, de consequenties daarvan voor de inrichting van het stelsel, mogelijke transitiepaden, de beelden en belevingen vanuit de maatschappelijke omgeving (inclusief het SER-advies), de invloed van demografische, economische, arbeidsmarktgerelateerde en sociaal-culturele trends, en inzichten uit pensioenstelsels in andere landen. De notitie brengt de bouwstenen voor een toekomstig pensioenstelsel helder in beeld en beoogt daarmee politieke keuzes te faciliteren, onder meer met verschillende uitgewerkte beleidsvarianten ten aanzien van collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling en ook ten aanzien van de doorsneepremie en keuzevrijheid.

De betrokkenheid van uw Kamer bij dit traject vind ik uitermate belangrijk. In ieder geval ben ik van plan u ten minste twee keer per jaar te rapporteren over de voortgang en opbrengsten van de dialoog en u, als dat opportuun is, er uiteraard ook bij te betrekken.

Tot slot

Ik ben mij goed bewust van de lopende trajecten in het pensioendossier, zoals de verbetering van het financieel toetsingskader en van de communicatie aan de deelnemers. Bij deze trajecten gaat het vooral om een betere borging van het opgebouwde pensioen voor de korte en middellange termijn. De maatschappelijke dialoog over de toekomst van het stelsel is breder en gaat over de borging van de oudedagsvoorziening op lange termijn. Omdat de focus anders is, kunnen beide trajecten goed gelijktijdig gestalte krijgen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven